Parketnummer : 04/994580-07
uitspraak d.d. : 21 december 2007
VONNIS
van de politierechter te Roermond,
in de zaak tegen:
naam : [naam]
voornamen : [voornamen ]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [postcode en woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 december 2007.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij in of omstreeks de periode van 9 mei 2006 tot en met 14 december 2006, althans op of omstreeks 14 december 2006 te Heijen, gemeente Gennep, als houder van een of meer dieren, te weten vijf honden, ras Husky, en/of één kat,
aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers waren deze dieren vermagerd, gehuisvest in (sterk) vervuilde
verblijfplaatsen en hadden zij geen beschikking over drinkwater;
(artikel 37 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de politierechter verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de politierechter
Krachtens de wettelijke bepalingen is de politierechter bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewezenverklaring
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 7 december 2007 gevorderd dat het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
Verdachte geeft aan dat de opsporingsambtenaren zich op 14 december 2006 via de gesloten poort aan de achterzijde van het aan hem toebehorende terrein, ongeoorloofd toegang tot zijn erf hebben verschaft.
Verder is in het proces verbaal geen melding gemaakt van tussentijdse hercontrole waarbij de gezondheidstoestand van de dieren naar behoren was.
Ook heeft verdachte gesteld niet in de gelegenheid te zijn gesteld om een contra-expertise te laten uitvoeren met betrekking tot de bevindingen van de dierenarts. Verdachte bestrijdt namelijk dat er sprake zou zijn van ondervoeding. Omdat deze husky’s kleiner zijn dan de standaardmaat van dit soort honden, wijkt ook het gewicht af en is dit lager dan normaal. Daarbij zijn de honden eerder getraind als sledehonden en gelden voor deze honden andere criteria dan voor honden die geen sport beoefenen. De verminderde bespiering bij de honden is dan ook mede een gevolg van het feit dat ze nu niet meer als sledehonden worden getraind. Daarbij is ook de beperkte loopruimte in de kennel van invloed op de bespiering. Voorts heeft verdachte gesteld dat de bij de honden geconstateerde diaree te wijten is aan de stressgevoeligheid van de honden. Verdachte geeft aan dat hij op de hoogte was van de oogziekte van de in het dossier vermelde reu, de gezondheidsproblemen van de hond die aan de prostaat is geopereerd en van de niesziekte van de kat. De laatste twee dieren kregen hiervoor medicatie toegediend. Voor het toedienen van de medicatie verbleef de kat in de vogelkooi.
De Officier van Justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verbalisanten bevoegd waren via de dicht, maar niet afgesloten deur het erf te betreden. Verder geeft de Officier van Justitie aan dat de wet niet de mogelijkheid van contra-expertise kent, maar als verdachte kenbaar had gemaakt een contra-expertise op prijs te stellen, hij daartoe in de gelegenheid zou zijn gesteld. De Officier van Justitie geeft verder aan geen reden te hebben om aan de bevindingen van de dierenarts te twijfelen, alles wat verdachte naar voren brengt over de honden, heeft hij niet onderbouwd.
De politierechter overweegt met betrekking tot hetgeen door verdachte naar voren is gebracht als volgt:
Ten aanzien van het zich toegang verschaffen tot het erf via de dichte, maar niet afgesloten poort, overweegt de politierechter dat verbalisanten – door de minister van Justitie aangewezen als buitengewone opsporingsambtenaren – ingevolge artikel 115, eerste lid, van de Gezondheidsheid- en welzijnswet voor dieren juncto het bepaalde in artikel 5:15 van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd waren elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner. Dat de gezondheidstoestand van de honden bij een eerdere controle naar behoren zou zijn, zoals verdachte stelt, wat daar ook van zij, kan niet leiden tot de conclusie dat er geen vermoeden was van enig strafbaar feit, gezien het aantal meldingen, de gebleken psychische gezondheidssituatie van verdachte en het ten gevolge daarvan eerdere handelen in strijd met de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren door verdachte. Gelet hierop waren de verbalisanten naar het oordeel van de politierechter in de onderhavige situatie bevoegd het erf van verdachte te betreden.
Met betrekking tot de stelling van verdachte dat hij niet in de gelegenheid is gesteld een contra-expertise uit te voeren ten aanzien van de gezondheidstoestand van de dieren, overweegt de politierechter dat nu de wet niet voorziet in een dergelijk recht het aan verdachte was kenbaar te maken een dergelijke contra-expertise te wensen. Nu hij dit heeft nagelaten kan het openbaar ministerie niet verweten worden hem daartoe niet in de gelegenheid te hebben gesteld.
Tenslotte overweegt de politierechter geen reden te hebben te twijfelen aan de bevindingen van verbalisanten en de dierenarts ten aanzien van het aan verdachte ten laste gelegde.
De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastelegging heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 9 mei 2006 tot en met 14 december 2006, te Heijen, gemeente Gennep, als houder dieren, te weten vijf honden, ras Husky, en één kat, aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers waren deze dieren vermagerd, gehuisvest in (sterk) vervuilde verblijfplaatsen en hadden zij geen beschikking over drinkwater;
8. Het bewijs
De overtuiging van de politierechter dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
8.1 De bewijsmiddelen
Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de politierechter gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering.
9. Kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf:
een gedraging in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 122 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
10. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
11. De straffen en/of maatregelen
11.1 De algemene overwegingen
Op grond van de aard van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de politierechter van oordeel dat aan verdachte na te melden straf behoort te worden opgelegd.
11.2 De bijzondere overwegingen
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 7 december 2007 met betrekking tot de op te leggen strafgevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 2.250,00, subsidiair 45 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van € 1250,00, subsidiair 25 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De politierechter heeft bij de strafoplegging meer in het bijzonder enerzijds rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede met het belang van een juiste normhandhaving;
- het belang van de gezondheid en het welzijn van de betreffende dieren;
en anderzijds met:
- de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die overigens zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting, in het bijzonder zijn psychische gezondheidstoestand en zijn gezinssituatie;
- het feit dat verdachte blijkens zijn eigen verklaring lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met anti-sociale trekken;
Bij de vaststelling van de geldboete heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte in een mate waarin dat nodig wordt geacht met het oog op een passende bestraffing van verdachte.
Verdachte wordt door die vaststelling in diens inkomen en vermogen niet onevenredig getroffen.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke geldboete wordt enerzijds de ernst va het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht, en anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
11.3 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven honden, te weten vijf levende husky’s, dienen te worden verbeurdverklaard. De rechtbank acht het niet in het belang van de dieren dat zij terug worden geplaatst bij verdachte. Genoemde dieren zijn vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien met betrekking tot die honden het feit is begaan.
12. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c, 33, 33a, 91
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren art. 37, 122
De politierechter:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte terzake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een geldboete van € 2.250,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 45 dagen;
bepaalt dat van deze straf € 1.250,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 25 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat het onvoorwaardelijke gedeelte van de geldboete mag worden voldaan in tien achtereenvolgende maandelijkse termijnen, elk groot € 100,00;
verklaard verbeurd: vijf honden, ras husky.
Vonnis gewezen door de politierechter mr. C.M.W. Nobis , in tegenwoordigheid van J.M.M. Versteegh-Janssen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 december 2007.