ECLI:NL:RBROE:2008:BC8959

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
9 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
79436 / FA RK 07-516
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.C.G. Brants
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 9 april 2008 uitspraak gedaan over de wijziging van het gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag over twee minderjarigen, [kind 1] en [kind 2]. De moeder, verzoekster, heeft verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen, omdat de communicatie met de vader, verweerder, ernstig verstoord is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader een starre houding aanneemt, waardoor het voor de ouders onmogelijk is om samen het gezag uit te oefenen. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om de moeder te belasten met het eenhoofdig gezag en om de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen te beëindigen. De rechtbank heeft deze adviezen overgenomen, omdat de kinderen hebben aangegeven niet meer naar de vader te willen en er geen initiatieven zijn geweest van de vader om het contact te herstellen. De rechtbank oordeelt dat de communicatieproblemen tussen de ouders zo ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren dreigen te raken als het gezamenlijk gezag zou worden voortgezet. De rechtbank heeft de moeder belast met het eenhoofdig gezag en de vader het recht op omgang ontzegd. Tevens is de vader verplicht om vier keer per jaar informatie over de kinderen te ontvangen van de moeder.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaaknummer: 79436 / FA RK 07-516
Beschikking van 9 april 2008 betreffende ouderlijke verantwoordelijkheden
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen [verzoekster],
procureur: mr. S.H.M. Skrotzki;
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen [verweerder],
procureur mr. S.G.E. van Dooren.
Als belanghebbende merkt de rechtbank tevens aan:
[kind 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[kind 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].
[verzoekster] en [verweerder] hierna ook te noemen respectievelijk de moeder, de vader en tezamen de ouders.
1. Het verloop van de procedure
1.1. De rechtbank verwijst naar haar tussen partijen gegeven beschikking d.d.
1 augustus 2007 waarbij de beslissing met betrekking tot het gezag en de omgangsregeling is aangehouden en de raad voor de kinderbescherming is verzocht een rapport en advies hieromtrent uit te brengen.
1.2. Betreffende de gezagswijziging en een omgangsregeling heeft de raad voor de kinderbescherming te Roermond aan de rechtbank een schriftelijk advies d.d. 4 maart 2008 uitgebracht.
1.3. Op 12 maart 2008 is bij de rechtbank binnengekomen de brief, met bijlage, van
10 maart 2008 van de raad voor de kinderbescherming.
1.4. Op 11 maart 2008 is bij de rechtbank binnengekomen de brief van de procureur van moeder.
1.5. Op 18 maart 2008 is bij de rechtbank binnengekomen het faxbericht van de procureur van vader.
2. De vaststellingen en overwegingen
2.1 De ouders zijn op 16 september 1994 gehuwd. Uit dit huwelijk zijn [kind 1] en [kind 2] geboren. Bij beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 21 december 2001 is de echtscheiding uitgesproken, die op 9 januari 2002 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Aanvankelijk hebben de ouders een co-ouderschap afgesproken. Bij overeenkomst betreffende de kinderalimentatie en de omgang van 20 mei 2003 hebben de ouders een omgangsregeling afgesproken inhoudende dat vader omgang heeft met de kinderen gedurende één weekend per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.30 uur en op woensdagmiddag, in onderling overleg nader te bepalen, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen.
2.2 Moeder heeft onder meer gesteld dat de omgangsregeling niet meer in het belang van de kinderen kan worden geacht. Aan de omgangsregeling wordt reeds twee jaren geen invulling meer gegeven.
Moeder stelt met betrekking tot haar verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag dat vader nergens meer op reageert. Hierdoor is het niet mogelijk om het gezag gezamenlijk uit te oefenen. Vader lijkt geen interesse meer te hebben in de kinderen.
2.3 Vader heeft onder meer gesteld dat hij het van groot belang acht dat er door middel van omgangsbegeleiding opnieuw getracht wordt de omgang te hervatten.
Met betrekking tot het verzoek van moeder tot beëindiging van het gezamenlijke gezag betwist vader dat hij geen interesse meer heeft in de kinderen. Vader informeert regelmatig naar de schoolresultaten en er vinden persoonlijke gesprekken op school plaats. Hoewel er communicatieproblemen zijn tussen de ouders, acht vader de communicatie niet van dien aard dat de kinderen klem komen te zitten tussen de ouders.
2.4 De raad voor de kinderbescherming heeft de rechtbank geadviseerd moeder te belasten met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen [kind 1] en [kind 2]. Voorts heeft de raad geadviseerd om geen omgangsregeling tussen vader en de kinderen vast te leggen en een informatieverplichting aan moeder op te leggen om vader vier keer per jaar te voorzien van relevante informatie over de ontwikkeling van de kinderen en één keer per jaar een foto aan vader toe te zenden.
Uit de rapportage van de raad blijkt dat vader duidelijk te kennen heeft gegeven dat hij niets met moeder te maken wil hebben. Hij zet de kinderen hiermee in een klempositie en kan zich onvoldoende verplaatsen in de gevoelens en positie van de kinderen. Het handelen uit eigen belang lijkt bij vader voorop te staan. Het is vooral de starre houding van vader die in de weg staat aan het op gang brengen van de oudercommunicatie. Deze opstelling van vader maakt het, aldus de raad, wel heel moeilijk om samen met vader het ouderlijk gezag uit te oefenen.
De kinderen hebben duidelijk aangegeven niet meer naar vader te willen. Er zijn vanuit vader geen initiatieven geweest het contact te herstellen. Vader gaat niet serieus om met de emoties van de kinderen en legt de schuld van de problemen bij moeder. De raad ziet geen basis de contacten met vader te herstellen en een omgangsregeling te adviseren.
2.5 Moeder kan zich vinden in het rapport van de raad voor de kinderbescherming.
2.6 Vader kan zich niet vinden in het advies van de raad voor de kinderbescherming om moeder te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen. Vader stelt daartoe dat moeder nog geen hinder heeft ondervonden van het gezamenlijke gezag en dat hij nog altijd zijn medewerking heeft verleend. Vader wil betrokken blijven bij de schoolresultaten en medische onderzoeken, zoals het dyslexie onderzoek van [kind 2].
Met betrekking tot het raadsonderzoek stelt vader dat hij zijn emoties moeilijk kan tonen, hetgeen voor de raad wellicht is overgekomen als desinteresse, hetgeen echter een onjuiste conclusie is.
2.7 In artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen de rechtbank het gezamenlijk gezag, bedoeld in artikel 251, tweede lid BW, kan beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan in het belang van het kind het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt.
2.8 Het uitgangspunt van de wet is dat na echtscheiding in het belang van het kind het gezag gezamenlijk door de ouders uitgeoefend blijft worden.
Voor beëindiging van het gezamenlijk gezag dienen de (communicatie)problemen tussen de ouders dusdanig ernstig te zijn dat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren dreigen te raken indien de ouders het ouderlijk gezag gezamenlijk zouden blijven uitoefenen, en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen (zie Hoge Raad 10 september 1999, NJ 2000,20 als ook wetsontwerp 30 145 Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding).
2.9 Gelet op de voorhanden gedingstukken, waaronder de rapportage van de raad voor
de kinderbescherming, oordeelt de rechtbank dat uitoefening van het gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen niet langer haalbaar blijkt.
Voor het uitoefenen van het gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond de kinderen kunnen voordoen.
Uit de raadsrapportage komt een beeld van vader naar voren als een man met een starre houding die het eigen belang voorop stelt. De opstelling van vader getuigt van weinig respect voor moeder en laat geen inzet zien de oudercommunicatie op gang te brengen. De houding van vader maakt het voor moeder moeilijk om gezamenlijk het gezag over de kinderen uit te oefenen. De rechtbank acht het niet waarschijnlijk dat binnen afzienbare tijd voldoende verbetering in de communicatie van de ouders zal optreden.
De rechtbank oordeelt de (communicatie)problemen tussen de ouders dusdanig ernstig dat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren dreigen te raken indien de ouders het ouderlijk gezag gezamenlijk zouden blijven uitoefenen. Ook uit praktisch oogpunt acht de rechtbank het van belang om de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. Er dient rust en zekerheid gecreëerd te worden in het belang van de kinderen.
In de door vader gestelde interesse in de ontwikkeling van de kinderen kan worden voorzien door moeder een informatieplicht op te leggen op een wijze zoals hierna bepaald.
2.10 Onder meer op dezelfde gronden als onder rubriek 2.9 vermeld dient vader omgang met de kinderen te worden ontzegd. De rechtbank overweegt daartoe voorts dat vast staat dat er reeds geruime tijd geen omgang meer is tussen vader en de kinderen, zulks op verzoek van de kinderen. Blijkens de raadsrapportage geeft vader weinig blijk van inlevingsvermogen in de kinderen. Vader wuift de gevoelens van de kinderen weg en gaat niet serieus om met de emoties van de kinderen. Vader legt de schuld van de problemen buiten zichzelf en weigert te investeren in het oplossen van deze problemen. Vanuit vader zijn geen initiatieven geweest om het contact te herstellen of om te praten over de moeite en weerstand van de kinderen om naar vader te gaan. Ook van het door de raad voor de kinderbescherming aangeboden gesprek met de kinderen maakt vader geen gebruik. Gelet op het vorenstaande moet vader kennelijk ongeschikt worden geacht tot omgang.
2.11 De rechtbank acht termen aanwezig de proceskosten tussen de ouders te compenseren.
3. De beslissing
De rechtbank:
3.1. bepaalt dat moeder wordt belast met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen:
[kind 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[kind 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
3.2 wijzigt de tussen de ouders met betrekking tot voornoemde minderjarigen
overeengekomen omgangsregeling in die zin dat vader het recht op omgang wordt ontzegd;
3.3 bepaalt dat moeder vader vier keer per jaar, zijnde één keer per kwartaal, informeert over de ontwikkeling van voornoemde minderjarigen en vader één keer per jaar een recente foto van de minderjarigen toestuurt;
3.2. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.3. compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elk van hen de eigen kosten draagt;
3.4. wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.C.G. Brants, kinderrechter en ter openbare terechtzitting van 9 april 2008 uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
DT
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.