ECLI:NL:RBROE:2008:BC9171

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
7 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
85501 / KG ZA 08 - 60
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaalde vereisten in akte van cessie en opheffing van conservatoir beslag in kort geding

In deze zaak, die op 7 april 2008 door de Rechtbank Roermond is behandeld, hebben eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], een kort geding aangespannen tegen gedaagden, waaronder de besloten vennootschap Handelsmaatschappij [NAAM] BV. De eisers vorderden onder andere de opheffing van conservatoire beslagen die door gedaagde sub 1 op hun woningen en bankrekeningen waren gelegd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eisers een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen, aangezien de beslagen hen belemmerden in hun financiële verplichtingen.

De voorzieningenrechter heeft de feiten in de zaak vastgesteld, waarbij werd opgemerkt dat de eisers en gedaagden aandeelhouders zijn van [naam] International BV. De gedaagden hebben conservatoir beslag gelegd op de woningen van de eisers en op bankrekeningen, met als reden dat zij vorderingen op de eisers zouden hebben. De voorzieningenrechter heeft de geldigheid van de akte van cessie beoordeeld en geconcludeerd dat deze voldoende bepaald was, waardoor de vorderingen van gedaagde sub 1 niet ondeugdelijk waren.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het beslag op de bankrekeningen opgeheven, omdat de eisers anders onevenredig in hun belangen zouden worden geschaad. Het beslag op de woningen is echter gehandhaafd, omdat er onvoldoende bewijs was dat de vorderingen van gedaagde sub 1 ondeugdelijk waren. De vorderingen van de eisers om een voorschot op schadevergoeding te ontvangen zijn afgewezen, omdat niet summierlijk was gebleken van schade. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door mr. H.T.J.F. Verhappen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 85501 / KG ZA 08-60
Vonnis in kort geding van 7 april 2008
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats]
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats]
eisers,
procureur mr. J.W.P. Tulfer,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HANDELSMAATSCHAPPIJ [NAAM] BV,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats]
gedaagden,
procureur mr. H.J.J.M. van der Bruggen.
Eisers zullen hierna gezamenlijk “[eisers]” worden genoemd en afzonderlijk “[eiser sub 1]” en “[eiser sub 2]”. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk “[gedaagden]” worden genoemd en afzonderlijk “[gedaagde sub 1]”, “[gedaagde sub 2]” en “[gedaagde sub 3]”.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eisers]
- de pleitnota van [gedaagden].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser sub 1], [eiser sub 2], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] houden ieder 25% aandelen in de vennootschap [naam] International BV. Het bestuur wordt gevormd door [eisers].
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn de aandeelhouders en statutair bestuurders van [gedaagde sub 1].
2.2. Door [gedaagde sub 1] is op 20 maart 2008 conservatoir beslag gelegd op de woningen van [eisers]. Tevens is conservatoir beslag gelegd onder de ABN Amro Bank, de SNS Bank en [naam] International BV. Het beslag onder [naam] International BV is - naar achteraf is gebleken - een loonbeslag. [eisers] zijn in dat kader niet gehoord.
3. Het geschil
3.1. [eisers] vorderen samengevat - opheffing van de conservatoire beslagen; betaling van een voorschot op schadevergoeding van EUR 10.000,00; een verbod om nieuwe of aanvullende beslagen te leggen; verkorting van de termijn waarbinnen de procedure in hoofdzaak aanhangig moet zijn gemaakt en proceskosten.
3.2. [gedaagden] voeren verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de aard van de onderhavige vorderingen volgt dat [eisers] een voldoende spoedeisend belang hebben bij de gevorderde voorzieningen.
4.2. [eisers] voeren allereerst aan dat de akte van cessie, waarbij [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hun vorderingen op [eisers] hebben gecedeerd aan [gedaagde sub 1], niet kan worden aangemerkt als een geldige cessie tussen [gedaagde sub 1] enerzijds en [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] anderzijds. Daardoor zou [gedaagde sub 1] geen vordering hebben op [eisers] en zouden de beslagen dienen te worden opgeheven. Volgens vaste jurisprudentie behoeft de over te dragen vordering niet nauwkeurig in de akte te worden omschreven. Voldoende is dat de akte zodanige gegevens bevat dat - eventueel achteraf - aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vordering het gaat. Uit de akte van cessie blijkt dat het gaat om de vorderingen die [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] menen te hebben op [eisers], doordat [eisers] ten onrechte bedragen aan het vermogen van [naam] International BV zouden hebben onttrokken en in strijd zouden hebben gehandeld met de aandelenovereenkomst. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de vordering hierdoor voldoende bepaald en is er sprake van een rechtsgeldige cessie.
4.3. De voorzieningenrechter kan de beslagen - onder meer - opheffen indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ([gedaagde sub 1]) ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt.
4.4. De beslagen zijn gelegd, omdat [gedaagde sub 1] een aantal vorderingen op [eisers] pretendeert, begroot op in totaal EUR 200.000,00 (EUR 100.000,00 op [eiser sub 1] en EUR 100.000,00 op [eiser sub 2]). De vorderingen zouden zijn ontstaan doordat na een boekenonderzoek is gebleken dat [eisers] in strijd hebben gehandeld met de statuten van [naam International BV] en dat zij zonder recht of titel bedragen aan het vermogen van [naam] hebben onttrokken. Tevens zouden [eisers] boetes hebben verbeurd wegens het in strijd handelen met de aandeelhoudersovereenkomst.
4.5. Tijdens de mondelinge behandeling hebben [gedaagden] aangevoerd dat het loonbeslag onder [naam] International BV niet langer wordt gehandhaafd en inmiddels is opgeheven. Het loon over de maand maart 2008 zou volledig zijn voldaan. [eisers] stellen dat zij het voorgaande nog niet hebben kunnen verifiëren, doch stellen dat zij door het beslag onder de bank hoe dan ook niet de beschikking hebben over hun salaris en dat zij daardoor niet in staat zijn aan hun maandelijkse betalingsverplichtingen te voldoen, waardoor het spoedeisend belang nog immer aanwezig is. [eisers] stellen voor het overige gemotiveerd dat [gedaagde sub 1] geen enkel vorderingsrecht op hen heeft.
4.6. Allereerst stelt de voorzieningenrechter vast dat [eisers] niet betwist dat het beslag onder [naam] International BV is opgeheven, waardoor dit beslag verder geen bespreking en beslissing meer behoeft.
4.7. Ten aanzien van het beslag op de woningen van [eisers] is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet summierlijk is gebleken dat het vorderingsrecht van [gedaagde sub 1] ondeugdelijk is. Immers, de stellingen van [gedaagden] (onder meer forse toename van administratiekosten, dienstverband echtgenote van [eiser sub 2], verhoging salarissen, werkzaamheden van [eiser sub 1] voor Octopus Engineering BV, overtreding aandeelhoudersovereenkomst, zonder toestemming van [gedaagde sub 1] aangaan van aanvullende financieringen en overige houding en gedragingen van [eisers]) zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter vooralsnog voldoende steekhoudend om van een vordering te kunnen spreken. Gezien het feit dat [eisers] de stellingen van [gedaagden] gemotiveerd hebben betwist, zal nader bewijs dienen te worden aangedragen door hetzij [eisers] hetzij [gedaagden]. Daarvoor is in deze procedure echter geen plaats. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding om het beslag op de woningen van [eisers] op te heffen.
4.8. Daarentegen is de voorzieningenrechter voorshands in het kader van een belangenafweging van oordeel - gezien het gemotiveerde verweer van [eisers] tegen de vorderingen van [gedaagde sub 1] en het feit dat de hoogte van de vorderingen van [gedaagde sub 1] nog geenszins duidelijk is - dat het beslag op de bankrekeningen dient te worden opgeheven. Daarbij acht de voorzieningenrechter relevant dat de salarissen van [eisers] worden ontvangen op de betreffende bankrekeningen en dat [eisers] hebben aangevoerd dat zij bij handhaving van de beslagen op de bankrekeningen niet in staat zijn aan hun maandelijkse verplichtingen te voldoen, welke stelling [gedaagden] onvoldoende gemotiveerd hebben betwist. Een en ander brengt met zich mee dat [eisers] onevenredig zwaar in hun belangen worden geschaad bij het beslag op de bankrekeningen ten opzichte van het belang van [gedaagden] om voldoende verhaalsmogelijkheden te hebben. Het is immers nog onvoldoende duidelijk òf en in welke omvang [eisers] iets aan [gedaagden] verschuldigd zouden zijn.
4.9. De voorzieningenrechter acht het echter te ver gaan om [gedaagden] op voorhand te verbieden andere – minder belastende – beslagen te leggen ten laste van [eisers]. De vordering onder 4 zal dan ook worden afgewezen.
4.10. Nu het beslag op de bankrekeningen wordt opgeheven ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de termijn waarbinnen de procedure in de hoofdzaak aanhangig moet zijn gemaakt te verkorten. Voorts vorderen [eisers] onder punt 3 een voorschot op schadevergoeding van EUR 10.000,00. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat vooralsnog niet summierlijk is gebleken van schade, laat staan van een spoedeisend belang op dat punt. De vorderingen onder 3 en 5 worden daarom eveneens afgewezen
4.11. Partijen zijn over en weer in het ongelijk gesteld, zodat de proceskosten zullen worden gecompenseerd zoals hierna is bepaald.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. heft het conservatoire beslag onder de ABN Amro Bank en de SNS Bank op.
5.2. compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.T.J.F. Verhappen en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2008.?