ECLI:NL:RBROE:2008:BD2165

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
23 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
84178 / HA ZA 08 - 57
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid en woonplaats in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Roermond, heeft eiser een incidentele vordering ingediend om de rechtbank zich onbevoegd te verklaren. De zaak betreft de woonplaats van eiser, die volgens de GBA staat ingeschreven op een adres in Nederland, maar stelt dat hij in Duitsland woont en daar ook werkzaam is. De rechtbank heeft de procedure op 11 januari 2008 gestart met een dagvaarding, gevolgd door een incidentele conclusie tot onbevoegdheid van eiser en een verweer van verweerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op twee adressen is ingeschreven, zowel in Nederland als in Duitsland, en heeft geconcludeerd dat de woonplaats van eiser op het moment van dagvaarding in Nederland ligt. De rechtbank heeft de vordering van eiser om zich onbevoegd te verklaren afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat eiser daadwerkelijk zijn woonplaats in Duitsland had. De rechtbank heeft ook overwogen dat de e-mail van eiser aan de advocaat van verweerder, waarin hij zijn adreswijziging zou hebben meegedeeld, niet als bewijs kon dienen, omdat de ontvangst daarvan door verweerder werd betwist. De rechtbank heeft uiteindelijk beslist dat eiser als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident wordt veroordeeld. De zaak is opnieuw op de rol gezet voor beraad over een comparitie.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 84178 / HA ZA 08-57
Vonnis in incident van 23 april 2008
in de zaak van
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. F.R. Duijn,
procureur mr. O.J.H.M. van Eijndhoven,
tegen
[eiser],
wonende te [woonplaats (Nederland)],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. M.C. Reurings,
procureur mr. H.J.J.M. van der Bruggen.
Partijen zullen hierna [verweerder] (in het incident) en [eiser] (in het incident) genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 januari 2008 met bijlagen;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdheid, tevens houdende conclusie van antwoord;
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. [eiser] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart.
[verweerder] voert verweer.
2.2. [eiser] heeft -onder meer- aangevoerd dat hij weliswaar volgens de GBA staat ingeschreven te [woonplaats (Nederland)], echter daar niet woonplaats heeft maar in Duitsland, daar ook duurzaam verblijft, en daar werkzaam is. Hij zou dit ook per e-mail aan (de advocaat van) [verweerder] hebben meegedeeld. Aldus moet de dagvaarding nietig worden verklaard, en is niet de rechtbank Roermond maar die te Utrecht bevoegd.
2.3. [verweerder] heeft -onder meer- als volgt aangevoerd. Betwist wordt dat bedoelde e-mail is ontvangen. Er is uitgegaan van de adresgegevens in de GBA, en het uitbrengen van de dagvaarding op het adres te [woonplaats (Nederland)] heeft [eiser] niet gehinderd kennis te nemen daarvan. [eiser] heeft zijn woonplaats in [woonplaats (Nederland)] en bij gebrek aan wetenschap wordt ontkend dat [eiser] buiten die woonplaats verblijfplaats heeft.
2.4. De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen. Daartoe is overwogen als volgt.
2.5. Bepalend is in dezen waar [eiser] zijn woonplaats heeft.
Ingevolge artikel 10, lid 1, BW bevindt de woonplaats van een natuurlijk persoon zich te zijner woonstede, en bij gebreke van woonstede ter plaatse van zijn werkelijk verblijf.
Als algemene regel en uitgangspunt (waarop echter, uit de aard der zaak, uitzonderingen mogelijk zijn) kan worden aangehouden dat iemands woonstede is gelegen in de gemeente waar hij in het persoonsregister is opgenomen.
In het “Overzicht bevragen LRD” (productie 4 van [verweerder]), zijnde de uitdraai van de door de deurwaarder in opdracht van [verweerder] op 28 december 2007 verkregen gegevens uit het GBA, is vermeld dat [eiser] als woonplaats heeft [woonplaats (Nederland)]. Uit de vermelding “Datum adreshouding 01-09-2006” leidt de rechtbank af dat hij aldaar vanaf laatstgenoemde datum staat ingeschreven.
[eiser] heeft als productie 1 ingediend een zogeheten “Anmeldebestätigung” van 13 september 2006, kennelijk afgegeven door de burgemeester van [woonplaats (Duitsland)], waarop -onder meer- is vermeld: “[woonplaats (Duitsland)] ist Hauptwohnung”, en “Tag des Einzugs: 01-09-2006”.
2.6. Uit het voorgaande lijkt de conclusie te moeten worden getrokken dat [eiser] zich kennelijk met ingang van dezelfde dag, namelijk 1 september 2006, op 2 verschillende adressen, in Nederland en in Duitsland, heeft laten inschrijven. De rechtbank tast in het duister over de vraag welke motieven aan deze handelwijze van [eiser] ten grondslag hebben gelegen, maar houdt het er, bij gebreke van objectieve aanknopingspunten voor de stelling van [eiser] dat hij daadwerkelijk zijn woonstede heeft in [woonplaats (Duitsland)], voor dat als woonplaats van [eiser] ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding heeft te gelden [woonplaats (Nederland)].
Het beroep zijdens [eiser] op een e-mail met adreswijziging die op 15 juni 2007 aan de advocaat van [verweerder] zou zijn gezonden treft geen doel, reeds omdat de ontvangst daarvan zijdens [verweerder] is betwist. Hetzelfde moet worden gezegd van de stelling dat [eiser] werkzaam is in Duitsland, ter onderbouwing waarvan een zogeheten “Lohnsteuerkarte 2008” is ingediend. Of [eiser] al dan niet werkzaam is in Duitsland levert op zich zelf geen aanknopingspunt op voor diens woonplaats, gelet op de geografische ligging van [woonplaats (Nederland)] ten opzichte van Duitsland.
2.7. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. wijst het gevorderde af;
3.2. veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident, aan de zijde van [verweerder] tot op heden begroot op € 452,--,
in de hoofdzaak
3.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 7 mei 2008
voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een comparitie.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.T.J.F. Verhappen en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2008.?