ECLI:NL:RBROE:2008:BD2859

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
28 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
80938 / FA RK 07-951
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en wijziging gezag in het belang van de kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 28 mei 2008 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen de vrouw en de man. De vrouw heeft op 12 juli 2007 een verzoekschrift ingediend, waarin zij om een echtscheiding vroeg, alsook om een wijziging van het gezamenlijk gezag over hun minderjarige kinderen naar eenhoofdig gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is, waardoor het gezamenlijk gezag niet langer haalbaar is. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat het gezag aan de vrouw alleen toekomt, omdat er een groot risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken indien het gezamenlijk gezag zou blijven bestaan. De man is ongeschikt geacht tot omgang met de kinderen, wat heeft geleid tot de beslissing om hem het recht op omgang te ontzeggen. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de man om een omgangsregeling afgewezen, omdat hij niet in staat is om aan de voorwaarden voor omgang te voldoen. De vrouw is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen, nu zij alleen het gezag over hen heeft gekregen. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de man verplicht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaaknummer : 80938 / FA RK 07-951
Beschikking van 28 mei 2008 betreffende echtscheiding
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende op een GEHEIM ADRES,
hierna te noemen de vrouw,
procureur: mr. J. Kerouache;
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de man,
procureur: mr. H.J.J.M. van der Bruggen,
advocaat: mr. M. de Maaré,
hierna ook te noemen de echtgenoten.
1. Het verloop van de procedure
1.1. De vrouw heeft op 12 juli 2007 een verzoekschrift bij de rechtbank ingediend dat bij exploot d.d. 23 juli 2007 aan de man is betekend. Bij dat verzoekschrift is verzocht een beslissing te nemen over:
- de echtscheiding;
- de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap;
- de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen [kind 2], [kind 3] en [kind 4];
- het eenhoofdig gezag over de minderjarigen;
- een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (kinderbijdrage) ad EUR 87,50 per kind per maand;
- een uitkering tot levensonderhoud (partnerbijdrage) ad EUR 150,= per maand.
1.2. De man heeft op 19 september 2007 een verweerschrift bij de rechtbank ingediend, waarin hij zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het echtscheidingsverzoek en de verzoeken omtrent de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen.
Ten slotte heeft de man gevraagd de vrouw in haar overige verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze verzoeken af te wijzen.
Het verweerschrift bevat een zelfstandig verzoek een beslissing te nemen over:
- de vaststelling van een omgangsregeling.
1.3. De vrouw heeft op 23 oktober 2007 een verweerschrift tegen het zelfstandig verzoek ingediend, waarin zij heeft gevraagd het zelfstandige verzoek van de man ontrent de omgangsregeling af te wijzen.
1.4. Op 21 november 2007 is zijdens de vrouw bij de rechtbank ingekomen een brief 21 november 2007 met bijlagen.
1.5. Op 26 november 2007 is zijdens de man bij de rechtbank ingekomen een brief d.d. 23 november 2007 met bijlage.
1.6. Op 3 december 2007 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden.
Bij deze behandeling zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door mr. J. Kerouache;
- namens de man, mr. M. de Maaré.
De man is –ofschoon behoorlijk opgeroepen- niet in persoon verschenen.
1.7. Op 14 december 2007 is per telefax zijdens de man bij de rechtbank ingekomen een brief met bijlagen.
1.8. Op 20 december 2007 is zijdens de vrouw bij de rechtbank een brief d.d. 17 december 2007 ingekomen.
1.9. Op 5 februari 2008 is bij de rechtbank ingekomen een rapport en advies d.d. 29 januari 2008 van de raad voor de kinderbescherming te Roermond .
1.10. Op 12 februari 2008 is zijdens de vrouw bij de rechtbank een brief d.d. 11 februari 2008 ingekomen.
1.11. Op 20 februari 2008 is zijdens de vrouw bij de rechtbank een brief d.d. 19 februari 2008 met bijlagen ingekomen.
1.12. Op 21 februari 2008 is zijdens de man bij de rechtbank een brief d.d. 20 februari 2008 ingekomen.
1.13. Op 3 april 2008 heeft wederom een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden.
Bij deze behandeling zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door mr. J. Kerouache;
- namens de man, mr. M. de Maaré.
De man is –ofschoon behoorlijk opgeroepen- niet in persoon verschenen.
1.14. Tijdens voornoemde mondelinge behandeling is door de advocaat van de vrouw een brief d.d. 13 december 2007 overgelegd en is verzocht deze brief aan het convenant te hechten. De advocaat van de man heeft daarmee ingestemd.
1.15. Het minderjarige kind van twaalf jaar of ouder is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken.
2. De vaststellingen en overwegingen
2.1. Uit de overgelegde bescheiden blijkt hetgeen bij het verzoekschrift is gesteld over het huwelijk en de Nederlandse nationaliteit van de echtgenoten.
2.2. De echtgenoten hebben de thans nog minderjarige kinderen:
1. [kind 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
2. [kind 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
3. [kind 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
4. [kind 4], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].
2.3. De echtscheiding
De man heeft de door de vrouw gestelde duurzame ontwrichting van het huwelijk niet weersproken.
De man heeft zich met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. De rechtbank acht dat verzoek toewijsbaar en zal beslissen zoals hierna vermeld.
2.4. Met betrekking tot het verzoek van de vrouw de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap te bevelen ten overstaan van een notaris
overweegt de rechtbank als volgt.
Blijkens het overgelegde convenant hebben de echtgenoten reeds een regeling getroffen met betrekking tot de gemeenschappelijke goederen en beogen zij de verdeling van hun gemeenschappelijke goederen uitputtend te regelen. Zij hebben dus geen belang meer bij een verzoek tot verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap ten overstaan van de notaris. De rechtbank zal de echtgenoten dan ook niet-ontvankelijk verklaren in dat verzoek.
De rechtbank zal het verzoek omtrent de onderlinge regelingen toewijzen, in die zin dat de rechtbank die regelingen in de beschikking zal opnemen op de manier als hierna bepaald.
2.5. Bij beschikking van 17 oktober 2007 betreffende voorlopige voorzieningen is de raad voor de kinderbescherming verzocht rapport en advies uit te brengen omtrent de in de echtscheidingsprocedure verzochte omgangsregeling. Inmiddels heeft de raad voor de kinderbescherming te Roermond aan de rechtbank een rapport d.d. 29 januari 2008 en een schriftelijk advies uitgebracht over het verzoek omtrent de omgangsregeling. Uit dit rapport blijkt dat het voor de raad voor de kinderbescherming niet mogelijk is om ter zake de invulling van de omgang advies uit te brengen, omdat omgang onder de huidige omstandigheden, gelet op de problematiek bij de kinderen en het feit dat vader niet wenst te reizen, niet haalbaar lijkt. De raad hecht er evenwel aan bij alle betrokkenen te benadrukken dat de kinderen te allen tijde gerechtigd zijn en blijven om contact met hun vader te hebben.
De raad heeft niet geadviseerd over het gezag over de minderjarige kinderen.
2.6. Het eenhoofdig gezag
2.6.1. De vrouw heeft het eenhoofdig gezag over de minderjarigen gevraagd. De rechtbank leest dit verzoek zo dat zich dit tevens uitstrekt tot [kind 1].
De man heeft gevraagd de vrouw in dit verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans dit verzoek af te wijzen.
2.6.2. De vrouw heeft in haar verzoekschrift onweersproken gesteld dat de man geen enkele afspraak nakomt. Zij heeft voorts aangegeven ieder vertrouwen in de man te hebben verloren. Er is al in geen tijden contact tussen de man en de kinderen geweest, aldus de vrouw.
2.6.3. Door de advocaat van de man is ter zitting gesteld dat de man zich voor wat betreft het gezag zorgen maakt over de opvoeding van de kinderen. Dat de man zich zorgen maakt over de opvoeding van de kinderen baseert de man op hetgeen er vroeger allemaal is gebeurd.
2.6.4. Door de vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming is ter zitting gesteld dat de ouders niet in staat zijn invulling te geven aan de uitvoering van het gezamenlijk gezag.
2.6.5. Het uitgangspunt van de wet is dat na echtscheiding in het belang van het kind het gezag gezamenlijk door de ouders uitgeoefend blijft worden.
Blijkens artikel 1:251, lid 2 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter bepalen dat in het belang van de kinderen het gezag over de kinderen aan een van de ouders alleen toekomt.
Voor beëindiging van het gezamenlijk gezag dienen de (communicatie)problemen tussen de ouders dusdanig ernstig te zijn dat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren dreigen te raken indien de ouders het ouderlijk gezag gezamenlijk zouden blijven uitoefenen, en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen (zie Hoge Raad 10 september 1999, NJ 2000,20 als ook wetsontwerp 30 145 Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding).
2.6.6. Gelet op de voorhanden gedingstukken, waaronder de rapportage van de raad voor
de kinderbescherming, oordeelt de rechtbank dat uitoefening van het gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen niet langer haalbaar blijkt.
Voor het uitoefenen van het gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond de kinderen kunnen voordoen.
Tussen de ouders is kennelijk geen (constructief) overleg over de kinderen mogelijk, zodat zij niet in staat zijn aan het gezamenlijk gezag invulling te geven. Niet te verwachten valt dat hierin binnen afzienbare termijn verandering zal komen. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het niet verantwoord het gezamenlijk gezag van de ouders te laten voortduren. De rechtbank is van oordeel dat het belang van de kinderen meebrengt dat het gezag over hen aan de vrouw alleen toekomt, omdat een groot risico bestaat, gelet op de problematiek tussen de ouders, dat de kinderen klem- of verloren raken indien de ouders het gezamenlijk gezag zouden blijven uitoefenen.
Ook uit praktisch oogpunt acht de rechtbank het van belang om de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. Er dient rust en zekerheid gecreëerd te worden in het belang van de kinderen.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de vrouw voortaan alleen is belast met het gezag over de minderjarige kinderen.
2.7. De omgangsregeling
2.7.1. De man heeft een omgangsregeling gevraagd tussen hem en de minderjarigen.
De vrouw heeft gevraagd dit verzoek af te wijzen.
2.7.2. Door de advocaat van de man is ter zitting gesteld dat voor wat betreft de omgang met de kinderen het reizen voor de man een probleem is.
2.7.3. Ter zitting is door de vrouw gesteld dat het tegenstrijdig is dat de man enerzijds niet ter zitting aanwezig kan zijn in verband met suikerziekte en anderzijds wel op vakantie kan gaan naar Egypte.
2.7.4. Door de vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming is ter zitting gesteld dat hij geen mogelijkheden ziet voor omgang tussen de man en de minderjarigen op dit moment.
2.7.5. In artikel 377a van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat de rechtbank op verzoek van de ouders of één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht kan vaststellen, dan wel al dan niet voor bepaalde tijd kan ontzeggen.
2.7.6. De rechtbank is van oordeel dat, nu de man geen gevolg heeft gegeven aan de uitnodiging van de raad voor de kinderbescherming te Roermond en hij op 3 december 2007 en 3 april 2008 niet ter zitting is verschenen, de man zelf geen enkel initiatief heeft getoond en kennelijk wel in staat is om te reizen - door de vrouw is immers onweersproken gesteld dat de man naar Egypte op vakantie is geweest - de man ongeschikt dan wel niet in staat moet worden geacht tot omgang met de minderjarige kinderen. De rechtbank zal derhalve de man het recht op omgang met de minderjarigen ontzeggen.
2.8. De hoofdverblijfplaats van de minderjarigen [kind 2], [kind 3] en [kind 4]
In artikel 1:12 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat een minderjarige de woonplaats van hem die het gezag uitoefent volgt.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de vrouw alleen wordt belast met het gezag over de minderjarige kinderen, zij geen belang meer heeft bij haar verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen [kind 2], [kind 3] en [kind 4]. De rechtbank zal de vrouw derhalve niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek.
2.9. De kinder- en partnerbijdrage
De behoefte van de minderjarigen en de vrouw aan een onderhoudsbijdrage is niet bestreden, zodat deze vaststaat.
2.10. Blijkens de door man overgelegde salarisspecificatie van oktober 2007 bedraagt zijn inkomen EUR 1.559,= bruto per maand. Tevens houdt de rechtbank rekening met 8% vakantietoeslag. Ten slotte zal de rechtbank rekening houden met een eindejaarsuitkering, die omgerekend EUR 559,= bruto per jaar bedraagt, nu niet gebleken is dat de man deze uitkering niet meer zal ontvangen in de toekomst.
2.11. De rechtbank houdt voorts op jaarbasis rekening met:
• EUR 996,= ingehouden pensioenpremie
• EUR 135,= WW-premie
• EUR 1.411,= fiscale bijtelling inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage
Zorgverzekeringswet
2.12. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de volgende heffingskortingen:
• algemene heffingskorting
• arbeidskorting
2.13. Uitgaande van bovenstaande gegevens berekent de rechtbank het besteedbaar inkomen van de man op EUR 1.433,= per maand.
2.14. De rechtbank houdt rekening met de bijstandsnorm voor een alleenstaande, exclusief de woonkostencomponent, en een draagkrachtpercentage van 60%.
2.15. De rechtbank neemt de volgende maandelijkse lasten van de man in aanmerking:
• EUR 266,= kale woninghuur ad EUR 385,= per maand, na aftrek van huurtoeslag
ad EUR 119,= per maand
• EUR 117,= inkomensafhankelijke premie Zorgverzekeringswet
• EUR 0,= premie Zorgverzekeringswet ad EUR 95,= per maand, inclusief premie
aanvullende verzekering EUR 23,= per maand, na aftrek van
zorgtoeslag ad EUR 91,= per maand en na aftrek van in bijstandsnorm
begrepen nominaal deel premie ZVW van EUR 54,= per maand.
2.16. De rechtbank houdt tevens rekening met een door de man gesteld, door de vrouw niet bestreden, bedrag aan aflossing van schulden ad EUR 162,= per maand.
2.16.1. Op grond van voormelde financiële gegevens en rekening houdend met het te realiseren fiscaal voordeel, becijfert de rechtbank draagkracht bij de man tot betaling van een kinderbijdrage van EUR 33,= per kind per maand.
3. De beslissing
De rechtbank:
3.1. spreekt uit de echtscheiding tussen de echtgenoten, gehuwd op [datum] te Venlo;
3.2. bepaalt dat de vrouw alleen wordt belast met het gezag over de minderjarigen:
1. [kind 1], geboren te [geboorteplaats] op 5 maart 1993,
2. [kind 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
3. [kind 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
4. [kind 4], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
3.3. bepaalt dat de man ten behoeve van de verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarigen, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw heeft te betalen een bedrag van EUR 33,= per kind per maand, telkens vermeerderd met het bedrag van iedere uitkering die krachtens geldende wetten of regelingen ten behoeve van die minderjarigen kan of zal worden verleend;
3.4. bepaalt dat de onderlinge regelingen, als opgenomen in het overgelegde convenant dat op 8 februari 2008 ondertekend is door de man en op 19 februari 2008 ondertekend is door de vrouw, waarvan een door de griffier gewaarmerkt afschrift van drie (3) bladzijden aan deze uitspraak is gehecht, alsmede de door de advocaat van de vrouw ter zitting van 3 april 2008 overgelegde brief d.d. 13 december 2007, waarvan een door de griffier gewaarmerkt afschrift van drie (3) bladzijden aan deze uitspraak is gehecht, als in deze beschikking opgenomen worden beschouwd;
3.5. verklaart de echtgenoten niet-ontvankelijk in hun verzoek tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap;
3.6. ontzegt de man het recht op omgang met voornoemde minderjarigen;
3.7. verklaart de beslissing over het gezag en de kinderbijdrage uitvoerbaar bij voorraad;
3.8. verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van voornoemde minderjarigen [kind 2], [kind 3] en [kind 4];
3.9. wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M.T. Coenegracht en ter openbare civiele terechtzitting van 28 mei 2008 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
hs
Tegen deze uitspraak kan binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door de echtgenoten hoger beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Een in eerste aanleg niet verschenen echtgenoot kan hoger beroep instellen binnen drie maanden ná de betekening van deze uitspraak aan hem/haar in persoon danwel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en openlijk bekend is gemaakt.