ECLI:NL:RBROE:2008:BD2900

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
26 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
86818 / KG ZA 08 - 114
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing tenuitvoerlegging vonnis in afwachting van verzetprocedure met betrekking tot huurachterstand en huurgenot

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Roermond op 26 mei 2008 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de Woningstichting Venlo-Blerick. De procedure volgde op eerdere vonnissen van de kantonrechter te Venlo, waarbij [eiser] was veroordeeld tot betaling van een huurachterstand en de huurovereenkomst was ontbonden. [eiser] kwam in verzet tegen deze vonnissen en vorderde onder andere schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 16 april 2008, waarin hij was veroordeeld tot ontruiming van de woning. De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiser] een spoedeisend belang had bij zijn vorderingen, omdat hij anders mogelijk in een noodsituatie zou komen te verkeren door de ontruiming.

De voorzieningenrechter overwoog dat de Woningstichting verzuimd had om te voldoen aan de substantieringsplicht zoals voorgeschreven in artikel 111 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit verzuim had mogelijk geleid tot een onterecht verstekvonnis. De rechter concludeerde dat de belangenafweging in het voordeel van [eiser] diende uit te vallen, aangezien de Woningstichting geen zwaarwegende belangen had die zouden rechtvaardigen dat de tenuitvoerlegging van het vonnis onmiddellijk zou plaatsvinden.

Daarom werd de tenuitvoerlegging van het vonnis van 16 april 2008 geschorst totdat de kantonrechter in de verzetprocedure uitspraak had gedaan. Tevens werd de Woningstichting veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [eiser] waren begroot op EUR 1.155,44. De voorzieningenrechter bepaalde dat de Woningstichting een dwangsom van EUR 5.000,00 verbeurt bij overtreding van de schorsing van de tenuitvoerlegging.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 86818 / KG ZA 08-114
Vonnis in kort geding van 26 mei 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. A.J.T.M. Oudenhoven,
tegen
de stichting
WONINGSTICHTING VENLO-BLERICK,
gevestigd te Venlo,
gedaagde,
procureur mr. L.C.P.M. van Acker.
Partijen zullen hierna [eiser] en Woningstichting genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser].
1.2. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 mei 2008 heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan, welke uitspraak thans op schrift is gesteld.
2. De feiten
2.1. Tussen [eiser] (als huurder) en de Woningstichting (als verhuurder) geldt een huurovereenkomst betrekking hebbende op de woning aan de [adres] te [woonplaats]. Bij verstekvonnis van 28 november 2007 van de kantonrechter te Venlo is [eiser] onder meer veroordeeld tot betaling van EUR 557,41 terzake een huurachterstand over de periode tot en met oktober 2007. Bij verstekvonnis van 16 april 2008 van de kantonrechter te Venlo is de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en is [eiser] veroordeeld om het gehuurde te ontruimen.
2.2. Bij verzetdagvaarding van 23 mei 2008 is [eiser] in verzet gekomen tegen voornoemde vonnissen. Daarbij heeft [eiser] kort gezegd gevorderd het vonnis van
16 april 2008 te vernietigen en hem te ontheffen van de veroordelingen als vermeld in de vonnissen van 28 november 2007 en 16 april 2008. Daarnaast heeft [eiser] vermindering van de huurprijs gevorderd van EUR 100,00 per maand, vanwege vermindering van huurgenot.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat - een verbod om tot executie van het vonnis van 16 april 2008 over te gaan, op straffe van een dwangsom, alsmede de proceskosten.
3.2. Woningstichting voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de aard van de onderhavige vorderingen volgt dat [eiser] een voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen.
4.2. In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.3. [eiser] heeft aangevoerd dat de huurachterstand legitiem is ontstaan. Hij heeft een deel van de huurpenningen op grond van artikel 7:207 BW opgeschort wegens gederfd huurgenot. Daarover bestaat tussen partijen een geschil. Het beroep op het opschortingsrecht is vóór het uitbrengen van de dagvaardingen van 20 november 2007 en 8 april 2008 aan de Woningstichting medegedeeld. Vervolgens heeft [eiser] het maandelijks niet betaalde huurbedrag overgemaakt op een depotrekening bij de notaris. Voorts betoogt [eiser] dat gezien de ernst van zijn tekortkomingen, zijn woonbelang dient te prevaleren ten opzichte van het belang van de Woningstichting.
4.4. De Woningstichting stelt dat de gevorderde voorzieningen dienen te worden afgewezen, aangezien de dagvaardingen van 20 november 2007 en 8 april 2008 correct zijn betekend. Daarnaast heeft de Woningstichting aangegeven dat zij de tenuitvoerlegging van het vonnis van 16 april 2008 (ontruiming) wenst door te zetten, aangezien [eiser] in het verleden de huurpenningen stelselmatig te laat of niet heeft betaald. De Woningstichting heeft erkend dat zij door [eiser] op de hoogte is gesteld van de opschorting en de aanleiding daartoe en dat zij heeft verzuimd conform artikel 111 lid 3 Rv daarvan melding te maken in haar dagvaardingen van 20 november 2007 en 8 april 2008.
4.5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de tenuitvoerlegging van het vonnis van 16 april 2008, dient te worden geschorst totdat de kantonrechter in de verzetprocedure uitspraak heeft gedaan. Daartoe acht de voorzieningenrechter relevant dat de Woningstichting heeft verzuimd om aan het vereiste van artikel 111 lid 3 Rv te voldoen, waardoor mogelijk ten onrechte een veroordelend verstekvonnis is gewezen. De rechter heeft immers niet voldoende informatie gekregen om de rechtmatigheid en de grondslag van de vordering te kunnen beoordelen. Daarnaast dient de belangenafweging in het voordeel van [eiser] uit te vallen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de Woningstichting geen zodanig belang aangevoerd, waaruit zou volgen dat zij niet zou kunnen wachten totdat uitspraak is gedaan in de verzetzaak. In dat kader heeft de Woningstichting tijdens de mondelinge behandeling zelfs opgemerkt dat er niets op tegen is om de verzetprocedure af te wachten, doch zij is van mening dat [eiser] in die procedure in het ongelijk zal worden gesteld. Om die reden wenst zij dan ook de ontruiming door te zetten.
4.6. Zonder nader onderzoek - waarvoor in deze procedure geen plaats is - acht de voorzieningenrechter het te ver gaan om zonder meer aan te nemen dat [eiser] in het ongelijk zal worden gesteld in de verzetzaak. Het belang van [eiser] bij de gevorderde voorziening is evident. [eiser] zou bij afwijzing van de voorlopige voorziening immers - mogelijk ten onrechte - in een noodsituatie komen te verkeren, aangezien hij in dat geval geen woning meer heeft. De voorzieningenrechter ziet echter geen aanleiding om de Woningstichting een algeheel verbod tot executie van het vonnis van 16 april 2008 op te leggen. Het gevorderde zal dan ook worden toegewezen, op een wijze zoals hieronder geformuleerd.
4.7. De Woningstichting zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 85,44
- vast recht 254,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.155,44
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank Roermond, sector kanton, locatie Venlo van 16 april 2008, totdat de kantonrechter in de verzetprocedure (waarin de verzetdagvaarding op 23 mei 2008 aan de woningstichting is betekend) uitspraak heeft gedaan,
5.2. bepaalt dat de Woningstichting een dwangsom verbeurt van EUR 5.000,00 ineens bij overtreding van 5.1,
5.3. veroordeelt de Woningstichting in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 1.155,44,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.T.J.F. Verhappen en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2008.?
SR