ECLI:NL:RBROE:2008:BD6340

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
9 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
86533 JE RK 08-561
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.C.G. Brants
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor aanvraag paspoort minderjarige

In deze zaak verzoekt de vader om vervangende toestemming voor de aanvraag van een paspoort voor zijn minderjarige kind, omdat de moeder weigert deze toestemming te verlenen. De kinderrechter heeft op 9 juli 2008 uitspraak gedaan in deze kwestie. De kinderrechter oordeelt dat het in het belang van de minderjarige niet wenselijk is om vervangende toestemming te verlenen. De voorgenomen reis naar Maleisië, waarvoor het paspoort nodig zou zijn, is niet concreet en de vader heeft geen financiële middelen om deze reis te maken. De moeder, als verzorgende ouder, heeft zorgen over de intenties van de vader en de communicatie tussen de ouders is verstoord. De minderjarige beschikt al over een Nederlandse identiteitskaart, waarmee hij binnen Europa kan reizen. De kinderrechter wijst het verzoek van de vader af, omdat het belang van de minderjarige niet gediend is bij het verlenen van vervangende toestemming. De ouders zijn niet in staat om gezamenlijk het gezag uit te oefenen, wat het risico vergroot dat de minderjarige klem komt te zitten tussen de ouders. De kinderrechter concludeert dat vervangende toestemming de spanningen tussen de ouders niet zal verminderen en de situatie voor de minderjarige niet zal verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaak-/rolnummer: 86533 / JE RK 08-561
Beschikking van 9 juli 2008 betreffende de Paspoortwet
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres],
procureur: mr. S.J.M.P. Hoppers;
tegen:
[verweerster],
wonende te [adres],
procureur mr. drs. I. Ligtelijn.
Als belanghebbende merkt de rechtbank tevens de minderjarige aan:
[minderjarige], geboren te [geboortedatum en -plaats].
[verzoeker] en [verweerster] hierna ook te noemen respectievelijk de vader, de moeder en tezamen de ouders.
1. Het verloop van de procedure
1.1. [verzoeker], heeft de kinderrechter verzocht tot de verkrijging van een verklaring van toestemming tot aanvraag van een paspoort als bedoeld in artikel 34 lid 2 van de Paspoortwet voor voornoemde minderjarige, nu [verweerster] weigert een verklaring van toestemming te verlenen.
1.2. [verweerster] heeft een verweerschrift bij de rechtbank ingediend.
Voor wat het verweer betreft verwijst de rechtbank naar de inhoud van dit verweerschrift.
1.3. Op 17 juni 2008 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden.
Bij de behandeling zijn verschenen:
- de minderjarige,
- de vader, bijgestaan door mr. S.J.M.P. Hoppers,
- de moeder, bijgestaan door mr. drs. I. Ligtelijn.
2. De vaststellingen en overwegingen
2.1. Bij beschikking van deze rechtbank is de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken, welke uitspraak nadien is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de ouders en de minderjarige heeft zijn hoofdverblijfplaats bij moeder.
2.2. Vader heeft verzocht tot de verkrijging van een verklaring van toestemming tot aanvraag van een paspoort voor de minderjarige. Vader stelt dat hij met moeder niet kan communiceren. Vader heeft ter onderbouwing van zijn verzoek aangevoerd dat hij graag met zijn twee oudste kinderen, onder wie de minderjarige, op vakantie wil gaan naar Maleisië, voor welke reis een paspoort nodig is. Vader heeft ter zitting aangegeven dat de reis vooralsnog niet is geboekt omdat hij thans niet over financiële middelen beschikt om de reis naar Maleisië te kunnen maken, maar dat een papsoort evengoed in het belang van de minderjarige kan worden geacht, nu de minderjarige reislustig en leergierig is.
2.3. Moeder stelt dat vader geen belang heeft bij de procedure, nu hij tot op heden geen concrete plannen heeft gemaakt om naar Maleisië te vertrekken. De minderjarige beschikt over een Nederlandse identiteitskaart waarmee hij binnen Europa kan reizen, en dat volstaat.
De minderjarige zit, door toedoen van vader, in een dubbele positie. Enerzijds gaat hij graag naar vader, anderzijds ziet hij dat vader zijn broertje [broer] negeert. Voorts wordt hij door vader belast met geheimen voor moeder. Zo mocht de minderjarige van vader niet aan moeder vertellen dat hij was ingeënt tegen ziekten voor de reis naar Maleisië. Ook vermoedt moeder dat de minderjarige de financiële situatie van vader en de werkelijke reden voor de reis naar Maleisië voor haar geheim moet houden. Dat de minderjarige naar de onderhavige mondelinge behandeling zou komen, is moeder evenmin medegedeeld.
Ook moeder stelt dat de communicatie met vader is verstoord.
2.4. Blijkens artikel 34, eerste lid, van de Paspoortwet wordt bij een aanvraag door of ten behoeve van een minderjarige een verklaring van toestemming overgelegd van iedere persoon die het gezag uitoefent.
Blijkens het tweede lid van dat artikel kan, indien bij gezamenlijke gezagsuitoefening een van de personen die het gezag uitoefent weigert een verklaring van toestemming, als bedoeld in het eerste lid, af te geven, worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter, die alvorens een beslissing te nemen een vergelijk tussen beide personen beproeft.
Blijkens het vijfde lid geeft de rechter in het onderhavige geval een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.
2.5. De kinderrechter stelt vast dat moeder geen toestemming heeft verleend noch wenst te verlenen tot afgifte van een paspoort voor de minderjarige. Een vergelijk tussen de ouders is niet mogelijk gebleken.
2.6. De kinderrechter is, gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat het hem in het belang van de minderjarige niet wenselijk voorkomt dat vervangende toestemming wordt verleend voor de aanvraag van een paspoort.
De kinderrechter overweegt hiertoe het volgende.
De reden voor het onderhavige verzoek is ingegeven door een voorgenomen reis naar Maleisië die, omdat vader niet over de financiële middelen beschikt, niet, althans niet spoedig, gemaakt gaat worden. Daarnaast maakt moeder als verzorgende ouder zich zorgen over de werkelijke intentie achter de reis naar Maleisië. Nu de voorgenomen (controversiële) reis vooralsnog geen doorgang vindt heeft de minderjarige op dit moment geen paspoort nodig. De minderjarige beschikt immers al over een Nederlandse identiteitskaart waarmede hij in (nagenoeg) geheel Europa zelfstandig kan reizen.
Ook overigens is de kinderrechter van oordeel dat het belang van de minderjarige niet is gediend bij verlening van vervangende toestemming voor de aanvraag van een paspoort.
Bij beide ouders komt naar voren dat zij vanuit hun eigen visie het belang van de minderjarige nastreven. Er vindt tussen de ouders geen enkele communicatie plaats over de minderjarige. Aan de invulling van een gezamenlijke gezagsuitoefening komen de ouders daarom niet toe. Het risico dat de minderjarige klem dreigt te geraken tussen zijn ouders is reëel aanwezig. Hoewel de minderjarige daar thans (nog) niet erg gebukt onder lijkt te gaan moet niet uitgesloten worden geacht dat de minderjarige in een loyaliteitsconflict dreigt te geraken en/of zich voor de keuze voelt gesteld voor een van de ouders te moeten kiezen.
De kinderrechter vindt het verontrustend dat een minderjarige belangrijke informatie – zoals inenting voor verschillende tropische ziekten - voor zijn verzorgende ouder achter houdt of hierover liegt, omdat hem dat wordt opgelegd of omdat hij denkt dat dat gezien de situatie beter is.
Vervangende toestemming zal de ouders niet stimuleren tot communicatie en gezamenlijke gezagsuitoefening. Het zal de spanning tussen de ouders niet verminderen en de ouders, ten koste van de minderjarige verder uiteen drijven, hetgeen de kinderrechter in het belang van de minderjarige niet wenselijk voorkomt.
3. De beslissing
De kinderrechter
3.1. wijst het verzoek van vader af.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.C.G. Brants, kinderrechter, en ter openbare terechtzitting van 9 juli 2008 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.