ECLI:NL:RBROE:2008:BD6847

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
8 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
87554 KG ZA 08-144
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • P.C.G. Brants
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van toestemming tot verstrekking van een reisdocument voor een minderjarige in een pleeggezin

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Roermond op 8 juli 2008 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de Stichting vorderde om toestemming voor de afgifte van een reisdocument voor een minderjarige, die in een pleeggezin verblijft. De minderjarige was met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst en het pleeggezin, waar ook haar broer en zus verbleven, wilde haar meenemen op vakantie naar Spanje. De moeder van de minderjarige, [gedaagde], verleende echter geen toestemming voor de afgifte van het reisdocument.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het in het belang van de minderjarige was dat haar verblijf in het pleeggezin werd gecontinueerd en dat zij niet voor de duur van de vakantie moest worden onderbroken. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was voor de opvoeding en verzorging van de minderjarige, omdat de ouders niet in staat waren om haar belangen te waarborgen. De Stichting stelde dat een thuisplaatsing bij [gedaagde] op korte termijn niet aan de orde was en dat het pleeggezin belangrijk was voor het hechtingsproces van de minderjarige.

De voorzieningenrechter verleende uiteindelijk de gevraagde verklaring van toestemming voor de afgifte van het reisdocument, omdat [gedaagde] geen medewerking wenste te verlenen. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en compenseerde de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd openbaar uitgesproken op 8 juli 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 87554 / KG ZA 08-144
Vonnis in kort geding van 8 juli 2008
in de zaak van
[eiser],
gevestigd te [woonplaats],
hierna te noemen de Stichting,
procureur en advocaat: mr. H.P.J. Engels te Roermond,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen [gedaagde],
procureur en advocaat: mr. S. Skrotzki te Roermond.
Partijen zullen hierna de Stichting en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van de Stichting.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Bij beschikking van 6 juni 2008 en 18 juni 2008 heeft de rechtbank Roermond de stichting gemachtigd om de minderjarige [minderjarige], geboren te [geboorteplaats en -datum] voor de duur van twee weken, respectievelijk tot uiterlijk 15 oktober 2008 uit huis te plaatsen in een voorziening voor crisisopvang.
Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door [gedaagde].
3. Het geschil
3.1. De Stichting vordert samengevat - om :
primair: [gedaagde] te veroordelen om onmiddellijke medewerking te verlenen aan de afgifte van een reisdocument voor [minderjarige] door het ter zitting doen ondertekenen van een aanvraagformulier voor afgifte van het reisdocument, zonodig met een dwangsom;
subsidiair: vervangende toestemming te verlenen voor onmiddellijke afgifte van een reisdocument ten behoeve van [minderjarige].
3.2. [gedaagde] voert verweer en heeft gevorderd om de stichting in haar vorderingen niet ontvankelijk te verklaren althans deze af te wijzen, met veroordeling van eiseres in de kosten van deze procedure.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Bij beschikking van 18 juni 2008 heeft de kinderrechter de uithuisplaatsing noodzakelijk geoordeeld in het belang van de opvoeding en verzorging van [minderjarige]. Daarbij is overwogen dat genoegzaam is gebleken dat de ouders onvoldoende in staat zijn de belangen van [minderjarige] te waarborgen, ondanks dat de stichting de ouders voldoende kansen heeft geboden om de verzorging en opvoeding van [minderjarige] op zich te nemen. Genoemde beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2. De stichting acht een thuisplaatsing van [minderjarige] bij [gedaagde] op korte termijn niet
aan de orde. [minderjarige] verblijft, na een crisisplaatsing elders, per 1 juli 2008 in een perspectiefbiedend pleeggezin alwaar ook haar broer en zus verblijven.
[minderjarige] zal gedurende langere tijd, bij voorkeur tot het hechtingsproces is afgerond, in het huidige pleeggezin verblijven.
Het pleeggezin heeft vakantieplannen en wil per 10 juli 2008 gedurende vijf weken vakantie houden in Spanje. [gedaagde] weigert haar toestemming ter verkrijging van een geldig reisdocument voor [minderjarige]. Zonder reisdocument kan [minderjarige] niet mee op vakantie, hetgeen betekent dat zij voor de duur van de vakantie (wederom) elders zou moeten verblijven. Aan (tijdelijke) plaatsing bij familie gaat altijd een screening vooraf door de raad voor de kinderbescherming. Dat is in het onderhavige geval qua tijd niet haalbaar.
Desgevraagd verklaart de stichting dat contact tussen ouder en een kind dat verblijft in een perspectiefbiedend pleeggezin, eenmaal per maand is.
4.3. [gedaagde] stelt onder meer dat zij niet mee wenst te werken aan het verkrijgen van een reisdocument omdat vijf weken zonder contact met haar dochter veel te lang is. Er zijn familieleden die [minderjarige] tijdelijk willen opvangen, welke mogelijkheden de stichting niet heeft onderzocht. [gedaagde] is voornemens hoger beroep in te stellen tegen de beschikking van de kinderrechter van 18 juni 2008.
4.4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de stichting voldoende recht en belang heeft bij de gevraagde voorziening.
4.5. De voorzieningenrechter acht het in het belang van [minderjarige] dat haar verblijf in het
pleeggezin wordt gecontinueerd en niet voor de duur van de vakantie moet worden onderbroken. Weliswaar verblijft [minderjarige] nog maar kort in het pleeggezin, echter het belang van [minderjarige] is niet gediend met wederom een wijziging van verblijfplaats. Het gaat om een perspectiefbiedend pleeggezin waar ingroei belangrijk is nu thuisplaatsing bij [gedaagde] op korte termijn niet aan de orde is.
De stichting heeft ter zitting aangegeven dat getracht zal worden nog een contact tussen [gedaagde] en [minderjarige] te laten plaatsvinden vóór het vertrek naar Spanje.
Nu [gedaagde] geen toestemming en medewerking wenst te verlenen aan de afgifte van een reisdocument voor [minderjarige] zal de voorzieningenrechter een verklaring van toestemming verlenen voor de afgifte van een reisdocument ten behoeve van [minderjarige].
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding de geldigheid van het reisdocument in duur te beperken.
4.2. De rechtbank acht termen aanwezig de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verleent een verklaring van toestemming tot verstrekking van een reisdocument ten behoeve van [minderjarige], geboren te [geboorteplaats en -datum];
5.2. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C.G. Brants en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2008.