RECHTBANK ROERMOND
Sector kanton
Zaaknummer: 220241 \ CV EXPL 08-2740
Vonnis in kort geding van de kantonrechter te Venlo d.d. 6 augustus 2008
[eiser], wonende te [adres],
eiser in conventie, gedaagde in reconventie,
gemachtigde: mr. J.D.E. van den Heuvel,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hands To Work Personeelsdiensten B.V., gevestigd en kantoorhoudende te 5928 RH Venlo aan de Venrayseweg 182,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. S.G.J. Habets.
Partijen worden verder aangeduid als [V] en HTW.
1. Het verloop van de procedure in kort geding
1.1. Het verloop van het geding blijkt onder meer uit het navolgende:
- de inleidende dagvaarding met producties;
- het schrijven van 25 juli 2008 namens HTW, inhoudende een eis in reconventie,
met producties;
- de mondelinge behandeling van 29 juli 2008 en de ten behoeve hiervan
overgelegde producties;
- de pleitnota van mr. J.D.E. van den Heuvel;
- de pleitnotities van mr. S.G.J. Habets;
1.2. De zaak is op vonnis gesteld en de uitspraak daarvan is bepaald op heden.
2.1. [V] is vanaf 1 september 2007 in dienst van HTW in de functie van Controller tegen een salaris van EUR 7.395,80 bruto per maand, exclusief vakantiegeld en emolumenten. [V] heeft zijn werkzaamheden aangevangen op 15 augustus 2007. [V] was tevens lid van het managementteam.
2.2. [V] was op grond van zijn functie verantwoordelijk voor het proces van planning en control binnen de organisatie van HTW. [V] zag toe op de efficiency en effectiviteit van de ondernomen ondernemingsactiviteiten en adviseerde in dat kader de (financiële) leiding van het bedrijf.
2.3. Tussen de heren [T] (commercieel) en [M] (financieel), (voormalig) bestuurders en aandeelhouders van HTW, bestonden op het moment van indiensttreding van [V] en bestaan nog steeds ernstige zakelijke meningsverschillen.
2.4. [V] heeft, ook na 6 maart 2008, diverse malen (telefonisch) contact gehad met de op 6 maart 2008 als statutair directeur ontslagen heer [M].
2.5. [V] heeft een wijziging doorgevoerd op de door de Duitse accountant van HTW, verder aangeduid als [B], opgestelde cijfers.
2.6. Bij brief van 2 juli 2008 heeft HTW [V] op staande voet ontslagen.
2.7. [V] heeft inmiddels berust in de opzegging.
3. De vordering en de stellingen van [V]
3.1. [V] vordert bij wege van voorlopige voorziening HTW te veroordelen om aan [V] te voldoen de somma van EUR 75.000,00 bruto, ten titel van voorschot op het door HTW aan [V] verschuldigd loon en/of vakantiegeld en/of schadevergoeding, alles onder veroordeling van HTW in de kosten van dit geding.
3.2. Als grondslag voor zijn vordering stelt [V] – samengevat en voor zover van belang – het navolgende aan.
Het door HTW gegeven ontslag op staande voet is nietig. De door HTW aangevoerde twee gronden zijn onjuist, althans onvoldoende om een ontslag op staande voet te rechtvaardigen.
Allereerst werd [V] op 1 juli 2008 zonder enige vooraankondiging onderworpen aan een kruisverhoor door twee advocaten, hetgeen in strijd is met de beginselen van goed werkgeverschap, althans met de beginselen van hoor en wederhoor.
Voor een goede uitoefening van zijn functie was het voor [V] noodzakelijk op bepaalde momenten contact te hebben met de heer [M]. [M] was helemaal bekend met het dossier van de problematische vestiging van HTW in Polen; Jandar. Er was [V] nimmer een contactverbod met [M] opgelegd. In de mail van 8 februari 2008 wordt verzocht de heer [M] zoveel mogelijk met rust te laten en het telefoon en e-mail verkeer zoveel mogelijk via de heer [T] te laten lopen. [V] heeft deze mail niet opgevat als een contactverbod.
[V] heeft nimmer ontkend de kwartaalcijfers van [B] te hebben gecorrigeerd. De door [V] uitgevoerde correcties waren terecht en [V] wordt, nog steeds niet, verweten dat de correcties niet juist zouden zijn.
3.3. Voor de overige stellingen van [V] wordt verwezen naar de inleidende dagvaarding, de zijdens [V] in het geding gebrachte producties, de pleitnota en het behandelde te zitting. De inhoud hiervan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
4.1. HTW voert verweer hetgeen – samengevat en voor zover van belang – neerkomt op het volgende.
HTW merkte dat [V] zich ongevraagd wilde mengen in het geschil tussen de aandeelhouders [T] en [M]. [V] is tijdens een bespreking op 19 februari 2008 verzocht zich uitsluitend bezig te houden met de werkzaamheden waarvoor hij was aangenomen en het aandeelhoudersgeschil te laten voor wat het was. Tijdens ditzelfde gesprek is aan de orde gekomen het feit dat [V] zich met de aan hem verstrekte volmacht teveel vrijheden en bevoegdheden toedichtte. De volmacht is toen ook met onmiddellijke ingang ingetrokken. Herhaaldelijk is [V] kenbaar gemaakt dat hij de heer [M] met rust moest laten en dat de communicatie betreffende HTW via de heer [T] moest verlopen.
Het ontslag op staande voet is niet enkel gegrond op de twee door [V] aangevoerde redenen. De brief van 2 juli 2008 heeft een veel bredere strekking. Door het gedrag van [V] tijdens het gesprek op 1 juli 2008 kon HTW niet anders concluderen dan dat [V] een volstrekt ongeloofwaardige verklaring had afgelegd, dat hij in strijd handelde met gemaakte afspraken en hij (bewust) onjuiste informatie had verstrekt ten aanzien van de kwartaalcijfers van Jandar. Door dit alles had HTW ieder vertrouwen in [V] verloren en was [V] het vertrouwen van HTW in hem onwaardig geworden. Gezien de positie van en de functie van [V] binnen de organisatie van HTW bestond er zonder vertrouwensbasis geen mogelijkheid meer het dienstverband met [V] voort te zetten.
4.2. Voor de overige stellingen van HTW wordt verwezen naar de brief van 25 juli 2008 en de daarbij overgelegde producties, de overige door HTW in het geding gebrachte producties, de pleitnotities en het behandelde bij de mondelinge behandeling. De inhoud van dit alles dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
5. De vordering van HTW in reconventie
5.1. HTW vordert in reconventie, uitvoerbaar bij voorraad, [V] te veroordelen terstond na het wijzen van het vonnis, danwel onmiddellijk na betekening van het vonnis, tot nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst, in het bijzonder van artikel 10 van de arbeidsovereenkomst, zulks op straffe van een dwangsom van EUR 1.000,00 per dag dat [V] in gebreke is/blijft aan het vonnis te voldoen. Daarnaast vordert HTW teruggave c.q. afgifte aan HTW van een USB-stick en diverse documenten en een verbod aan [V] om de nog in zijn bezit zijnde documenten te gebruiken danwel te verstrekken aan derden, zulks eveneens op straffe van een dwangsom van EUR 1.000,00 voor elke dag of gedeelte van een dag dat [V] na betekening van het te wijzen vonnis in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, alles onder veroordeling van [V] in de kosten van de procedure.
5.2. Als grondslag voor haar vordering stelt HTW – samengevat en voor zover van belang – het navolgende.
[V] heeft e-mails vanaf zijn zakelijk account doorgezonden naar zijn privé account. HTW heeft geen idee waarom [V] deze informatie privé nodig heeft. Hij heeft immers altijd de beschikking gehad over zijn zakelijk account waar hij alles terug kon vinden.
6. Het verweer van [V] op de eis in reconventie
6.1. [V] heeft in reconventie verweer gevoerd, hetgeen – samengevat en voor zover van belang – het navolgende inhoudt.
[V] heeft de e-mails naar zijn privé account doorgestuurd om zo bewijs te hebben van de afspraken die er over en weer gemaakt zijn. [V] is dit gaan doen nadat hem duidelijk was geworden dat zijn zakelijke e-mail-account “gekraakt”was.
De vordering van HTW in reconventie is te vaag. Indien de vordering wordt toegewezen zoals gevorderd dreigt er een executiegeschil. [V] heeft namelijk niet alle door HTW opgesomde documenten op zijn privé account ontvangen; sommige bestanden waren te groot voor de privé account. [V] staat HTW toe een systeembeheerder bij [V] thuis alle bedoelde e-mails met bijlagen te laten verwijderen, zodat alles echt weg is. De USB-stick is niet in het bezit van [V]. Deze ligt op kantoor. Tenslotte stelt [V] dat niet duidelijk is wat HTW bedoelt met “gebruik maken van”. Dit begrip is te ruim. Dat de documenten niet in het bezit mogen komen van een derde is duidelijk, maar indien [V] opgeroepen wordt om als getuige te verschijnen wenst hij deze documenten wel nog te kunnen gebruiken voor zijn geheugen op te frissen.
7. Het voorlopig oordeel van de kantonrechter
7.1.1. Afdoende is gebleke van de spoedeisendheid van de vordering.
7.1.2. Ter beoordeling ligt de vraag of de kantonrechter, in een eventuele bodemprocedure tot beantwoording van die vraag geroepen, zal oordelen dat het door HTW op 2 juli 2008 gegeven ontslag op staande voet nietig is.
7.1.3. De kantonrechter overweegt als volgt.
[V] start zijn werkzaamheden voor HTW op 15 augustus 2007. [M], destijds nog statutair directeur, was nauw betrokken bij de indiensttreding van [V]. Uit hoofde van zijn functie heeft [V] vervolgens veelvuldig met de heren [T] en [M] samengewerkt. Dat [V], ook na de afwezigheid van [M], nog regelmatig contact heeft/zoekt met [M] acht de kantonrechter aannemelijk. [M] was immers de financiële man binnen HTW. Uit hoofde van zijn functie als controller ligt het voor de hand dat [V] zakelijk meer deelde met [M] dan met [T] als de commerciële expert. Dat beide heren een steeds ernstiger wordend zakelijk geschil hadden kan niet aan [V] worden verweten. Laatstgenoemde wordt als controller aangesteld en dient dan ook in de gelegenheid te worden gesteld om zijn functie naar behoren te kunnen uitvoeren. De stelling dat het geschil tussen de statutair directeuren énkel een zakelijk geschil tussen beide heren was en dat [V] zich er niet in moest mengen kan de kantonrechter niet volgen. Uit de stukken blijkt namelijk dat wel meer mensen betrokken werden bij dit geschil. Òf contact hebben in een aantal dossiers nu betekent dat [V] zich mengde in het geschil blijft de vraag. Feit is dat, naar het oordeel van de kantonrechter, [V] slachtoffer werd van het zakelijke geschil tussen de beide statutair directeuren. In de mail van 8 februari 2008 leest de kantonrechter geen contactverbod. Enkel werd gevraagd de heer [M] wegens zijn gezondheidstoestand te sparen en medegedeeld dat het wenselijk was communicatie via [T] te laten verlopen. Aannemelijker, maar ook weer niet ondenkbaar, is dat er na 6 maart 2008 geen contact meer zou zijn met [M]. Per deze datum is [M] als statutair directeur ontslagen en dus heeft hij geen zeggenschap meer, maar is het niet zo dat hij per deze datum niets meer weet over lopende dossiers. Zoals [V] ook stelt, kan de kantonrechter zich voorstellen dat [V] contact met [M] opneemt om antwoord te krijgen in bepaalde dossiers. Of [V] nog beslissingen overliet aan [M] is gesteld noch gebleken.
7.1.4. Als verweer tegen de tweede door [V] aangemerkte ontslaggrond wordt aangevoerd dat de door [V] doorgevoerde correcties in kwartaalcijfers op goede gronden zijn verricht. Òf dit inderdaad zo is zou kunnen blijken uit een nader onderzoek of eventueel getuigenverhoor, waarvoor in het kader van deze kort gedingprocedure geen plaats is. Feit is wel dat HTW enkel stelt dat [V] gegevens heeft gewijzigd, maar niet dat de doorgevoerde correcties onjuist waren. De door [V] doorgevoerde correcties berustten volgens HTW niet op bewijzen en zouden mogelijk vergaande consequenties inhouden voor Jandar Polen. Echter berust deze stelling ook niet op harde bewijzen.
7.1.5. HTW stelt dat de twee door [V] aangemerkte gronden voor het ontslag op staande voet slechts een deel van de strekking van de brief van 2 juli 2008 is.
Het handelen van [V] en de houding en het gedrag van [V] tijdens het gesprek van 1 juli 2008 (toen hij hierop werd aangesproken) heeft volgens HTW een zodanige vertrouwensbreuk opgeleverd dat dat gezien dient te worden als grond voor het gegeven ontslag op staande voet.
Gelet op de manier waarop het gesprek op 1 juli 2008 is aangegaan en heeft plaatsgevonden, ook al waren de bedoelingen van HTW anderszins, acht de kantonrechter het aannemelijk dat [V] zich ongemakkelijk en aangevallen heeft gevoeld. Indien het gesprek enkel bedoeld was om een toelichting of een verklaring van [V] te krijgen – niets meer en niets minder – waarom vindt het dan, zonder (inhoudelijke) vooraankondiging, plaats in het bijzijn van twee advocaten aan de zijde van HTW?
Waarom is door HTW niet gekozen voor een schorsing, een op non-actief-stelling van [V] of een time out van bijvoorbeeld twee weken? Er is meteen gegrepen naar de meest verstrekkende reden waarop aan een arbeidsovereenkomst een einde kan worden gemaakt: het ontslag op staande voet. Daargelaten of het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven, heeft HTW hier een stap overgeslagen gelet op de volgende omstandigheden:
- de controlerende functie van [V];
- het lidmaatschap van het MT waar ook de heer [T] lid van was;
- het voorgaande zakelijk meningsverschil tussen de heren [M] en
[T], beide aandeelhouders, laatstgenoemde tevens bestuurder;
- de complexiteit van de problemen bij de Poolse werkmaatschappij;
- de behoefte van [V] zijn controlerende taak adequaat uit te oefenen.
Gelet op de thans voorhanden zijnde gegevens is de kantonrechter van oordeel dat niet met zekerheid kan worden gesteld dat in een eventuele bodemprocedure de dringende reden overeind blijft. Daarom wordt het er voorshands voor gehouden dat er is opgezegd zònder een dringende reden. Dat leidt, bij de “switch” van [V] tot schadeplichtigheid. In casu tot vergoeding van de schade gelijk aan het loon over de opzegperiode van 6 maanden. De vordering ten aanzien van het voorschot op het salaris c.a. zal derhalve worden toegewezen.
7.1.6. Ten aanzien van de vordering van een voorschot op de telefoonvergoeding over de opzegtermijn, de schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag en de geannuleerde vakantie overweegt de kantonrechter het volgende.
[V] zit momenteel ziek thuis. Uit de arbeidsovereenkomst, noch anderszins blijkt dat [V] ook gedurende ziekte c.q. niet werken aanspraak kan maken op telefoonvergoeding. Mochten partijen zulks wel zijn overeengekomen dan zal dat moeten blijken in een bodemprocedure. De vordering ten aanzien hiervan zal derhalve worden afgewezen.
Gelet op de aard van de kort geding procedure worden geen declaratoire beslissingen genomen. Niet kan worden vastgesteld of het gegeven ontslag kennelijk onredelijk is en het gevorderde voorschot wegens de gestelde kennelijke onredelijkheid dient dan ook te worden afgewezen.
Vergoeding van de geannuleerde vakantie hoort naar het oordeel van de kantonrechter niet thuis in een vordering in kort geding. Dat [V] belang heeft bij een spoedig oordeel over een eventuele doorbetaling van zijn salaris is duidelijk. Waar de spoedeisendheid zich bevindt in de vordering tot vergoeding van een geannuleerde vakantie blijkt niet. Daarnaast is deze vordering in zijn geheel niet door [V] onderbouwd met bij bijvoorbeeld een factuur van de reissom of een bevestiging van annulering met de daaraan verbonden kosten. Ook dit gedeelte van de vordering zal worden afgewezen.
7.1.7. De gevorderde buitengerechtelijk kosten zullen worden afgewezen. Gesteld noch gebleken is dat [V] zodanige buitengerechtelijke werkzaamheden anders dan die ter voorbereiding en instructie van dit geding heeft verricht c.q. heeft doen verrichten, die vergoeding van het gevorderde bedrag rechtvaardigen.
7.1.8. Nu het totaal toe te wijzen bedrag niet beneden het gevorderde voorschot komt zal het voorschot van EUR 75.000,00 worden toegewezen.
7.1.9. De kantonrechter zal beslissen als volgt, waarbij zal worden bepaald dat hetgeen HTW reeds in het kader van de eindafrekening aantoonbaar heeft voldaan in mindering dient te strekken op na te melden veroordeling, nu diverse posten zich overlappen.
7.2.1. [V] erkent zakelijke e-mails doorgezonden te hebben naar zijn privé account. Ter zitting heeft [V] aangeboden een systeembeheerder van HTW toe te laten tot zijn account om de bewuste e-mails met bijlagen te verwijderen. Dit aanbod (dat niet is verworpen) is voldoende. Over dit gedeelte van de vordering hoeft de kantonrechter zich verder aldus niet meer uit te laten.
7.2.2. [V] heeft betwist dat de teruggevorderde USB-stick in zijn bezit is. HTW laat na te onderbouwen waar zij haar vordering op baseert. Zo is niet duidelijk waarom HTW meent dat [V] de USB-stick in zijn bezit heeft. Een en ander zou kunnen komen vast te staan na een bewijsopdracht, waarvoor in het kader van een kort geding geen plaats is. Dit gedeelte van de vordering dient derhalve te worden afgewezen.
7.2.3. Met [V] is de kantonrechter het eens omtrent het begrip “gebruik maken van”. Dit is, zonder verdere onderbouwing, een te ruim begrip. Het had op de weg van HTW gelegen een en ander nader uit te werken zodat [V] precies weet wat hem wel en niet toegestaan is. De vordering zal op dit punt eveneens worden afgewezen.
7.2.4. Artikel 10 van de arbeidsovereenkomst bepaalt dat bij het einde van de arbeidsovereenkomst de werknemer alle stukken betreffende HTW en betreffende de uitvoering van zijn gewezen functie dient terug te geven aan de werkgever. Zoals de kantonrechter uit de stukken en de mededelingen van partijen afleidt betreft het hier met name de USB-stick en de documenten met bijlagen zoals is omschreven onder punt 2 van de vordering. Van andere stukken is de kantonrechter in deze procedure immers niet gebleken. Nu dit gedeelte van de vordering reeds onder r.o. 7.2.1. en 7.2.2. is beoordeeld behoeft dit geen nadere bespreking.
7.2.5. Gelet op het voorgaande zal de vordering in reconventie worden afgewezen.
7.2.6. De kantonrechter zal de proceskosten tussen partijen compenseren.
8. De beslissing in kort geding
8.1.1. Veroordeelt HTW om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [V] te voldoen de somma van EUR 75.000,00 bruto, ten titel van voorschot op het door HTW aan [V] verschuldigd loon c.a.
8.1.2. Veroordeelt HTW in de kosten van deze procedure aan de zijde van [V] gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op EUR 686,44, waarvan EUR 400,00 als salaris voor de gemachtigde van [V].
8.1.3. Bepaalt dat op vorenstaande veroordelingen in mindering dient te strekken hetgeen reeds door HTW aan [V] in het kader van de eindafrekening aantoonbaar is voldaan.
8.1.4. Wijst af het meer of anders gevorderde.
8.2.1. Wijst de vorderingen af.
8.2.2. Compenseert de proceskosten in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
8.3 In conventie en in reconventie.
8.3.1. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.M. de Lange, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 augustus 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.