ECLI:NL:RBROE:2008:BF1245

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
9 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/060071-04
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wegens schending van de rechten van de verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 9 september 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, waarbij het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank oordeelde dat het proces tegen de verdachte te lang had geduurd, voornamelijk door de onduidelijkheid over de machtigingen tot binnentreden. Ondanks aanvullende verhoren en processen-verbaal kon het openbaar ministerie geen duidelijkheid verschaffen over deze machtigingen, wat leidde tot een schending van de rechten van de verdachte. De officier van justitie had zich verzet tegen het verzoek van de raadsman om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren, maar de rechtbank oordeelde dat de lange duur van de procedure en de onduidelijkheid over de feiten de rechten van de verdachte zodanig hadden geschaad dat dit tot niet-ontvankelijkheid moest leiden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldeed en dat zij bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de lange duur van de procedure, die al sinds 3 februari 2004 aan de gang was, vooral te maken had met de noodzaak om verbalisanten te horen en aanvullende processen-verbaal op te stellen. Dit had veel tijd in beslag genomen, omdat de verklaringen van de verbalisanten niet altijd helder waren en soms niet op elkaar aansloten. De rechtbank concludeerde dat de onduidelijkheid over de machtigingen tot binnentreden en de gang van zaken ter plaatse de voortgang van de zaak ernstig had belemmerd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank, na het horen van de argumenten van de raadsman en de officier van justitie, besloten om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit drie rechters, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer : 04/060071-04
Uitspraak d.d. : 9 september 2008
TEGENSPRAAK
VONNIS
van de rechtbank Roermond,
meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 september 2008.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake dat:
1.
hij (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) in of omstreeks de periode van 01 september 2003 tot en met 03 februari 2004 te Meerlo en/of te Wanssum, in elk geval in gemeente Meerlo-Wanssum, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (op/in een perceel gelegen aan de [adres] te Meerlo en/of op/in een perceel gelegen aan de [adres] te Wanssum) hennep en/of een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art. 3 van de Opiumwet juncto art. 47 van het Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
een (of meer onbekend gebleven) perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 01 september 2003 tot en met 03 februari 2004 te Meerlo en/of te Wanssum, in elk geval in de gemeente Meerlo-Wanssum, met elkaar, althans één van hen,
meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in/op een perceel gelegen aan de [adres] te Meerlo en/of
in/op een perceel gelegen gelegen aan de [adres] te Wanssum, een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde
hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 01 september 2003 tot en met 03 februari 2004 te Meerlo, in elk
geval in de gemeente Meerlo-Wanssum, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan
die (onbekend gebleven) persoon/personen voornoemd(e) perce(e)l(en) voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
(art. 3 Opiumwet jo 48 Wetboek van strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 03 februari 2004 te Meerlo, in elk geval in de gemeente Meerlo-Wanssum, althans in Nederland,
een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (Euro 100.020,--), voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
(art. 420bis subs. 420quater Wetboek van strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2003 tot en met 03 februari 2004 te Meerlo ([adres]), gemeente Meerlo-Wanssum, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) hoeveelhe(i)d(en) electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Essent Netwerk Limburg BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(art. 311 Wetboek van strafrecht)
4.
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2003 tot en met 3 februari 2004 te Wanssum ([adres]), gemeente Meerlo-Wanssum, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) hoeveelhe(i)d(en) electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Essent Netwerk Limburg BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
(art. 311 Wetboek van strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Ter zitting d.d. 9 september 2008 heeft de raadsman van verdachte primair aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de hoofdzaak en in de ontnemingzaak. Tijdens de zitting is immers door de officier van justitie wederom een proces-verbaal overgelegd relaterende de machtigingen tot binnentreden. Dit proces-verbaal roept naar de mening van de raadsman weer vragen op en er zouden daaromtrent wederom getuigen dienen te worden gehoord, hetgeen de raadsman subsidiair bepleit. Aangezien de zaak echter al vier jaar speelt en het openbaar ministerie geen duidelijkheid kan verschaffen betreffende de vermeende valsheid in geschrifte door de politie, zijn de grenzen dusdanig overschreden dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen het verzoek van de raadsman om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de omvang en ernst van de zaak. Er heeft reeds veel onderzoek plaatsgevonden omtrent de machtigingen tot binnentreden en het niet is mogelijk gebleken om daar meer duidelijkheid over de verschaffen, aldus de officier van justitie.
Ter zitting d.d. 9 september 2008 heeft de rechtbank het navolgende geconstateerd. Het proces tegen verdachte heeft reeds heel lang geduurd: voor verdachte al vanaf 3 februari 2004. Deze lange duur hield vooral verband met de machtigingen tot binnentreden en de exacte gang van zaken ter plaatse, waarover duidelijkheid verkregen moest worden. Die duidelijkheid moest volgen uit het horen van de verbalisanten die daarbij betrokkenheid hadden en door het opmaken van aanvullende processen-verbaal, dit mede op verzoek van de rechter-commissaris.
Het vorenstaande heeft veel tijd in beslag genomen, met name doordat die verhoren en processen-verbaal steeds nieuwe vragen opriepen en geen duidelijkheid konden verschaffen over de gang van zaken. De verklaringen waren niet helder en sloten niet altijd op elkaar aan. Bovendien zijn de verbalisanten soms op eerdere eigen verklaringen terug gekomen. Daardoor waren aanvullende verhoren en aanvullende processen-verbaal noodzakelijk.
Tevens heeft de rechtbank geconstateerd dat ter zitting d.d. 9 september 2008 wederom een stuk met betrekking tot de machtigingen tot binnentreden (te weten een schrijven van de verbalisant d.d. 8 september 2008, met bijlagen) is overgelegd door de officier van justitie, welk stuk de nodige vragen oproept en dat naar het oordeel van de rechtbank zou noodzaken om wederom personen te horen om duidelijkheid over die vraagpunten te krijgen.
Dat zou betekenen dat de zaak wederom zou moeten worden aangehouden. Daarnaast betreft de strafzaak -na een wijziging van de tenlastelegging ter zitting d.d. 9 september 2008- inmiddels hennepteelt van 5 maanden en daarmee gepaard gaande diefstallen en het voorhanden hebben van € 100.020,00.
Gezien alle bovenstaande omstandigheden in combinatie met de aard van de feiten (zoals die zijn overgebleven na de wijziging van de tenlastelegging) is de rechtbank van mening dat inmiddels de rechten van verdachte zodanig zijn geschaad dat dit tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dient te leiden.
De rechtbank zal derhalve het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk.
Vonnis gewezen door mrs. D.C.M. Bomans, M.J.H. van den Hombergh en
C.C.W.M. Aretz, rechters, van wie mr. M.J.H. van den Hombergh, voornoemd, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.E.A. van Eijk-Bronkhorst als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank voornoemd op
9 september 2008.
Mr. C.C.W.M. Aretz is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.