ECLI:NL:RBROE:2008:BG2161

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
29 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
88296 / FA RK 08-1064
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.C.G. Brants
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van het recht op omgang met een minderjarige gedurende drie jaren

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 29 oktober 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vader en de moeder van de minderjarige [het kind]. De vader had verzocht om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling met [het kind]. De moeder heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om de vader niet ontvankelijk te verklaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader in het verleden betrokken is geweest bij mishandeling van de moeder, wat heeft geleid tot een ontzegging van het recht op omgang in eerdere procedures. De vader heeft gesteld dat er inmiddels sprake is van gewijzigde omstandigheden, waaronder reclasseringstoezicht en een verbeterde sociale situatie. De moeder daarentegen heeft betoogd dat omgang met de vader schadelijk is voor [het kind], die al traumatische ervaringen heeft gehad door de situatie tussen de ouders.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de situatie en de impact op [het kind] meegewogen. De rechtbank concludeert dat de verstandhouding tussen de ouders dermate slecht is dat gezamenlijk gezag niet in het belang van [het kind] is. Ook is omgang met de vader in strijd met de belangen van [het kind], die nog steeds onder behandeling is voor haar angsten en trauma's. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag afgewezen en hem het recht op omgang met [het kind] ontzegd voor een periode van drie jaren. Tevens is de vader veroordeeld in de proceskosten van de moeder.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaaknummer: 88296 / FA RK 08-1064
Beschikking van 29 oktober 2008 betreffende ouderlijke verantwoordelijkheden
in de zaak van:
[de vader],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen [de vader],
advocaat: mr. J. Geertsema;
tegen:
[de moeder],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen [de moeder],
advocaat mr. S.J.C. Vaessen.
Als belanghebbende merkt de rechtbank tevens aan:
[het kind], geboren te [woonplaats] op [geboortedatum 1999].
[de vader] en [de moeder] hierna ook te noemen respectievelijk de vader, de moeder en tezamen de ouders.
1. Het verloop van de procedure
1.1. [de vader] heeft op 28 juli 2008 bij de rechtbank een verzoekschrift ingediend tot vaststelling van het gezamenlijk gezag alsmede tot vaststelling van een omgangsregeling, in dier voege dat hij heeft verzocht om te bepalen dat vader en moeder gezamenlijk het gezag over [het kind] zullen uitoefenen.
Voorts heeft vader verzocht om een omgangsregeling vast te stellen inhoudende dat vader omgang zal hebben met [het kind]:
- gedurende de even weken van vrijdag 18.00 uur tot zaterdag 18.00 uur;
- gedurende de oneven weken van zaterdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur;
- iedere woensdag van 12.00 uur tot 18.00 uur;
- gedurende de helft van de feestdagen en jaarlijkse vakanties.
Subsidiair heeft vader verzocht te bepalen dat in goed onderling overleg tussen een aan te wijzen contactpersoon en de ouders een omgangsregeling tussen vader en het kind wordt bepaald, dan wel door de rechtbank een omgangsregeling in goede justitie wordt vastgesteld.
De rechtbank verwijst naar de inhoud van het verzoekschrift.
1.2. [de moeder] heeft op 23 september 2008 een verweerschrift bij de rechtbank ingediend.
Voor wat het verweer betreft verwijst de rechtbank naar de inhoud van dit verweerschrift.
[de moeder] heeft verzocht om [de vader] niet ontvankelijk te verklaren dan wel zowel het primaire als het subsidiaire verzoek van [de vader] af te wijzen en [de vader] te veroordelen in de proceskosten.
1.3. Op 25 september 2008 heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden.
Bij deze behandeling zijn verschenen:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaten;
- mevrouw [vertegenwoordiger] en de heer [vertegenwoordiger] namens de raad voor de kinderbescherming te Roermond.
2. De vaststellingen en overwegingen
2.1. Uit de affectieve relatie van partijen is op [geboortedatum 1999] de minderjarige [het kind] geboren. Vader heeft de minderjarige erkend. Moeder is alleen belast met het gezag.
Sedert 2004 heeft vader diverse juridische procedures gevoerd omtrent omgang met, en gezag over de minderjarige. Bij beschikking van 13 december 2006 van deze rechtbank is vader het recht op omgang met [het kind] ontzegd wegens de gespannen situatie tussen de ouders en de mishandeling van moeder door vader. Ter zake van mishandeling van moeder is vader veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Laatstelijk bij beschikking van 14 november 2007 is een hernieuwd verzoek van vader tot omgang, en een verzoek tot toewijzing van het eenhoofdig gezag aan vader, afgewezen. Laatstgenoemde beschikking is in hoger beroep bekrachtigd door het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch bij beschikking van 26 maart 2008.
Op 28 november 2008 heeft vader zich opnieuw voor de strafrechter te verantwoorden voor een verdenking van mishandeling van moeder in het bijzijn van de minderjarige.
2.2. Vader heeft gesteld dat er thans sprake is van gewijzigde omstandigheden. Vader staat onder reclasseringstoezicht en wordt in het kader van dit verplicht reclasseringscontact begeleid door de heer [naam]. Vader heeft een voorwaardelijke vrijheidsstraf dus vader staat behoorlijk onder controle.
De heer [naam] is van mening dat vader zijn afspraken stipt nakomt, sociaal is in de omgang en dat er geen feiten en/of omstandigheden aanwezig zijn, die de verzoeken van vader betreffende het gezamenlijk gezag en de omgangsregeling in de weg staan.
Vader heeft de innige wens om zijn dochter te zien. Het heeft vader diep getroffen dat hij [het kind] niet meer mag zien.
Vader heeft gesteld dat hij thans geen alcohol meer drinkt, dat er geen door agressie gevoede escalaties hebben plaatsgevonden en dat er geen spanningen meer zijn tussen de familie van vader en die van moeder die de verzoeken in de weg kunnen staan. Beide families treffen elkaar bij communiefeesten en de sfeer is dan gemoedelijk.
De familie van vader zal erop toezien dat er geen enkel contact zal plaatsvinden tussen moeder en vader op het moment dat vader omgang met [het kind] heeft. De familie van vader is bereid om [het kind] te halen en terug te brengen.
Vader zal geen enkel initiatief nemen tot het zoeken van toenadering tot moeder.
De moeder van vader is bereid om een en ander mondeling toe te lichten.
Vader wil een nieuwe start maken.
Vader is bereid om mee te werken aan een raadsonderzoek. Vader is niks bekend van de door moeder gestelde nieuwe strafzitting.
2.3. Moeder heeft gesteld dat vader de rechtbank onjuist voorlicht. Moeder heeft gesteld dat zij (danwel haar familie) vader helemaal niet getroffen heeft op communiefeesten.
Nu de informatie die vader geeft omtrent het contact tussen beide families onjuist is, heeft moeder ook twijfels of de informatie die vader geeft over zijn functioneren wel klopt.
Op 28 november a.s. moet vader voorkomen bij de rechtbank Maastricht vanwege een mishandeling van moeder op 31 maart 2007 in het bijzijn van [het kind].
Dit feit heeft betrekking op de gewezen relatie tussen vader en moeder en de daaruit voortvloeiende problemen veroorzaakt door vader. Deze problemen en de daaruit ontstane strafzaken brengen enorme spanningen teweeg bij [het kind].
Sinds korte tijd gaat het goed met [het kind], de rust in weergekeerd, hetgeen zo moet blijven. Moeder wil het risico niet meer nemen. Moeder heeft er geen vertrouwen meer in.
Omgang met vader levert aanmerkelijke onrust en spanning op die ernstig nadeel toebrengt aan de ontwikkeling van [het kind]. De rechtbank heeft in voorgaande procedures ook overwogen dat de wijze waarop vader moeder bejegende indruist tegen de belangen van [het kind]. [het kind] voelde zich sterk bedreigd en niet meer veilig in haar eigen huis en woonplaats. [het kind] raakte en raakt nog steeds van streek wanneer zij vader ziet, wanneer over hem gepraat wordt en wanneer zij een scooter hoort aankomen. [het kind] geeft duidelijk aan niet meer naar vader te willen. Vader is, naar de mening van de raad voor de kinderbescherming, zoals overwogen in de beschikking van het Hof van 26 maart 2008, te beperkt in zijn besef van de consequenties van zijn handelen in het verleden.
[het kind] is in behandeling geweest bij Buro Roosmalen om te kunnen omgaan met haar angsten. Bij Buro Roosmalen voelde ze zich niet op haar gemak. Ze wilde terug naar de Riagg. Daar staat ze nu op de wachtlijst.
Moeder vindt het veel te vroeg voor een nieuw onderzoek. De procedure bij het Hof is pas geweest.
2.4. De heer [reclasseringsmedewerker] heeft de rechtbank medegedeeld dat aan vader een verplicht
reclasseringscontact is opgelegd met een proeftijd. De proeftijd eindigt in mei 2009.
Er is vrij frequent contact met vader, een keer per twee of per drie weken.
Het contact vindt plaats ofwel op kantoor van de heer [reclasseringsmedewerker] ofwel bij vader thuis alwaar de heer [reclasseringsmedewerker] ook contact heeft met de familie van vader. Er is rondom vader een goede basis en structuur zodat omgang met [het kind] veilig kan plaatsvinden. Vader is zich terdege bewust van de situatie. Vader kent de risicomomenten en zijn familie wil hem beschermen tegen herhaling. Vader wil ook geen contact met moeder. Vader komt zelfs het liefst helemaal niet in [woonplaats]. Vader drinkt geen alcohol.
De heer [reclasseringsmedewerker] heeft zich alleen een beeld kunnen vormen van vader. De heer [reclasseringsmedewerker] kent [het kind] niet.
2.5. De raad voor de kinderbescherming heeft erop gewezen dat [het kind] een kind is
met traumatische ervaringen die een grote impact hebben op het gevoel van veiligheid van [het kind].
Elke vorm van druk zou een terugval kunnen betekenen. Niet valt in te schatten wat het effect van een nieuwe raadsonderzoek op [het kind] zal zijn en hoe vader gaat reageren.
Er zal eerst een onderzoek moeten plaatsvinden omtrent de situatie van en rondom vader.
2.6. Ten aanzien van het verzoek van vader tot gezamenlijk gezag overweegt de
rechtbank als volgt.
Gelet op de escalaties tussen de ouders na het verbreken van hun relatie en de daaruit ontstane situatie dat moeder geen enkel contact met vader wenst en ook vader heeft aangegeven elke confrontatie met moeder te willen vermijden, is de rechtbank van oordeel dat er geen enkele basis is voor een gezamenlijk gezag.
De verstandhouding tussen de ouders is dermate slecht dat gezamenlijk gezag indruist tegen het belang van [het kind]. De rechtbank zal het verzoek van vader dienaangaande dan ook afwijzen.
2.7. Ten aanzien van het verzoek van vader tot omgang met [het kind] overweegt de rechtbank dat omgang in strijd is met de zwaarwegende belangen van [het kind].
De escalaties tussen de ouders na het verbreken van hun relatie levert zowel aan de zijde van vader als aan de zijde van [het kind] een contra-indicatie op tot omgang. Vader dient zich binnenkort wederom voor de strafrechter te verantwoorden voor vermeende mishandeling van moeder in het bijzijn van [het kind]. Moeder kan omgang op geen enkele wijze meer ondersteunen. Het gevoel van veiligheid bij [het kind] is dermate verstoord dat zij vanwege de bij haar ontstane traumatische ervaringen op behandeling is aangewezen. Zowel de komende strafzaak als het entameren van onderhavige procedure hebben wederom geleid tot een spanningsvolle situatie. Vader schijnt hiervoor geen oog te hebben en zijn eigen belang voorop te stellen.
De door vader aangevoerde stelling dat er geen risico meer is voor nieuwe escalaties omdat vader onder begeleiding staat van de reclassering en vader wordt begeleid en tegen zichzelf wordt beschermd door zijn familie doet – wat daar ook van zij – het oordeel van de rechtbank niet anders zijn.
[het kind] zal voldoende tijd moeten worden gegund om in alle rust en onder de nodige deskundige begeleiding te herstellen van de onrust en de opgelopen traumatische ervaringen. Ook de moeder moet die rust worden gegund.
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat aan vader omgang met [het kind] moet worden ontzegd gedurende een periode van drie jaren.
2.8. De rechtbank ziet aanleiding om de man in de kosten van deze procedure te
veroordelen.
3. De beslissing
De rechtbank:
3.1. wijst af het verzoek van vader ten aanzien van het gezamenlijk gezag;
3.2. ontzegt aan vader het recht op omgang met [het kind] voor de periode van drie jaren;
3.3. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.4. veroordeelt de man in de proceskosten van de vrouw.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.C.G. Brants, kinderrechter en ter openbare terechtzitting van 29 oktober 2008 uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
Reijndep
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.