ECLI:NL:RBROE:2008:BG2165
Rechtbank Roermond
- Kort geding
- P.C.G. Brants
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een vordering tot nakoming van een voorlopige omgangsregeling met dwangsom
In deze zaak, die voor de Rechtbank Roermond werd behandeld, vorderde de man nakoming van een door de rechtbank vastgestelde voorlopige omgangsregeling met zijn minderjarige kind, die uit een beëindigde affectieve relatie was geboren. De vrouw, die het gezag over het kind had, weigerde de omgangsregeling na te komen, wat leidde tot de vordering van de man in kort geding. De rechtbank had eerder op 19 maart 2008 een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij de man het kind om de veertien dagen op zaterdag en zondag mocht zien. Deze regeling was echter door de vrouw niet nageleefd, met als argument dat het kind gedragsproblemen vertoonde en dat de omgang niet in het belang van het kind zou zijn.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van het kind voorop staat en dat regelmatig contact met de vader essentieel is voor de ontwikkeling van het kind. De rechtbank stelde vast dat er geen contra-indicaties waren die een omgang in de weg stonden. De vrouw werd bevolen haar medewerking te verlenen aan de uitvoering van de omgangsregeling en werd veroordeeld tot betaling van een dwangsom van EUR 250,-- per dag voor elke dag dat zij de regeling niet naleefde, met een maximum van EUR 10.000,--. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis werd uitgesproken op 30 oktober 2008 door mr. P.C.G. Brants.