ECLI:NL:RBROE:2008:BG3273
Rechtbank Roermond
- Raadkamer
- A.J.M. Huisman-Kreijn
- M.I.J. Hegeman
- J.H.M. Delnooz-Engels
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank Roermond in strafzaak tegen verdachte
In deze zaak heeft de meervoudige economische raadkamer van de rechtbank Roermond op 3 november 2008 uitspraak gedaan op het bezwaarschrift van de verdachte tegen de dagvaarding. De verdachte stelde dat de rechtbank Roermond niet bevoegd was om zijn zaak te behandelen, aangezien de feiten waarvan hij werd verdacht, zich in Hellendoorn hadden afgespeeld. De verdachte was in Hellendoorn woonachtig en had geen enkele connectie met het arrondissement Roermond. De officier van justitie betoogde echter dat er wel degelijk aanknopingspunten waren voor de bevoegdheid van de rechtbank Roermond, onder andere omdat het onderzoek in Roermond was gestart en de rechter-commissaris daar betrokken was geweest.
De rechtbank heeft de argumenten van de verdachte en de officier van justitie zorgvuldig afgewogen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren die de bevoegdheid van de rechtbank Roermond konden onderbouwen. De feiten waren niet gepleegd in het arrondissement Roermond, en er was geen gerechtelijk vooronderzoek tegen de verdachte geopend in dat arrondissement. De rechtbank oordeelde dat de behandeling van de zaak in Roermond meer complicaties met zich meebracht dan wanneer deze in Almelo zou worden behandeld, wat dichter bij de woonplaats van de verdachte ligt.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het bezwaarschrift van de verdachte gegrond en verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van de strafbare feiten die in de dagvaarding waren ten laste gelegd. Deze beslissing werd genomen door de rechters A.J.M. Huisman-Kreijn, M.I.J. Hegeman en J.H.M. Delnooz-Engels, waarbij Huisman-Kreijn als voorzitter fungeerde. De rechtbank benadrukte het belang van de relatieve bevoegdheid van de rechter, zoals geregeld in de artikelen 2-6 van het Wetboek van Strafvordering.