Parketnummer : 04/620053-08
Parketnummer : 10/750243-05 en 03/703522-06 (tul)
Uitspraak d.d. : 18 november 2008
VONNIS
van de rechtbank Roermond,
meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in [detentieadres]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 augustus 2008 en 4 november 2008.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 17 april 2008 te Maasbracht, in de gemeente Maasgouw, in elk geval in het arrondissement Roermond, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, bestaande uit het dreigend, met hoge althans aanmerkelijke snelheid met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto inrijden op althans toerijden naar en/of van de weg proberen te drukken van, de personenauto (BMW), in welke personenauto die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] waren gezeten;
Art. 285 van het Wetboek van Strafrecht.
hij op of omstreeks 17 april 2008 te Maasbracht, in de gemeente Maasgouw, in elk geval in het arrondissement Roermond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [getuige 1] en/of [getuige 2] en/of [getuige 3] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto, met hoge althans aanmerkelijke snelheid tegen de personenauto (Volkswagen Passat) waarin voornoemde [getuige 1] en/of [getuige 2] en/of [getuige 3] zich bevonden is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Artikel 287 juncto 45 Wetboek van Strafrecht.
Althans indien terzake het vorenstaande onder 2 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 17 april 2008 te Maasbracht, in de gemeente Maasgouw, in elk geval in het arrondissement Roermond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [getuige 1] en/of [getuige 2] en/of [getuige 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto, met hoge althans aanmerkelijke snelheid tegen de personenauto (Volkswagen Passat) waarin voornoemde [getuige 1] en/of [getuige 2] en/of [getuige 3] zich bevonden is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Artikel 302 juncto 45 Wetboek van Strafrecht.
Althans indien terzake al het vorenstaande onder 2 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 17 april 2008 te Maasbracht, in de gemeente Maasgouw, in elk geval in het arrondissement Roermond, [getuige 1] en/of [getuige 2] en/of [getuige 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, bestaande uit het dreigend, met hoge althans aanmerkelijke snelheid met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto rijden tegen althans inrijden op althans toerijden naar de personenauto
(Volkswagen Passat), in welke personenauto die [getuige 1] en/of [getuige 2] en/of [getuige 3] waren gezeten;
Art. 285 van het Wetboek van Strafrecht.
hij op of omstreeks 17 april 2008 te Maasbracht, in de gemeente Maasgouw, in elk geval in het arrondissement Roermond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto, met hoge althans aanmerkelijke snelheid tegen die [slachtoffer 1] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Artikel 287 juncto 45 Wetboek van Strafrecht.
Althans indien terzake het vorenstaande onder 3 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 17 april 2008 te Maasbracht, in de gemeente Maasgouw, in elk geval in het arrondissement Roermond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto, met hoge althans aanmerkelijke snelheid tegen die [slachtoffer 1] is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Artikel 302 juncto 45 Wetboek van Strafrecht.
hij op of omstreeks 17 april 2008 te Kelpen, in elk geval in de gemeente Leudal, [slachtoffer 3] (agent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, bestaande uit het dreigend, met hoge althans aanmerkelijke snelheid met een door hem, verdachte, op de Rijksweg A2, bestuurde personenauto inrijden op althans toerijden naar de zich, op de rijbaan van genoemde weg, in elk geval in de middenberm van genoemde weg, bevindende [slachtoffer 3];
Art. 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 4 november 2008 gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en dat het onder 1, 2 meer subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van alle hem ten laste gelegde feiten
7.2 Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte sub 1 en 2 primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte slingerend met de Megane over de weg gereden teneinde te voorkomen dat hij door zijn achtervolgers werd ingehaald. Dit laakbaar rijgedrag van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank echter niet zonder meer te kwalificeren als een actieve bedreiging als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht jegens de inzittenden van de BMW.
Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat verdachte het opzet of het voorwaardelijk opzet heeft gehad de slachtoffers te bedreigen. Ook uit de gedraging van verdachte is dit niet af te leiden.
Hetgeen hiervoor is overwogen geldt evenzeer voor de onder 2 tenlastegelegde onderdelen. Verdachte heeft op de oprit van de A2 plotseling de Megane gekeerd en is op de oprit tegen het verkeer in terug gereden. De Megane heeft bij deze gevaarlijke manoeuvre de achtervolgende Volkswagen geschampt maar hieruit volgt nog niet het opzet om de inzittenden van de Volkswagen Passat van het leven te beroven, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen of te bedreigen.
7.3 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
7.3.1 (Samenvatting van de) bewijsmiddelen en standpunten van de rechtbank
Op 17 april 2008 om 04.10 uur waren de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] belast met noodhulpsurveillance voor het district Midden-Limburg, basiseenheid Echt/Susteren/Roerdalen en reden in een opvallend dienstvoertuig . Via het regionaal Informatie- en Communicatie centrum van de regiopolitie Limburg-Noord kregen de verbalisanten de melding om te gaan naar de “[naam club]” te Maasbracht in verband met een mishandeling en een bedreiging van een persoon.
Onderweg werd deze melding over het portofoonverkeer enkele malen ge-update, er zou zijn geschoten en de daders zouden in een Renault Megane zijn weggereden. Toen de verbalisanten de kruising Rijksweg/Stationsweg naderden zagen zij dat vanuit de richting Maasbracht over de Stationsweg twee personenauto’s hen tegemoet kwamen. Beide verbalisanten zagen dat van de voorste auto een koplamp kapot was en dat de tweede auto met het licht seinde. De verbalisanten zagen vervolgens dat de eerste auto door reed en rechtsaf sloeg de Rijksweg op richting Echt. De bestuurder van de tweede personenauto stapte uit en riep dat zijn broer was aangereden en wees daarbij in de richting van Maasbracht. Toen de verbalisanten over de Stationsweg reden in de richting van Maasbracht zagen zij na 300 meter op de tegenovergestelde rijstrook een donkerkleurige bumper van een personenauto liggen. Circa 200 meter voorbij deze bumper zagen wij een personenauto, merk BMW, op de fietsstrook aan de rechterzijde van de weg staan. Gezien werd dat er drie mannen bij de BMW stonden en dat er een man in de berm lag. De man in de berm riep dat hij aangereden was en dat hij pijn.had
De mannen die bij de BMW stonden bleken te zijn genaamd: [getuige 3], [getuige 2] en [getuige 1]. De man die de verbalisanten op de kruising Rijksweg/Stationsweg had aangesproken bleek te zijn genaamd; [slachtoffer 2]. De man die was aangereden en op de grond lag bleek te zijn genaamd [slachtoffer 1].
Aangever [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van poging tot doodslag tegen de bestuurder van een zwarte Renault Megane en heeft verklaard dat hij op 17 april 2008 omstreeks 02.00 uur samen met zijn broer [getuige 1] en [getuige 3] en [getuige 2] bij club “[naam club]”in Maasbracht is geweest. Op een gegeven moment is zijn broer [slachtoffer 2] met zijn BMW de parkeerplaats van de club opgereden. Aangever is vervolgens bij [slachtoffer 2] in de auto gestapt en beiden zijn toen weggereden in de richting van de A2. Op een gegeven moment is aangever uit de auto gestapt. Door aangever werd gezien dat de zwarte Renault Megane hem op dat moment voorbij reed op de plaats waar hij later door de ambulance is opgehaald. Aangever zag dat de bestuurder van de Megane zijn auto draaide en weer op hem af kwam gereden. Op dat moment stond aangever tegen de berm aan nog net op de weg. De bestuurder van de Megane reed op hem af. Aangever schatte dat de auto met een snelheid van ongeveer 60 kilometer per uur op hem af kwam gereden. Aangever zag en voelde dat hij door de zwarte Megane geschept werd waarna hij zijn bewustzijn erloor. Toen hij bijkwam lag hij in de berm en is hij opgehaald door een ambulance. Aangever heeft gezien dat op het moment dat de bestuurder van de Megane recht op hem af reed de rest van de weg helemaal vrij was. Ook werd door de aangever gezien dat de auto schuin op hem af kwam gereden.
De broer van aangever [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], heeft verklaard dat hij op 17 april 2008 ’s nachts werd gebeld door zijn broer [getuige 1] die hem vroeg naar [naam club] te komen. Aangekomen bij [naam club] is zijn broer [slachtoffer 1] bij hem in de auto (BMW) gestapt en zijn zij weggereden over de Rijksweg. Op een gegeven moment heeft [slachtoffer 2] zijn auto aan de rechterkant van de weg tot stilstand gebracht met de voorzijde in de richting van Maasbracht en zijn zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] uitgestapt. Door aangever [slachtoffer 2] werd gezien dat een zwarte auto, die eerder voor hem had gereden, op ongeveer 300 meter afstand keerde en in hun richting kwam gereden. [slachtoffer 1] stond aan de rechterkant van de auto. De zwarte auto kwam met een snelheid van 60 a 70 kilometer per uur op hen afgereden. [slachtoffer 1] stond op dat moment op de baan van het fietspad. Door aangever werd gezien dat de zwarte auto midden over de weg reed deels op de rijbaan bestemd voor het tegemoetkomend verkeer. De bestuurder stuurde steeds meer naar links in hun richting. De auto bevond zich de laatste meters helemaal op de rijbaan van het tegemoetkomend verkeer en daarna zelfs nog naar links op het fietspadgedeelte. De auto reed recht op [slachtoffer 1] af die op het fietspadgedeelte stond ongeveer 10 a 12 meter voor de BMW. Door [slachtoffer 2] werd gezien dat de zwarte auto [slachtoffer 1] omver reed en dat [slachtoffer 1] door de lucht vloog over de motorkap en in de berm belandde. De auto raakte [slachtoffer 1] met het midden van de motorkap. De bestuurder van de auto stelde zijn rijrichting steeds bij tot het moment dat hij [slachtoffer 1] met het midden van de auto raakte. Aangever stond op het moment van het gebeuren aan de bestuurderszijde ter hoogte van de autoverlichting aan de voorzijde van de BMW. Er was op dat moment voldoende verlichting, de verlichting van de BMW stond aan en de zwarte auto voerde ook verlichting.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 17 april 2008 rond 02.00 uur naar club [naam club] gelegen aan de rijksweg te Maasbracht is gegaan. Aldaar heeft hij ’s nachts zijn broer [slachtoffer 2] gebeld en gevraagd of hij naar de club kon komen. [slachtoffer 2] is enige tijd later met zijn BMW naar de club gekomen. Zijn broer [slachtoffer 1] is bij [slachtoffer 2] in de auto (BMW ) gaan zitten waarna [slachtoffer 2] met de BMW en [getuige 1] met de Volkswagen Passat zijn weggereden. Op een gegeven moment zag de getuige voor hem gezien aan de linkerzijde van de weg de BMW van [slachtoffer 2] geparkeerd staan met de lichten aan. Door de getuige [getuige 1] werd gezien dat een zwarte Megane in de richting van de geparkeerde BMW van [slachtoffer 2] reed en dat [slachtoffer 1] voor de BMW stond aan de zijde van de berm. [slachtoffer 2] stond achter [slachtoffer 1]. Voorts heeft de getuige gezien dat de bestuurder van de Megane richting de BMW reed en dat opeens [slachtoffer 1] door de lucht vloog in de richting van de berm. Door de getuige werd bovendien gezien dat de bestuurder van de Megane vlak voor de BMW het stuur omgooide en wegreed in de richting van Maasbracht. De bestuurder van de Megane heeft geen snelheid geminderd op het moment dat hij in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de BMW reed. De getuige heeft de remlichten van de Megane niet zien branden. Nadat de getuige de politie had gewaarschuwd is de politie achter de Megane gereden.
De verdachte heeft terechtzitting verklaard dat hij op 17 april 2008 in Maasbracht al die tijd de bestuurder is geweest van een Renault Megane en dat hij met deze auto een persoon omver heeft gereden. Nadat hij deze persoon omver had gereden is hij doorgereden. Verdachte heeft toen gezien dat er een aantal politieauto’s kwamen aanrijden. Achtervolgt door een aantal politieauto’s is verdachte op een gegeven moment met een snelheid van zo’n 160 tot 170 kilometer per uur op de vluchtstrook van de snelweg gaan rijden omdat er geen plaats was op de snelweg.
Het betoog van de raadsman dat verdachte [slachtoffer 1] per ongeluk heeft omgereden omdat hij wegdook vanwege een steen tegen zijn voorruit volgt de rechtbank niet. Dit betoog vindt geen steun in de overige bewijsmiddelen.
Verbalisant [slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan en verklaard dat hij in de nacht van 16 op 17 april 2008 omstreeks 04.00 uur samen met collega [verbalisant 3] met noodhulpdienst was belast. Via de meldkamer werd vernomen dat er geschoten zou zijn in Maasbracht en dat de dader(s) van deze schietpartij op de vlucht waren met een personenauto en over de autosnelweg A2 in noordelijke richting, richting hun bewakingsgebied kwamen. Dit voertuig werd achtervolgd door een of meerdere politievoertuigen. Door de achtervolgende patrouille werd verzocht om een wegafzetting te realiseren ter hoogte van de afrit Kelpen-Oler. Door de beide verbalisanten werd op de A2 vlak voor de afrit Kelper-Oler een wegblokkade opgesteld door op elke rijstrook de voertuigen tot stilstand te brengen. Verbalisant [slachtoffer 3] wilde met een aankomende auto ook de vluchtstrook blokkeren. Hij zag dat de aankomende auto werd ingehaald door een andere personenauto met één koplamp. Verbalisant [slachtoffer 3] wist op dat moment dat dit voertuig het door de politie achtervolgde voertuig was nu hij ook op enige afstand van dit voertuig de blauwe zwaailichten van de achtervolgende politievoertuigen zag.
Verbalisant zag dat deze auto op de vluchtstrook reed en met hoge snelheid op hem af kwam gereden. Verbalisant [slachtoffer 3] zag vervolgens dat de bestuurder van de auto naar hem toe reed en dat de bestuurder zijn snelheid niet minderde. Daarop heeft de verbalisant [slachtoffer 3] de bestuurder met een staaflantaarn een stopteken gegeven. Desondanks reed die bestuurder met onverminderde snelheid door. Verbalisant [slachtoffer 3] zag dat de bestuurder kennelijk niet van plan was om te stoppen en is in de richting van de middenberm van de weg gehold omdat hij niet door de aanstormende auto overreden wilde worden. Verbalisant [slachtoffer 3] relateert dat hij bang was zich behoorlijk bedreigd voelde door de met hoge snelheid naderende auto. Als hij niet was weggehold naar de middenberm had de auto hem zeker omver gereden. Hij moest weghollen want als hij was weggelopen was hij niet meer tijdig uit de rijbaan van de auto gekomen. Door de verbalisant [slachtoffer 3] werd vervolgens gezien dat de auto met de plaats waar hij gestaan had met hoge snelheid passeerde en de afrit opreed.
Verbalisant [slachtoffer 3] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen vermeld dat de melding van de meldkamer in de nacht van 16 op 17 april 2008 omstreeks 4.00 uur inhield dat de daders van de schietpartij bij de nachtclub [naam club] te Maasbracht in een donkerkleurige Renault Megane zouden rijden en dat de achtervolgende patrouille had gemeld dat de donkere Renault Megane een kapotte koplamp zou hebben en dat deze auto over de A2 richting Weert reed.
[getuige 4] heeft verklaard dat hij op 17 april 2008 getuige is geweest van een achtervolging op de autosnelweg A2 ter hoogte van de afslag Kelpen-Oler. Omstreeks 04.15-04.30 uur die dag reed de [getuige 4] met zijn auto over de A2 in de richting van Eindhoven. Voor hem reed een vrachtauto die op een bepaald moment van de rechter naar de linker rijstrook ging. De getuige zag toen dat er een politieauto met zwaailichten midden nop de rijbaan van de A2 stond. De politieauto was duidelijk zichtbaar vanwege de blauwe zwaailichten. Ook zag de getuige op de rijbaan een politieman staan die met een rode lamp aan het zwaaien was. Zowel die politieauto als die politieman met de rode lamp waren van grote afstand goed zichtbaar. Nadat de getuige zijn auto naast de vrachtwagen tot stilstand had gebracht zag hij dat de politieman naar rechts ging en met de rode lamp zwaaide. Via de achteruitkijkspiegel zag de getuige dat er een auto met zeer hoge snelheid naderde over de vluchtstrook. Door de getuige werd ook het blauw van zwaailichten op enige afstand achter deze auto gezien. De getuige zag dat de politieman moest hollen om niet door die aankomende auto aangereden te worden. De aanstormende auto vloog voorbij zonder maar iets aan snelheid te minderen. Als de politieman met de rode lamp niet zo snel weg was gekomen dan was deze door die aanstormende auto overreden. Volgens de getuige was het die nacht helder en was er goed uitzicht
7.4 Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 3 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op 17 april 2008 te Maasbracht,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto, met aanmerkelijke snelheid tegen die [slachtoffer 1] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 17 april 2008 te Kelpen [slachtoffer 3] (agent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht bestaande uit het dreigend, met hoge snelheid met een door hem verdachte, op de Rijksweg A2, bestuurde personenauto
toerijden naar de zich, op de rijbaan van genoemde weg bevindende [slachtoffer 3].
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
T.a.v. feit 3 primair:
poging tot doodslag
T.a.v. feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Het misdrijf sub 3 primair is strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht
Het misdrijf sub 4 is strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 4 november 2008 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het sub 1, 2 meer subsidiair, 3 en 4 bewezenverklaarde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van vier jaar, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, en ten aanzien van feit 3 tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijde van 5 jaar. De officier van justitie heeft tevens de toewijzing van de tenuitvoerlegging van respectievelijk 2 maanden gevangenisstraf en 30 dagen jeugddetentie gevorderd.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf en in tweede termijn gevorderde bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen disproportioneel. De raadsman bepleit een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, waarbij de detentietijd van verdachte in België moet worden meegenomen.
10.3 De overwegingen van de rechtbank
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door met een personenauto [slachtoffer 1] omver te rijden en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door dreigend met een personenauto met hoge snelheid op een verbalisant in te rijden die hem een stopteken had gegeven. Dit betreffen ernstige strafbare feiten die normaliter gestraft worden met forse gevangenisstraffen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging meer in het bijzonder rekening gehouden
met :
- de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
- de mate waarin de bewezenverklaarde poging tot doodslag en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (immateriële) schade bij de slachtoffers teweeg heeft gebracht;
- het gewelddadig karakter van de bewezenverklaarde feiten en de maatschappelijk verontrusting die mede daarvan het gevolg is;
- het feit dat verdachte nadat hij [slachtoffer 1] had aangereden gewoon is doorgereden en daarna in een beschadigde auto met maar 1 koplamp de vlucht heeft genomen en op zijn weg grote risico’s heeft genomen. Dat daarbij zeer gevaarlijke situaties zijn/konden ontstaan blijkt op zijn minst uit feit 4;
- de omstandigheid dat verdachte blijkens het Uittreksel uit het documentatieregister in het verleden meerdere malen terzake van geweldsdelicten is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de vordering van de officier van justitie welke vordering is gebaseerd op een andere bewezenverklaring . De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, na te melden straf meer passend dan de door de officier van justitie gevorderde straf.
De rechtbank acht geen termen aanwezig om de door de gevorderde bijkomende straf van ontzegging van de rijbevoegdheid aan verdachte op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 45, 57,285, 287
12. De vordering tot tenuitvoerlegging
De rechtbank is van oordeel dat nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de hiervoor bewezen verklaarde strafbare feiten omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van twee aan de verdachte bij vroegere veroordelingen opgelegde voorwaardelijke straffen beslist dient te worden zoals hierna is vermeld.
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het sub 1, sub 2 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 3 primair en sub 4 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van dertig maanden;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis en in detentie in België doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
gelast de tenuitvoerlegging van dat deel van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam d.d. 12 oktober 2006, parketnummer 10/750243-05 opgelegde jeugddetentie van 30 dagen, ten aanzien waarvan was bepaald dat dit voorwaardelijk niet ten uitvoer zou worden gelegd;
gelast de tenuitvoerlegging van dat deel van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Maastricht d.d. 17 september 2007, parketnummer 03/703522-06 opgelegde gevangenisstraf van twee maanden, ten aanzien waarvan was bepaald dat dit voorwaardelijk niet ten uitvoer zou worden gelegd.
Vonnis gewezen door mrs. F. Oelmeijer, M.J.H. van den Hombergh en
C.C.W.M. Aretz, rechters, van wie mr. F. Oelmeijer voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
de rechtbank op 18 november 2008.
Zijnde mr. C.C.W.M. Aretz buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.