ECLI:NL:RBROE:2008:BG4609

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
12 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/898003-08
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlof tot tenuitvoerlegging van een buitenlandse straf in Nederland na veroordeling voor drugshandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 12 november 2008 uitspraak gedaan in het kader van de Wet Overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen. De rechtbank verleende verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van een rechterlijke beslissing van het Crown Court at Peterborough, Groot-Brittannië, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een vrijheidsstraf van 8 jaren wegens het opzettelijk invoeren van 5.054 XTC-tabletten en 8,39 kilogram amfetamine. De rechtbank heeft de opgelegde straf omgezet naar Nederlandse maatstaven, resulterend in een gevangenisstraf van 4 jaren en 6 maanden. Dit besluit is genomen na een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak, waaronder de vertraging bij de overbrenging van de veroordeelde naar Nederland en de datum van voorwaardelijke invrijheidsstelling in Groot-Brittannië.

De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor de overname van de tenuitvoerlegging in Nederland is voldaan. De buitenlandse beslissing was voor tenuitvoerlegging vatbaar en de veroordeelde had een vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde feit en de impact van de drugshandel op de samenleving. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de veroordeelde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, waarbij de tijd die de veroordeelde in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf.

De uitspraak benadrukt het belang van de samenwerking tussen Nederland en Groot-Brittannië in het kader van de uitvoering van strafvonnissen en de noodzaak om de Nederlandse rechtsorde te respecteren bij de omzetting van buitenlandse straffen.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer : 04/898003-08 (WOTS)
uitspraak d.d. : 12 november 2008
TEGENSPRAAK
UITSPRAAK
van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [voornamen]
geboren op : [1967]
adres : [adres]
plaats : [plaats]
thans gedetineerd in P.I. [adres]
1. Het onderzoek van de zaak
Deze uitspraak is gedaan naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 29 oktober 2008.
2. De vordering van de officier van justitie
De vordering d.d. 10 september 2008 houdt in dat de rechtbank verlof verleent tot tenuitvoerlegging in Nederland van de rechterlijke beslissing van het Crown Court at Peterborough (Groot-Brittannië) van 20 juni 2007, waarbij [verdachte] werd veroordeeld tot een vrijheidsstraf van 8 jaren wegens overtreding van de Britse Algemene Wet van 1979 inzake de Douane en Accijnzen.
3. De geldigheid van de oproeping
Bij het onderzoek ter zitting is gebleken dat de oproeping van de veroordeelde aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van de vordering kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter zitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Het oordeel van de rechtbank
De toewijsbaarheid van de vordering
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder de beslissing van het Crown Court at Peterborough (Groot-Brittannië) van 20 juni 2007. De stukken voldoen aan de door het Verdrag inzake overbrenging van gevonniste personen van 21 maart 1983 gestelde eisen.
Aan de voorwaarden voor de overname van de tenuitvoerlegging in Nederland van voormelde buitenlandse beslissing wordt voldaan nu:
-de tenuitvoerlegging in Nederland kan geschieden krachtens voormeld verdrag;
-voormelde buitenlandse beslissing voor tenuitvoerlegging vatbaar is;
-betrokkene veroordeeld is tot een vrijheidsstraf en de sanctie niet bestaat uit betaling van proceskosten of uit een schade-vergoeding aan een beledigde partij;
-veroordeelde op het moment van ontvangen van het verzoek tot overbrenging nog tenminste 6 maanden van de hem opgelegde vrijheidstraf diende te ondergaan;
-voormelde buitenlandse beslissing is gewezen wegens -samengevat weergegeven- het op 14 mei 2006 opzettelijk invoeren van 5.054 Ecstacy tabletten, bevattende ongeveer 0,25 kilogram Methyleendioxymethylamfetamine (MDMA) en 8,39 kilogram amfetamine, terwijl eenzelfde inbreuk op de Nederlandse rechtsorde naar Nederlands recht eveneens strafbaar is als: “Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd”, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet;
-in geval van veroordeling, betrokkene naar Nederlands recht eveneens strafbaar zou zijn geweest;
-veroordeelde een vaste woon- of verblijfplaats heeft in Nederland;
-overigens niet is gebleken van omstandigheden die aan toelaatbaarverklaring van de tenuitvoerlegging van voormelde buitenlandse beslissing in Nederland in de weg staan.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen.
7. De straffen en/of maatregelen
7.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de strafoplegging uitgangspunt is dat enerzijds de wetgeving en de rechtspraak van het overdragende land dienen te worden gerespecteerd, doch anderzijds de vrijheid is gegeven om in het ontvangende land de straf om te zetten naar de eigen maatstaven. [verdachte] voornoemd is in Nederland bekend terzake overtreding van de Opiumwet. Bij de bepaling van de straf behoort binnen de verdragsrelatie tussen het Konkrijk der Nederlanden en Groot-Brittannië rekening te worden gehouden met de Britse strafmaat, zodat de beslissing niet los kan worden gezien van de waarde van het instrument van de WOTS in toekomstige gevallen. Deze zou op het spel gezet kunnen worden wanneer een te lage straf zou worden opgelegd. Voorts dient rekening te worden gehouden met de V.I.-datum in Engeland, te weten 7 februari 2011. Rekening houdend met het voorgaande heeft de officier van justitie gevorderd dat aan [verdachte] een gevangenisstraf dient te worden opgelegd waarbij de datum van invrijheidstelling eveneens 7 februari 2011 zal zijn, zodat de officier van justitie zich op het standpunt stelt dat aan [verdachte] een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 12 maanden dient te worden opgelegd.
7.2 Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, indien aan [verdachte] een straf wordt opgelegd die in Nederland voor vergelijke feiten wordt opgelegd, dit niet zal leiden tot nadelige verhoudingen met Groot-Brittannië. [verdachte] is in februari 2007 met een terugkeergarantie overgeleverd aan Groot-Brittannië. Op 20 juni 2007 is hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren met aftrek van voorarrest. De omstandigheid dat [verdachte] vervolgens niet snel aan Nederland is overgeleverd kan niet aan de Britse autoriteiten verweten worden, maar is een gevolg van de omstandigheid dat de Nederlandse autoriteiten niet alle stukken tijdig had aangeleverd. Als gevolg hiervan heeft [verdachte] 20 maanden in een huis van bewaring-regime verbleven. Hij heeft hier zeer onder te lijden gehad. Vervolgens is de zaak ten onrechte aangebracht bij de politierechter, hetgeen weer tot vertraging heeft geleid. [verdachte] heeft al die tijd geen bezoek van zijn kinderen kunnen ontvangen.
[verdachte] zou in Groot-Brittannië in aanmerking zijn gekomen voor een extra korting op zijn vrijheidsstraf van 270 dagen als hij het land onmiddellijk zou verlaten. Dit betekent dat hij maximaal 3 jaar en 3 maanden vast zou hebben gezeten.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de basis voor de omzetting wordt gevormd door het Nederlandse recht. Uitgaande van de strafoplegging door rechtbanken in Nederland heeft hij gepleit voor de oplegging van een gevangenisstraf van maximaal 2 jaar en 6 maanden.
7.3 De overwegingen van de rechtbank
De algemene overwegingen
Op grond van de aard van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de veroordeelde, zoals een en ander uit het onderzoek ter zitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat de bij voormelde buitenlandse beslissing opgelegde sanctie behoort te worden omgezet in na te melden straf.
De bijzondere overwegingen
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf, die naar Nederlands recht moet worden opgelegd, meer in het bijzonder rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, met het belang van een juiste norm¬handhaving naar Nederlandse maatstaven en de in Groot-Brittannië opgelegde straf.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer in Groot-Brittannië van aanzienlijke hoeveelheden MDMA en amfetamine. Hard drugs als de onderhavige leveren, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren op voor de gezondheid van die gebruikers. In het bijzonder geldt dit voor personen in uitgaanscentra, waar met name jongeren in een uitgelaten stemming extra kwetsbaar zijn en niet zelden op georganiseerde wijze worden aangespoord tot het gebruik van dergelijke middelen, waarvan de consequenties voor de gezondheid onder omstandigheden ernstig kunnen zijn en op langere termijn niet te overzien. Het in de handel brengen van dergelijke middelen levert dan ook een onaanvaardbaar risico op. Verslaafde gebruikers trachten hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. De rechtbank rekent [verdachte] voorts zwaar aan dat hij door zijn handelen de naam van Nederland in het buitenland en de betrekkingen met andere landen ernstig heeft benadeeld.
De rechtbank houdt voorts rekening met de omstandigheid dat de veroordeelde blijkens het uittreksel uit het Justitieel Documentatie Systeem reeds eerder terzake Opiumwetdelicten is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande en rekening houdend met straffen die in soortgelijke gevallen doorgaans worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren een passende bestraffing vormt.
De rechtbank houdt echter rekening met de omstandigheden zoals die door de raadsman met betrekking tot de vertraagde overbrenging van [verdachte] zijn aangevoerd en waardoor het verblijf van [verdachte] in Groot-Brittannië zwaarder en langer dan nodig is geweest, alsmede de vertraging bij de behandeling ter terechtzitting van deze rechtbank. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat aan [verdachte] een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden dient te worden opgelegd.
8. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Verdrag inzake overbrenging van gevonniste personen van 21 maart 1983:
art. 3, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 7; Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen: art. 2, 3, 4, 5, 6, 7, 18, 30, 31;
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 91;Opiumwet art. 2, 10.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart de tenuitvoerlegging in Nederland van de rechterlijke beslissing van [verdachte] voornoemd toelaatbaar;
verleent verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van voormelde rechterlijke beslissing;
legt veroordeelde een gevangenisstraf op voor de duur van 4 jaar en 6 maanden;
beveelt dat de tijd gedurende welke veroordeelde in voorlopige hechtenis en ter uitvoering van de hem in Groot-Brittannië opgelegde sanctie met het oog op zijn overbrenging naar Nederland en in Nederland uit hoofde van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen van zijn vrijheid is beroofd geweest, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Uitspraak gewezen door mrs. F. Oelmeijer, M.B.T.G. Steeghs en E.J.H.G. van Binnebeke, rechters, van wie mr. M.B.T.G. Steeghs voorzitter, in tegenwoordigheid van P.J.T. Frijns als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op
12 november 2008.