ECLI:NL:RBROE:2008:BG5192

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
21 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
226522 \ CV EXPL 08-4080
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • O.M. de Lange
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging en matiging van een concurrentiebeding afgewezen

In deze zaak heeft de kantonrechter te Venlo op 21 november 2008 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer en zijn werkgever over de geldigheid van een concurrentiebeding. De werknemer, eiser, had zijn arbeidsovereenkomst opgezegd en was van plan om bij een concurrent in dienst te treden. Hij vorderde primair dat het concurrentiebeding volledig buiten beschouwing zou worden gelaten, subsidiair dat het zou worden gematigd, en meer subsidiair om een schadevergoeding te ontvangen voor de duur van de beperking die het concurrentiebeding met zich meebracht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst van eiser een periode van twee jaar na beëindiging van de dienstbetrekking omvatte, met een geografische beperking van 25 km rondom Tegelen. Eiser stelde dat het beding niet meer geldig was omdat hij een andere functie had gekregen en dat het beding zwaarder was gaan drukken. De werkgever, gedaagde, betwistte dit en stelde dat eiser bij een directe concurrent zou gaan werken, wat schadelijk zou zijn voor haar bedrijfsdebiet.

Na de mondelinge behandeling op 18 november 2008 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de belangen van de werkgever zwaarder wegen dan die van de werknemer. De rechter oordeelde dat er geen sprake was van een onbillijke benadeling van de werknemer door het concurrentiebeding, en dat de werkgever een gerechtvaardigd belang had bij het handhaven van het beding. De vorderingen van eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector kanton
Zaaknummer: 226522 \ CV EXPL 08-4080
Vonnis in kort geding van de kantonrechter te Venlo d.d. 21 november 2008
in de zaak van:
[eiser], wonende te [adres],
eiser,
gemachtigde: mr. J.H. Elefeld,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde], gevestigd te [adres],
gedaagde,
gemachtigde: mr. G.H. Beusker.
1. Het verloop van de procedure in kort geding
1.1. Eiser heeft op de gronden als in de dagvaarding in kort geding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
1. Het concurrentiebeding zoals dat tussen partijen in de arbeidsovereenkomst is opgenomen volledig buiten beschouwing te verklaren.
Subsidiair:
2. Het concurrentiebeding zoals dat tussen partijen in de arbeidsovereenkomst is opgenomen te matigen voor wat betreft met name de duur en bij voorkeur zodanig dat een relatiebeding resteert.
Meer subsidiair:
3. Aan eiser een vergoeding te betalen, zoals de kantonrechter in goede justitie juist acht, voor de duur van de beperking die het concurrentiebeding met zich meebrengt.
Alsmede gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure.
1.2. Gedaagde heeft schriftelijk geantwoord.
1.3. Op 18 november 2008 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen hebben daarbij hun standpunten mondeling toegelicht. Eiser heeft daarbij zijn eis gewijzigd, in die zin dat subsidiair wordt gevorderd het concurrentiebeding te schorsen.
De zaak is daarna op vonnis gesteld en de uitspraak is bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
2.1. Eiser is op 3 januari 2000 bij gedaagde in dienst getreden en hij vervulde laatstelijk de functie van projectleider tegen een salaris groot EUR 3.997,62 bruto per vier weken, exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten. In de arbeidsovereenkomst is in artikel 16 een concurrentiebeding opgenomen dat als volgt luidt:
“Het is de werknemer verboden binnen een tijdvak van 2 jaren na beëindiging der dienstbetrekking binnen een kring met Tegelen als middelpunt en met een straal van 25 km in enigerlei vorm werkzaam te zijn bij een bedrijf gelijk, dan wel zelfstandig, gelijksoortig of aanverwant aan dat van werkgeefster, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin aandeel van welke aard ook te hebben, tenzij de werknemer daartoe voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgeefster heeft gekregen, aan welke toestemming werkgeefster voorwaarden kan verbinden.”
2.2. De arbeidsovereenkomst is met ingang van 12 september 2008 door eiser opgezegd. Eiser heeft bij [G], hierna te noemen [G], een dienstverband voor de functie van bedrijfsleider aanvaard. Gedaagde heeft haar toestemming hiervoor onthouden.
3. De stellingen van partijen
3.1. De kantonrechter verwijst in dit verband kortheidshalve naar de inleidende dagvaarding met producties, de conclusie van antwoord/pleitnota met producties en hetgeen door partijen bij gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren is gebracht. Dit alles dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. Waar nodig zal hierna bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan op de afzonderlijke standpunten van partijen.
4. Het voorlopige oordeel van de kantonrechter
4.1. Eiser vordert in deze kort geding procedure hetgeen hiervoor bij het verloop van de procedure is omschreven. Hij stelt zich daarbij op het standpunt dat [G] geen feitelijke concurrent is van gedaagde omdat beide bedrijven zich nagenoeg niet tegen komen en zich richten op een ander segment. Verder stelt eiser zich op het standpunt dat het concurrentiebeding niet geldig is omdat hij een andere functie heeft gekregen en het concurrentiebeding niet opnieuw schriftelijk is overeengekomen. Door de functiewijziging is het beding bovendien aanmerkelijk zwaarder gaan drukken.
4.2. Gedaagde heeft aangevoerd dat [G] haar grootste concurrent is en dat er geen sprake is van een functiewijziging op grond waarvan het concurrentiebeding zwaarder is gaan drukken. Gedaagde heeft bovendien groot belang bij handhaving van het concurrentiebeding ter bescherming van haar bedrijfsdebiet.
4.3. De kantonrechter stelt voorop dat een concurrentiebeding naar zijn aard bezwarend is voor de werknemer, omdat deze daardoor wordt beperkt in zijn grondwettelijk gewaarborgde recht op vrijheid van arbeidskeuze en de mogelijkheden met de hem persoonlijk verworven kennis en ervaring in zijn levensonderhoud te voorzien. Ingevolge artikel 7:653, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek kan de kantonrechter een concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen op grond dat, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld. Het belang van de werkgever kan gelegen zijn in het voorkomen van een situatie dat met de indiensttreding van de werknemer bij een concurrerende onderneming die onderneming een gerechtvaardigd voordeel verkrijgt ten laste van het bedrijfsdebiet van de werkgever.
4.4. Ter zitting is gebleken, en partijen zijn het hierover ook eens, dat partijen qua bedrijfsgrootte en –resultaat ongeveer gelijk zijn, in nagenoeg dezelfde vijver vissen en elkaar regelmatig tegenkomen bij aanbestedingen voor bepaalde werken. Gelet hierop moet het er vooralsnog voor gehouden worden dat [G] en gedaagde als rechtstreekse concurrenten moeten worden beschouwd.
4.5. Met betrekking tot de stelling van eiser dat het concurrentiebeding haar werking heeft verloren omdat dit niet opnieuw is overeengekomen bij de functiewijziging, overweegt de kantonrechter het volgende. Vooralsnog is niet gebleken dat er sprake is van een verzwaring van de functie op grond waarvan het beding opnieuw schriftelijk overeengekomen had moeten worden. Er is veeleer sprake van een gebruikelijk carrièrepatroon, temeer nu ter zitting gebleken is dat het salaris van eiser bij de functiewijziging van werkvoorbereider naar projectleider ongewijzigd is gebleven. De benaming van de eisers functie is enkel in overeenstemming gebracht met de materiële functie. Eiser heeft dan ook niet aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken.
4.6. Op grond van voorgaande overwegingen komt de kantonrechter tot het oordeel dat de belangen van gedaagde zwaarder dienen te wegen dan de belangen van eiser. Daar komt nog bij dat gedaagde ter zitting heeft gesteld geen bezwaar te hebben bij indiensttreding van eiser bij een ander bouwbedrijf dan [G] zoals bijvoorbeeld [J]. Eiser wordt daarom niet onredelijk behandeld door gedaagde door hem te houden aan het concurrentiebeding. De primaire en subsidiaire vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
4.7. De kantonrechter ziet evenmin aanleiding de meer subsidiaire vordering tot betaling van een vergoeding toe te wijzen. Immers niet is gebleken dat het voor eiser volstrekt onmogelijk moet zijn om elders aan de slag te gaan. Ter zitting is zelfs betoogd dat er een aanzienlijke krapte op de arbeidsmarkt is in dit segment en dat het gedaagde nog niet gelukt is een opvolger voor eiser te vinden.
4.8. De vorderingen van eiser zullen daarom worden afgewezen en eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
5. Beslissing in kort geding
5.1. Wijst de vorderingen af.
5.2. Veroordeelt eiser in de kosten van deze procedure aan de kant van gedaagde gevallen en aan die kant tot heden begroot op EUR 400,00 als salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.M. de Lange, kantonrechter, en ter openbare civiele terechtzitting op 21 november 2008 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.