Parketnummer : 04/860712-08
Uitspraak d.d. : 2 december 2008
VONNIS
van de rechtbank Roermond,
meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [voornamen]
geboren op : [geboortedatum en plaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 18 november 2008.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 12 augustus 2007 in de gemeente Venlo ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, en/althans alleen, [slachtoffer], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet tezamen en in vereniging met
zijn mededader(s), en/althans alleen, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft geslagen en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 302 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 12 augustus 2007 in de gemeente Venlo tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, en/althans alleen, opzettelijk mishandelend
[slachtoffer] tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft
geslagen en/of geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden;
(art. 300 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake al het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 12 augustus 2007 in de gemeente Venlo met een ander of
anderen, op of aan de openbare weg, in elk geval op een voor publiek
toegankelijke plaats, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer], welk geweld bestond uit tegen het hoofd en/of elders tegen het
lichaam van voornoemde [slachtoffer] slaan en/of schoppen;
(art. 141 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van 18 november 2008 aangevoerd dat de dagvaarding nietig dient te worden verklaard. De tenlastelegging voldoet immers niet aan de vereisten van artikel 261 lid 1 en 2 van het Wetboek van Strafvordering, nu deze de plaats waar het ten last gelegde zich heeft afgespeeld te weinig gedetailleerd omschrijft. Niet wordt vermeld welk incident het betreft, het incident op de [uitgaansgebied] of het incident in het [uitgaansstraat]. Nu de officier van justitie niet tussen beide incidenten heeft gekozen en tevens niet ‘meermalen’ heeft ten laste gelegd, is het voor verdachte niet duidelijk om welk incident het gaat.
De rechtbank overweegt als volgt.
De dagvaarding vermeldt omstreeks welke tijd en plaats het feit zou zijn begaan. Verder behelst het een opgave van de naam van het slachtoffer, en is het meermalen althans eenmaal slaan en/of schoppen van het slachtoffer ten laste gelegd. Hetgeen zich heeft afgespeeld kan tevens worden gezien als een voortgezette handeling nu verdachte met (een) andere portier(s) aangever is achterna gerend richting het [uitgaansstraat] en het gebeurde zich daar verder heeft afgespeeld. De rechtbank overweegt dat de officier van justitie niet tussen beide incidenten heeft willen kiezen en oordeelt dat de officier daartoe ook niet verplicht was. Tegen de achtergrond van het dossier is voldoende duidelijk tegen welke verdenking verdachte zich heeft te verdedigen.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de dagvaarding voldoet aan de vereisten als bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De dagvaarding is geldig. Het verweer treft derhalve geen doel.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 18 november 2008 gevorderd dat
het primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. Naar het oordeel van de officier van justitie kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte en [medeverdachte] tezamen en in vereniging een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] (aangever) hebben gedaan.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, subsidiair dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu er sprake is van noodweer.
Daartoe is –zakelijk weergegeven- het navolgende aangevoerd. Doordat de feiten zich hebben afgespeeld in de nachtelijke uren, is de waarheidsvinding een probleem en is geen consistent beeld te vormen. Iemand van de binnengroep van beveiligers heeft aangever uit het café de [cafénaam] gezet, [medeverdachte] heeft aangever toen overgenomen van een andere beveiliger. Verdachte heeft verklaard dat aangever een glas mee naar buiten nam toen hij uit het café werd gezet en dat hij het glas wilde afpakken, omdat het verboden is een glas mee naar buiten te nemen. Hierna begon aangever te schelden en te dreigen. Verdachte heeft aangever toen samen met [medeverdachte] op de grond gefixeerd. Hij is daarbij op de benen van verdachte gaan zitten omdat hij aan het trappen was. Toen aangever rustiger werd en zijn excuses had aangeboden, hebben zij hem losgelaten. Aangever is toen weggerend en diverse keren gevallen tijdens het wegrennen. Hierdoor heeft hij zijn verwondingen opgelopen. Verdachte is achter aangever aangegaan om hem aan te houden maar kon door een blessure niet goed lopen, waardoor hij als laatste in het [uitgaansstraat] aan kwam. Hij was toen alleen in het steegje, samen met aangever. Aangever had toen een glas in zijn handen en zwaaide/dreigde daarmee. Verdachte heeft aangever om zichzelf te verdedigen toen een klap in zijn gezicht gegeven. Hierna is verdachte terug gelopen. Hij heeft aangever niet aangehouden. Naar het oordeel van de raadsman is er sprake van noodweer en hij verzoekt derhalve, indien de feiten worden bewezenverklaard, om ontslag van alle rechtsvervolging.
Aangever heeft voorts zelf verklaard dat er op de [uitgaansgebied], voor café [cafénaam], enkel is gescholden en dat hij niemand heeft geslagen en dat niemand hem heeft geslagen. Nu aangever zelf heeft verklaard dat er niks is gebeurd, moet daaraan grote waarde worden gehecht en moeten de getuigen, in elk geval getuige [getuige 1], als fantast worden beschouwd. Indien verdachte aangever echt zo hard had geslagen, dan had hij bovendien verwondingen aan zijn handen moeten hebben. Door verbalisanten is op zondagnacht, enkele uren na de feiten, echter geconstateerd dat verdachte geen verwondingen aan zijn handen had. [getuige 1] heeft verklaard over wat hij in het steegje heeft gezien. Het is echter niet mogelijk dat hij het goed heeft kunnen zien. Het steegje is maar 2.5 meter breed en wordt slechts flauw verlicht. Als hij aan het begin stond en er verschillende mensen om aangever heen stonden, heeft hij niet kunnen zien wat er precies is gebeurd. De verklaring van het slachtoffer dat hij ongeveer 3 minuten is geslagen is onzin, 3 minuten is veel te lang. Het slachtoffer heeft voorts niet verklaard wie hem heeft geslagen.
7.2 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hieronder opgenomen motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door Regiopolitie Limburg-Noord, district Venlo opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL2322/07-007373, gedateerd 1 december 2007 en de daarbij behorende bijlagen (tevens een doorlopend genummerde print van scan 06-02-2008 van origineel, pagina 1 t/m 133).
[slachtoffer] heeft op 15 augustus 2007 aangifte gedaan van (een poging tot zware) mishandeling. Hij heeft verklaard dat hij op zondag 12 augustus 2007 met een aantal vrienden op stap is gegaan in Venlo. Ze zijn toen naar de [cafénaam] gegaan, waar hij op een gegeven moment uitgestuurd werd. Hij weet nog dat hij buiten heeft staan schelden tegen de portier. Hij weet ook nog dat hij op een gegeven moment weg is gerend en dat hij dat deed omdat ze met meerdere personen op hem af kwamen rennen. Hij zag dat ze vanuit de [cafénaam] en vanuit de [uitgaansgelegenheid 2] aan kwamen rennen. Hij kan zich nog drie personen herinneren, één had een opgeschoren kapsel en stond bij de [cafénaam]. De andere twee hadden een flinke bos haren met krullen. Het waren portiers want ze hadden alle drie blauwe jasjes aan. Ze waren alle drie getint. Hij weet nog dat hij is weggerend richting het steegje bij [uitgaansgelegenheid 3] en dat hij door één van hen werd ‘gelapt’ onder het rennen. Hij was hierdoor op zijn hand en elleboog terecht gekomen, in het midden van het steegje. Hij voelde en zag dat ze hem begonnen te slaan en te trappen. Hij kan zich nog herinneren dat hij geen lucht meer kreeg en dat hij dacht dat hij dood zou gaan. Hij weet nog dat het meerdere personen waren maar niet meer hoeveel. Hij voelde dat hij trappen kreeg in zijn zij en buik. Hij kreeg geen lucht en kon met moeite zeggen dat ze moesten stoppen, omdat ze hem anders dood zouden slaan. Op een gegeven moment zijn ze gestopt en kwam er een ambulance, waarna hij naar het ziekenhuis is gebracht. De volgende dag voelde hij een hevige pijn in zijn hoofd en nek. Hij kon zijn nek moeilijk bewegen en had pijn aan zijn sleutelbeen. Hij had ook pijn aan zijn nekwervels en aan zijn ribben. Hij had bovendien een wond aan zijn linkerhand, linkeroog en neus en zijn kaak deed pijn met het eten.
[getuige 2] heeft verklaard dat hij op 12 augustus 2007 rond 02.45 uur met [voornaam] in het café [cafénaam] was. Hij merkte dat [slachtoffer] erg dronken was. Op een gegeven moment kreeg [slachtoffer] problemen en werd hij uit de [cafénaam] gezet. Getuige heeft verklaard dat [slachtoffer] op een gegeven moment wegrende in de richting van de [straatnaam 2] Hij zag dat ongeveer vijf personen achter slachtoffer] aan renden. Daarbij waren twee portiers van Indische afkomst: de portier met de lange gekrulde haren en de portier met de korte haren. Hij is toen achter [slachtoffer] aangerend om hem te helpen. Hij zag dat allen de [straatnaam 2] en vervolgens meteen het zijstraatje in renden. Toen hij aan het begin van die zijstraat stond, zag hij dat ze halverwege stil stonden. Hij zag dat de portier met de korte haren [slachtoffer] in het gezicht schopte. Hij zag verder dat de portier met de lange haren [slachtoffer] diverse keren met zijn vuisten sloeg. Ook de andere personen die achter [voornaam] waren aangerend, sloegen op hem in. Uiteindelijk liepen ze weer weg en lieten [slachtoffer] bloedend en knock-out achter. [slachtoffer] zat toen helemaal onder het bloed.
[getuige 2] heeft tijdens het verhoor op 12 augustus 2007 rond 3.15 uur tevens verklaard dat de portier met de lange haren zojuist nog daar met de politie had gestaan, waarbij verbalisanten relateren dat het gaat om [medeverdachte] .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 12 augustus 2007 te Venlo achter aangever is aan gehuppeld en dat hij hem is gevolgd tot in het steegje, genaamd het [uitgaansstraat], en aangever daar een klap in het gezicht heeft gegeven.
Verdachte heeft zichzelf beschreven als ongeveer 1.80 meter groot, normaal postuur en kort zwart krullend haar.
[getuige 3] heeft verklaard dat hij op zaterdag 11 augustus omstreeks 21.30 uur met vier vrienden in de binnenstad van Venlo is geweest. Omstreeks 2.00 uur zijn zij iets gaan eten op de [uitgaansgebied]. Hij zag dat een jongen uit café de [cafénaam] werd gezet, dit werd gedaan door twee beveiligingsmedewerkers. Hij zag dat de jongen verbaal tekeer ging tegen de beveiliging en zag dat er nog twee beveiligingsmedewerkers bij kwamen die daar rondliepen. Er waren uiteindelijk vijf beveiligingsmedewerkers, waarvan er vier getint waren. Hij hoorde de jongen roepen ‘je moeder, je oma’ maar kon niet precies horen wat er werd gezegd. Vervolgens hoorde hij een beveiliger terug roepen ‘wacht maar, ik pak jou en je familie wel’. De jongen zei daar iets op waarna de beveiligers achter de jongens aan renden. Hij zag dat ze allen in de richting van de [straatnaam 2] renden, toen ze de hoek om waren kon hij niks meer zien. Hij zag dat er drie jongens in burgerkleding achteraan renden. Na enkele minuten zag hij alle vijf de beveiligingsmensen weer terug komen lopen.
[getuige 4] heeft verklaard dat hij op zaterdag 11 augustus met vrienden op stap is geweest in Venlo. Rond 2.00 uur bevonden zij zich op de [uitgaansgebied]. Een jongen werd toen uit de [cafénaam] gezet. Toen de jongen buiten op straat stond kwamen twee portiers vanuit de richting van de [uitgaansgelegenheid 3] met versnelde pas toelopen. Hij hoorde dat de jongen op een gegeven moment begon te schelden en onder andere zei ‘je moeder is een hoer’ en dat soort scheldwoorden. Op een gegeven moment hadden een aantal portiers zich ter hoogte van de [cafénaam] verzameld. Het schelden van de jongen werd van kwaad tot erger en hij zei in elk geval iets over de moeder van de portier(s). De getinte portier met de korte haren rende samen met andere portiers in de richting van de jongen en zijn vrienden. De jongen die aan het schelden was draaide zich toen om en rende weg. De jongen rende toen de [straatnaam 2] in met de portiers achter zich aan. Wat er daarna is gebeurd heeft getuige niet kunnen zien. Eén van de portiers die ook achter de jongen aan rende, had zwart krullend haar tot op de schouders. Ze droegen allemaal bedrijfskleding die alle portiers dragen. Na enkele minuten zag hij de portiers de [straatnaam 2] uit komen lopen. Hij zag dat ze allemaal glimlachten en kreeg daar geen fijn gevoel bij.
In een proces-verbaal van bevindingen relateren verbalisanten Jambroers en Vissers dat zij op zondag 12 augustus rond 3.05 uur een melding kregen dat er een vechtpartij gaande was op de [uitgaansgebied]. Een minuut later waren zij ter plaatse en zagen zij de hen van naam en aanzien bekende portiers [verdachte] en [medeverdachte] vanuit de richting van het station in hun richting komen lopen. Ze liepen tussen de [uitgaansstraat] en de [straatnaam 2] Verbalisant Jambroers zag dat [medeverdachte] een vermoeide indruk maakte, hij was zichtbaar buiten adem en ademde snel via zijn mond. Er kwam toen een jongen aanlopen die zei dat er verderop iemand op de grond lag die in elkaar geslagen was. De jongen bracht hen richting het [uitgaansstraat], welke een smalle steeg tussen de [straatnaam 2] en de [straatnaam 3] te Venlo betreft. Zij zagen in het midden van het [uitgaansstraat] een persoon op de grond zitten die duidelijk letsel had in zijn gelaat. Op verschillende plaatsen in zijn gezicht en op zijn handen had hij bloed en zijn gezicht vertoonde op meerdere plaatsen zwellingen. De jongen vertelde dat hij in elkaar was geslagen door enkele portiers.
In een proces verbaal van bevindingen heeft verbalisant Kleuskens verklaard dat hij op zondag 12 augustus rond 3.05 uur een melding kreeg dat er circa 10 personen aan het vechten waren op de [uitgaansgebied]. Hij ging onmiddellijk ter plaatse en zag de hem van naam en aanzien bekende portiers [medeverdachte] , [verdachte] en [betrokkene] aan komen lopen. Hij zag dat zij een vermoeide indruk maakten, alsof zij zojuist een fysieke inspanning hadden geleverd.
Verbalisant Titulaer heeft verklaard dat hij zich op 12 augustus rond 3.00 uur op de [straatnaam 5] te Venlo bevond. Er kwam een melding dat er onenigheid was op de [uitgaansstraat], waarna hij met collega’s ter plaatse is gegaan. Aangekomen op de [uitgaansgebied] zag hij gastheren aan komen lopen vanuit de richting van de [straatnaam 2]. Daarbij liepen onder andere [medeverdachte] en [verdachte] . Hij sprak [medeverdachte] aan en vroeg wat er gebeurd was. [medeverdachte] zei toen dat hij zijn vader en moeder niet liet uitschelden. Hij hoorde dat [medeverdachte] zei dat een persoon gezegd zou hebben dat hij zijn vader en moeder zou neuken. Verbalisant hoorde dat [medeverdachte] zei dat hij dat niet over zijn kant liet gaan.
Door verbalisanten Jambroers en Vissers werd bij de aangifte van [slachtoffer] letsel waargenomen. Dit letsel bestond uit een verwonding onder het linkeroog, een wond op zijn linkerhand, een opgezwollen neus ter hoogte van de ogen, verwonding op zijn linkersleutelbeen, verwonding in zijn linkerzij en verwonding in de nek aan de linkerzijde.
Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte samen met anderen aangever [slachtoffer] heeft geslagen en/of geschopt.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij aangever is gevolgd omdat hij hem aan wilde houden, dat hij alleen met aangever in het steegje was en dat die hem bedreigde met een glas waardoor hij uit (zelf)verdediging hem een klap in het gezicht heeft gegeven, niet aannemelijk. Dit vanwege het feit dat verdachte voldoende kans heeft gehad aangever aan te houden en dit niet heeft gedaan maar terug is gelopen naar de [uitgaansgebied]. Voorts heeft verdachte niet (direct na het incident) aan de politie gemeld dat hij aangever aan wilde houden. Bovendien is de verklaring van verdachte dat hij alleen met aangever in het steegje is geweest, dat die hem bedreigde met een glas en dat hij hem daarom een klap heeft gegeven, in strijd met voormelde bewijsmiddelen. Het door de raadsman aangevoerde beroep op noodweer wordt derhalve verworpen.
De rechtbank is op grond van voormelde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, tezamen en in vereniging gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen, waaronder in elk geval [medeverdachte] [verdachte], aangever meermalen tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of geschopt. Hiermee heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. Hij heeft daarmee (voorwaardelijk) opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Nu het handelen geen (aantoonbaar) zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad, betreft het een poging tot zware mishandeling.
7.3 Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 augustus 2007 in de gemeente Venlo ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), die [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft geslagen en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8.1. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat gelet op de verklaring van verdachte, verdachte heeft gehandeld uit noodweer en dat verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
De rechtbank overweegt dat uit de onder 7.2 opgesomde bewijsmiddelen en overwegingen blijkt dat de verklaring van de verdachte ten aanzien van de feiten niet aannemelijk is geworden. Er is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding gericht tegen verdachtes lijf waarbij een verdediging noodzakelijk was. Hierdoor is er geen sprake geweest van een noodweersituatie in de zin van artikel 41, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Nu ook overigens niet is gebleken van enige omstandigheid die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde opheft, is het bewezenverklaarde strafbaar.
8.2. Kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf:
T.a.v. primair:
Medeplegen van een poging tot zware mishandeling.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto de artikelen 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 18 november 2008 met betrekking tot de op te leggen hoofdstraffen gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de tijd van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf geen verweer gevoerd.
10.3 De overwegingen van de rechtbank
Verdachte en zijn broer zijn beiden vele jaren werkzaam als portier in het Venlose uitgaansleven. Aannemelijk is dat zij bij de uitvoering van deze werkzaamheden regelmatig worden uitgedaagd. Niet is gebleken dat dit in het verleden tot incidenten heeft geleid. Op 12 juni 2008 echter werden verdachte en zijn broer tijdens hun werk geconfronteerd met hun latere slachtoffer [slachtoffer], een dronken jongeman die volgens vele getuigen zeer uitdagend en beledigend was. Verdachte en zijn broer hebben daarin aanleiding gezien om samen met andere inmiddels toegesnelde medestanders [slachtoffer] achterna te rennen tot in het [uitgaansstraat]. Zo het aanvankelijk al hun bedoeling was [slachtoffer] aan te houden; tot uitvoering daarvan is het niet gekomen. Integendeel. Met [slachtoffer] werd ter plekke door hen afgerekend en aan de politie die vrijwel onmiddellijk ter plaatse was werd niet gemeld.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij samen met anderen het slachtoffer op agressieve wijze heeft geslagen en/of geschopt. Dat het slachtoffer heeft gescholden en/of bedreigingen heeft geuit in de richting van verdachtes familie, rechtvaardigt dit gedrag niet. Het is wel een omstandigheid waarmee de rechtbank bij haar strafoplegging rekening zal houden.
Voorts overweegt de rechtbank dat verdachte in diens functie als beveiliger een persoon is op wie het publiek vertrouwt en dat van hem mag worden verwacht dat zich beheerst en zich niet schuldig maakt aan strafbare feiten. Gezien het feit dat verdachte al ongeveer 8 jaar werkzaam is in de beveiliging zal de rechtbank het bewezenverklaarde als een incident beschouwen (dat op geen enkele wijze navolging verdient).
De rechtbank houdt bij haar strafoplegging tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die zijn vermeld in het Voorlichtingsrapport d.d. 13 november 2008, en zoals die overigens zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Rekening houdend met de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd en hetgeen hiervoor ten voordele van verdachte is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, een gepaste bestraffing vormt.
Met het daarnaast opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten en wordt tevens de norm ten aanzien van dergelijke strafbare feiten bevestigd.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 45, 47, 302.
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 120 uren, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid;
beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast;
verstaat dat de taakstraf uiterlijk 1 jaar nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden, zal zijn voltooid;
beveelt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze
uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht en bepaalt dat de aftrek aldus zal geschieden dat tegenover één dag inverzekeringstelling welke verdachte heeft ondergaan twee uren taakstraf worden gesteld.
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vonnis gewezen door mrs. F. Oelmeijer, M.J.H. van den Hombergh en C.C.W.M. Aretz, rechters, van wie mr. F. Oelmeijer, voornoemd, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank voornoemd op 2 december 2008.
Mr. C.C.W.M. Aretz is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.