ECLI:NL:RBROE:2008:BG7285

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
17 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
90288 / KG ZA 08-258
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van een persbericht door de Provincie Limburg in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Roermond werd behandeld, vorderde eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J.P. Hennissen, dat gedaagden, waaronder de Provincie Limburg, een persbericht zouden rectificeren. De Provincie Limburg had in een eerder vonnis van 5 november 2008 een vordering ingesteld tegen eiser, waarbij zij stelde dat uitlatingen van eiser onrechtmatig waren. Eiser had in de periode maart-mei 2007 beschuldigingen geuit over de Provincie en een derde partij, wat leidde tot een rechtszaak. De rechtbank had de vorderingen van de Provincie afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren.

Na het vonnis plaatsten gedaagden een persbericht op hun website, waarin zij de uitspraak van de rechtbank in een negatief daglicht stelden. Eiser vorderde in kort geding dat dit persbericht zou worden aangepast, omdat het volgens hem de suggestie wekte dat de rechtbank de beschuldigingen van eiser ongegrond had verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde dat het persbericht in strijd was met de maatstaven van de jurisprudentie, omdat het de indruk wekte dat de rechtbank een feitelijk oordeel had gegeven, terwijl dit niet het geval was.

De rechter beval gedaagden om het persbericht aan te passen, zodat het duidelijker werd dat de inhoud een mening betrof en niet als een feitelijk oordeel gepresenteerd kon worden. Daarnaast werden gedaagden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eiser op EUR 1.155,44 werden begroot. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 90288 / KG ZA 08-258
Vonnis in kort geding van 17 december 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. M.J.P. Hennissen,
tegen
1. DE PROVINCIE LIMBURG,
zetelend te Maastricht,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. H.J.J.M. van der Bruggen.
Partijen zullen hierna eiser en gedaagden genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 december 2008,
- de mondelinge behandeling op 11 december 2008,
- de pleitnota van gedaagden.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Eiser en de provincie Limburg (verder ook te noemen de provincie) hebben bij deze rechtbank een procedure gevoerd, waarbij de provincie onder meer - kort samengevat - heeft gevorderd voor recht te verklaren dat uitlatingen van eiser, gedaan in de periode maart-mei 2007 jegens de provincie en [gedaagd[gedaagde sub 2] (verder ook te noemen [gedaagde sub 2]) onrechtmatig zijn en eiser te verbieden tegenover derden uitlatingen te doen met de strekking dat er een verband is tussen de provincie en [gedaagde sub 2] enerzijds en anderzijds ambtsmisbruik en/of corruptie en/of chantage en/of omkoping.
2.2. Bij uitvoerig gemotiveerd vonnis van deze rechtbank van 5 november 2008 zijn de vorderingen van de provincie afgewezen omdat kort gezegd de provincie ten aanzien van de feitelijke grondslag van haar vordering niet heeft voldaan aan haar stelplicht en omdat de vordering zodanig is vorm gegeven dat deze leidt tot gevolgen die in strijd komen met de uitgangspunten van het burgerlijk procesrecht.
2.3. Gedaagden hebben naar aanleiding van voormeld vonnis onder het kopje "Uitspraak in kwestie Californië: vrijbrief voor ongefundeerde aantijgingen tegen overheden" een persbericht op hun internetsite geplaatst.
3. Het geschil
3.1. Eiser vordert - samengevat - gedaagden te op straffe van een dwangsom te veroordelen te verwijderen en verwijderd houden de door hen op hun internetsites naar aanleiding van het vonnis van 5 november 2008 geplaatste tekst en deze te vervangen door de door de eiser in de dagvaarding weergegeven tekst en voorts gedaagden te veroordelen tot betaling van een voorschot van EUR 3.000,-- terzake van schadevergoeding.
3.2. Gedaagden voeren verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Bij de beoordeling van dit kort geding gaat de rechter er van uit dat het persbericht op de internetsite van de provincie is geplaatst mede namens dan wel met instemming van [gedaagde sub 2].
4.2. De rechter stelt voorop dat ook aan gedaagden op grond van de geldende jurisprudentie het recht van uitingsvrijheid toekomt, waarbij zij zich publiekelijk met inachtneming van de daarin ontwikkelde maatstaven kunnen verweren tegen jegens hen gedane aantijgingen. In dat kader dienen gedaagden als overheidinstantie c.q. gedeputeerde van de provincie uiterst zorgvuldig te zijn in het geven van hun mening c.q. van een feitelijk oordeel. Aan dit laatste is, zoals gedaagden stellen, de eis te stellen dat dat op een juiste feitelijke grondslag berust.
4.3. Met betrekking tot het gewraakte persbericht is de rechter van oordeel dat met name in de derde alinea van het persbericht de suggestie wordt gewekt dat de rechtbank in de procedure tussen de provincie en eiser zou hebben vastgesteld dat eiser zijn vergaande aantijgingen tegen de provincie en [gedaagde sub 2] niet met bewijsmiddelen heeft kunnen onderbouwen. De formulering is anders dan gedaagden stellen niet kenbaar als een mening maar als een feitelijk oordeel. Gelet op de inhoud van het vonnis berust dit echter op een onjuiste feitelijke grondslag. Ditzelfde geldt voor de in het kop van het persbericht vermelde tekst "vrijbrief voor ongefundeerde aantijgingen tegen overheden. Voor willekeurige derden moet duidelijk zijn dat een en ander de mening van gedaagden is, waarbij niet de indruk moet worden gewekt dat de gewraakte passages op feiten dan wel op een rechterlijk oordeel berusten. Dit wordt in strijd geacht met de hiervoor bedoelde maatstaven. De rechter zal dan ook gedaagden bevelen deze passages aldus aan te passen dat achter het kopje van het persbericht achter het woord "overheden" een vraagteken wordt geplaatst en dat de woorden in de eerste zin van de derde alinea "Gedurende de procedure is" wordt vervangen door de woorden "Naar de mening van de provincie is gedurende de procedure".
4.4. Voor het overige is de rechter van oordeel dat het persbericht met inachtneming van de in de jurisprudentie ontwikkelde maatstaven de toets der kritiek kan doorstaan, zodat de overige door eiser gewenste wijzigingen zullen worden afgewezen.
4.5. Aan gedaagden zal geen dwangsom worden opgelegd, aangezien ervan uit mag worden gegaan dat een overheidsinstantie en haar gedeputeerde gevolg c.q. uitvoering zullen geven aan een rechterlijk vonnis.
4.6. De vordering tot veroordeling van gedaagden tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding zal worden afgewezen, nu op dit moment volstrekt onduidelijk is of eiser door de vermelding van de gewraakte tekst schade heeft geleden. Met betrekking tot de onderliggende kwestie zijn immers meerdere en ook in verschillende media artikelen gepubliceerd geweest, zulks ook mede op initiatief van eiser. Derhalve wordt niet dan wel onvoldoende aannemelijk geacht dat eiser uitsluitend en alleen door het op de internetsite geplaatste persbericht schade heeft geleden.
4.7. Gedaagden zullen als de in dit kort geding grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten . De kosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- dagvaarding EUR 85,44
- vast recht 254,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.155,44
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. gebiedt gedaagden het naar aanleiding van het door deze rechtbank tussen haar en eiser op 5 november 2008 gewezen vonnis op hun internetsites geplaatste artikel te wijzigen aldus dat daarin ná het woord "overheden" in de kop van dat artikel een vraagteken wordt geplaatst en dat de tekst "Gedurende de procedure is" wordt vervangen door "Naar de mening van de provincie is gedurende de procedure",
5.2. veroordeelt gedaagden in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op EUR 1.155,44,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H. Smits en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2008.?