ECLI:NL:RBROE:2008:BG8226

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
11 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/850703-08; 04/817436-05 (TUL)
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte na beoordeling van camerabeelden en getuigenverklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 11 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot moord en zware mishandeling. De verdachte stond terecht voor het ten laste gelegde feit dat zij op 7 september 2008 in Roermond met een mes het slachtoffer zou hebben gestoken. Tijdens de zitting op 9 december 2008 heeft de rechtbank de verklaringen van de verdachte en getuigen, alsook camerabeelden van het voorval, in overweging genomen. De verdachte heeft verklaard dat zij het slachtoffer met een vuist heeft geslagen, maar ontkent een mes te hebben gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mes is aangetroffen en dat getuigen niet hebben gezien dat de verdachte een mes in handen had.

De rechtbank heeft de camerabeelden bekeken en opgemerkt dat er een ander persoon met een voorwerp in de buurt was tijdens de schermutseling. Dit heeft geleid tot twijfels over de vraag of de verdachte daadwerkelijk de dader was van de steekpartij. Gezien de inconsistenties in de getuigenverklaringen en het gebrek aan overtuigend bewijs, heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte is daarom vrijgesproken van alle beschuldigingen.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen, nu de verdachte is vrijgesproken. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering en de rol van getuigenverklaringen in strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Parketnummers: 04/850703-08
: 04/817436-05 (tul)
Uitspraak d.d. : 11 december 2008
TEGENSPRAAK
VONNIS
van de rechtbank Roermond,
meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in [detentieadres]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 december 2008.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
zij op of omstreeks 07 september 2008 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes, in elk geval met een
scherp voorwerp, in diens buik, in elk geval in diens lichaam, heeft gestoken althans gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 287 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht;
Althans indien terzake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
zij op of omstreeks 07 september 2008 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes, in elk
geval met een scherp voorwerp, in diens buik, in elk geval in diens lichaam, heeft gestoken althans gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 302 juncto artikel 45 Wetboek van Strafrecht;
Althans indien terzake al het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
zij op of omstreeks 07 september 2008 in de gemeente Roermond opzettelijk mishandelend [slachtoffer] met een mes, in elk geval met een scherp voorwerp, in diens buik, in elk geval in diens lichaam, heeft gestoken althans gesneden
althans met een mes, in elk geval met een scherp voorwerp, tegen diens buik, in elk geval tegen diens lichaam, heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 9 december 2008 gevorderd dat het primair ten laste gelegde feit bewezen zal worden verklaard.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder primair en subsidiair ten laste gelegde en ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging ter zake het meer subsidiair ten laste gelegde.
De raadsman heeft een pleitnota overgelegd; de rechtbank verwijst naar die nota.
7.2 Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd.
Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting en de stukken is het volgende gebleken dan wel komen vast te staan.
Verdachte verklaart ter zitting, alsook bij de verhoren door de politie, dat zij op 7 september 2008 te Roermond door het slachtoffer eerst in het café en later daarbuiten is lastig gevallen en dat zij uiteindelijk het slachtoffer met een vuist tegen diens buik heeft geslagen. Verdachte verklaart uitdrukkelijk dat zij bij dit slaan geen mes of ander voorwerp in haar handen heeft gehad. De rechtbank merkt op dat ook geen mes is aangetroffen en ook niemand van de getuigen verklaart dat verdachte in het bezit was van een mes. Het slachtoffer verklaart dat hij buiten het café drie meisjes, onder wie verdachte, zag staan en dat hij door een van die meisjes in zijn buik is gestoken.
Voorts is er de verklaring van de broer van het slachtoffer die aanvankelijk verklaart dat hij heeft gezien dat verdachte heeft gestoken, maar in een latere verklaring aangeeft dat hij niet heeft gezien hoe zijn broer aan zijn verwonding is gekomen. Nog later verklaart hij uitdrukkelijk dat hij niet gezien heeft dat verdachte zijn broer heeft gestoken.
Ter zitting - en later nogmaals bij de beraadslaging - heeft de rechtbank kennisgenomen van de camerabeelden die zijn gemaakt van het gebeuren. Hierbij heeft de rechtbank waargenomen dat tijdens de schermutseling tussen verdachte en het slachtoffer op een bepaald moment van de overkant van de straat een ander persoon met een voorwerp in haar handen naar het slachtoffer en verdachte is toegelopen en vervolgens tussen verdachte en het slachtoffer
- uiteindelijk recht voor het slachtoffer - is gaan staan. Op dat moment bevond verdachte zich achter de persoon die van de overkant was gekomen. Direct hierna is te zien dat het slachtoffer naar zijn buik grijpt en kort hierna zijn t-shirt omhoog trekt.
Gelet op het voorgaande en met name de waarneming van de beelden is er een zodanige mate van twijfel gerezen of het verdachte is geweest die het slachtoffer heeft gestoken, dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen wordt geacht.
Hieruit volgt dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het haar ten laste gelegde.
Tot slot merkt de rechtbank op dat is komen vast te staan dat verdachte het slachtoffer met een vuist heeft geslagen, maar dat deze mishandeling als zodanig niet is ten laste gelegd.
8. De vordering tot tenuitvoerlegging
Nu verdachte wordt vrijgesproken zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van een aan de verdachte bij een vroegere veroordeling in de zaak met parketnummer 04/817436-05 opgelegde voorwaardelijke straf afwijzen.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van heden.
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging.
wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Roermond tot tenuitvoerlegging van de aan de veroordeelde bij vonnis van de kinderrechter te Roermond d.d. 13 februari 2006 in de zaak met parketnummer
04/817436-05 opgelegde straf, ten aanzien waarvan toen was bepaald dat deze voorwaardelijk niet tenuitvoergelegd zou worden.
Vonnis gewezen door mrs. F. Oelmeijer, A.J.M. Huisman-Kreijn en M.J.H. van den Hombergh, rechters, van wie mr. F. Oelmeijer voorzitter, in tegenwoordigheid van P.W.A. Beckers als griffier en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 11 december 2008.
typ:pb