ECLI:NL:RBROE:2009:BH1670

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
4 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
89751 / FA RK 08-1469
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.C.G. Brants
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling omgangsregeling en informatieplicht tussen grootmoeder en kleinkind

In deze zaak heeft grootmoeder op 22 oktober 2008 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Roermond tot vaststelling van een omgangsregeling met haar kleindochter, geboren in 1998, en tot oplegging van een informatieplicht aan de moeder. De grootmoeder verzocht primair om een omgangsregeling waarbij de kleindochter om de drie weken een weekend bij haar zou verblijven. Subsidiair vroeg zij om de moeder te verplichten haar schriftelijk op de hoogte te stellen van belangrijke zaken met betrekking tot de kleindochter, zoals gezondheid en schoolvorderingen, en daarbij een recente foto te sturen. De moeder heeft op 9 januari 2009 verweer gevoerd en verzocht om de grootmoeder niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken.

De mondelinge behandeling vond plaats op 15 januari 2009, waarbij zowel grootmoeder als moeder, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in het verleden een affectieve relatie tussen grootmoeder en kleindochter is geweest, maar dat de communicatie tussen grootmoeder en moeder ernstig verstoord is. De rechtbank concludeert dat een omgangsregeling op dit moment niet in het belang van de kleindochter zou zijn, gezien de slechte verstandhouding tussen de partijen.

De rechtbank wijst het verzoek van grootmoeder tot vaststelling van een omgangsregeling af, maar kent haar wel een recht op informatie toe. De rechtbank oordeelt dat grootmoeder recht heeft op informatie over de kleindochter, omdat dit recht onderdeel uitmaakt van het recht op eerbiediging van family life, zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De moeder wordt verplicht om grootmoeder ieder half jaar schriftelijk te informeren over belangrijke zaken betreffende de kleindochter en daarbij een recente foto te verstrekken. De beschikking is gegeven door kinderrechter mr. P.C.G. Brants op 4 februari 2009.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaaknummer: 89751 / FA RK 08-1469
Beschikking van 4 februari 2009 betreffende ouderlijke verantwoordelijkheden
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres],
hierna te noemen [grootmoeder],
advocaat: mr. D.P.A.M. Haerkens- Vlemmix;
tegen:
[verweerster],
wonende te [adres],
hierna te noemen [moeder],
advocaat mr. K.P.E. van Tulden.
Als belanghebbende merkt de rechtbank tevens aan:
[kleindochter], geboren te [geboorteplaats] op [1998].
[grootmoeder] en [moeder] hierna ook te noemen respectievelijk grootmoeder, moeder.
1. Het verloop van de procedure
1.1. [grootmoeder] heeft op 22 oktober 2008 bij de rechtbank een verzoekschrift ingediend tot vaststelling van een omgangsregeling en vaststelling van een informatieplicht, in dier voege dat zij heeft verzocht:
Primair:
Een omgangsregeling vast te stellen tussen grootmoeder en [kleindochter], waarbij [kleindochter] een weekend per drie weken van vrijdagmiddag uit school tot zondag 18.00 uur bij grootmoeder zal verblijven;
Subsidiair:
Te bepalen dat moeder grootmoeder eens per zes maanden schriftelijk op de hoogte dient te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot [kleindochter] in die zin dat moeder ten minste met betrekking tot de gezondheid en schoolvorderingen informatie dient te verstrekken en daarbij telkens een recente foto van de minderjarige zal sturen.
De rechtbank verwijst naar de inhoud van het verzoekschrift.
1.2. [moeder] heeft op 9 januari 2009 een verweerschrift bij de rechtbank ingediend.
Voor wat het verweer betreft verwijst de rechtbank naar de inhoud van dit verweerschrift.
[moeder] heeft de rechtbank verzocht om grootmoeder in haar verzoeken niet ontvankelijk te verklaren althans haar verzoeken af te wijzen.
1.3. Op 15 januari 2009 heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden.
Bij deze behandeling zijn verschenen:
- grootmoeder, bijgestaan door haar advocaat;
- moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming te Roermond.
De vaststellingen en overwegingen
2.1. Uit de inmiddels beëindigde affectieve relatie van moeder is op [1998] te [geboorteplaats] geboren [kleindochter].
Moeder heeft van rechtswege het gezag.
Blijkens de gedingstukken heeft grootmoeder reeds in 2003 een verzoekschrift bij de rechtbank ingediend tot vaststelling van een omgangsregeling tussen grootmoeder en [kleindochter]. De rechtbank heeft destijds, bij interlocutoire beschikking van 7 mei 2003, geoordeeld dat er tussen grootmoeder en [kleindochter] sprake was van family-life in de zin van artikel 8 EVRM aangezien [kleindochter] vanaf haar geboorte diverse periodes bij grootmoeder heeft gewoond en door grootmoeder is verzorgd. Voorts heeft de rechtbank iedere verdere beslissing aangehouden in afwachting van nader bericht van de raad voor de kinderbescherming.
Vanwege de strijd tussen grootmoeder en moeder werd door de raad voor de kinderbescherming een omgangsregeling op dat moment niet in het belang van [kleindochter] geacht. Grootmoeder heeft toen, vanwege alle spanningen, haar verzoekschrift ingetrokken.
2.2. Ter onderbouwing van het onderhavige verzoek is namens grootmoeder onder meer naar voren gebracht dat [kleindochter] in 2004 weer is teruggekeerd naar het huis van grootmoeder en daar circa een jaar heeft gewoond. De inschrijving is echter niet formeel geregeld. In 2006 heeft [kleindochter] ook nog een langere periode bij grootmoeder verbleven.
Grootmoeder heeft toen onder andere de communie van [kleindochter] geregeld. Medio 2007 is [kleindochter] nog eenmaal bij de partner van grootmoeder geweest.
Het contact tussen [kleindochter] en grootmoeder is verbroken tegen de uitdrukkelijke wens van grootmoeder vanwege een ander conflict tussen grootmoeder en moeder. [kleindochter] heeft zelf meerdere malen getracht contact met grootmoeder te krijgen. Grootmoeder is ervan overtuigd dat [kleindochter] graag contact met haar wil. Grootmoeder vermoedt dat moeder [kleindochter] niet vrij laat in het contact met grootmoeder. Grootmoeder heeft geprobeerd om in onderling overleg tot enige vorm van contact te komen. Grootmoeder wil graag een omgangsregeling met [kleindochter] van een weekend per drie weken van vrijdagmiddag uit school tot zondagmiddag 18.00 uur.
Subsidiair wil grootmoeder graag dat de rechtbank aan moeder een informatieplicht oplegt. Artikel 1:377b BW kent weliswaar slechts recht op informatie toe aan de niet met het gezag belaste ouder, maar grootmoeder wenst, in navolging van de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 15 augustus 2005 en van de rechtbank Leeuwarden van 5 september 2005, dit recht ook aan grootmoeder toe te kennen omdat het recht op informatie onderdeel uitmaakt van het recht op eerbiediging van family life als bedoeld in artikel 8 EVRM, en er eerder is vastgesteld dat grootmoeder en [kleindochter] in een dergelijke betrekking tot elkaar staan.
Grootmoeder acht het wenselijk dat de raad voor de kinderbescherming nogmaals wordt ingeschakeld.
2.3. Moeder heeft erkend dat [kleindochter] de afgelopen jaren, na de eerder gevoerde procedure, af en toe gedurende enige tijd bij grootmoeder is geweest. Moeder was toen wel iedere dag bij grootmoeder thuis om voor [kleindochter] te zorgen. De situatie dat [kleindochter] bij grootmoeder thuis was, was uit nood geboren. Ook de discussie over de wijze van vieren van het communiefeest van [kleindochter] wordt door moeder erkend. Moeder stelt zelf een groot deel van de kosten hiervoor te hebben betaald.
Niet [kleindochter] maar grootmoeder is degene die contact zoekt. Grootmoeder wacht [kleindochter] op bij school. [kleindochter] heeft hierdoor het gevoel dat er aan haar getrokken wordt en moeder vindt dit niet in het belang van [kleindochter]. Moeder vindt een omgangsregeling van grootmoeder met [kleindochter] niet in het belang van [kleindochter]. Moeder heeft een schriftje van [kleindochter] gevonden waaruit blijkt dat er bij grootmoeder thuis veel is voorgevallen. [kleindochter] vertoont de laatste tijd problematisch gedrag. [kleindochter] is thans in behandeling van de Riagg. Moeder bekijkt op dit moment met de huisarts de mogelijkheden om [kleindochter] ergens intern te plaatsen.
[kleindochter] heeft loyaliteitsgevoelens naar zowel moeder als grootmoeder.
Moeder heeft ook Bureau Jeugdzorg op vrijwillige basis bij de problematiek betrokken.
Moeder heeft geen bezwaar tegen een onderzoek door de raad voor de kinderbescherming.
Moeder kan de door grootmoeder verzochte omgangsregeling ook om een andere reden niet ondersteunen. [kleindochter] gaat een keer per veertien dagen een weekend naar haar vader. Een omgangsregeling met grootmoeder zou betekenen dat [kleindochter] maar een weekend per vier weken thuis is, hetgeen moeder niet in het belang van het kind acht.
Ten aanzien van de informatieplicht heeft moeder erop gewezen dat dit volgens de wet is voorbehouden aan de niet met het gezag belaste ouder.
2.4.De rechtbank stelt voorop dat grootmoeder in haar verzoek kan worden ontvangen nu zij voldoende concrete omstandigheden heeft gesteld voor het nog immer bestaan tussen haar en [kleindochter] van gezinsleven (family life) als bedoeld in artikel 8, lid 1 EVRM.
2.5.In het algemeen moet ervan worden uitgegaan dat in het belang van kleinkinderen
te achten is dat zij omgang met hun grootouders hebben mede om aldus hun herkomst beter te leren kennen. Dat zal in het onderhavige geval in beginsel niet anders zijn.
Als uitgangspunt voor omgang heeft te dienen dat een kind met de leeftijd van [kleindochter] onbelast contact kan hebben met de grootouders.
Onweersproken kan worden vastgesteld dat [kleindochter] in het verleden langere aaneengesloten periodes bij grootmoeder heeft gewoond en grootmoeder opvoedings- en verzorgingstaken op zich heeft genomen. Daarnaast moet worden vastgesteld dat moeder, als gezaghebbende ouder met de dagelijkse zorg belast, omgang tussen grootmoeder en [kleindochter] niet langer kan ondersteunen. Uit de ingebrachte stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen concludeert de rechtbank dat de verstandhouding tussen grootmoeder en moeder dermate slecht is en de communicatie tussen partijen inmiddels zo ernstig is verstoord dat een afgedwongen omgang op dit moment [kleindochter] zal schaden. De rechtbank is van oordeel dat er thans onvoldoende basis bestaat om het vaststellen van een omgangsregeling in het belang van [kleindochter] te achten.
De rechtbank ziet op basis van de voorhanden gegevens geen aanleiding voor een raadsonderzoek.
De rechtbank zal gelet op het vorenstaande het verzoek van grootmoeder tot vaststelling van een omgangsregeling afwijzen.
Met betrekking tot de informatieplicht overweegt de rechtbank dat naar nationaal recht artikel 1:377b BW slechts een wettelijk recht op informatie toekent aan de niet met het gezag belaste ouder. In het geval als het onderhavige is er aanleiding dit recht ook aan grootmoeder toe te kennen omdat het recht op informatie, naar het oordeel van de rechtbank onderdeel uitmaakt van het recht op eerbiediging van family life als bedoeld in artikel 8 EVRM, en hiervoor is vastgesteld dat grootmoeder en [kleindochter] in een dergelijke betrekking tot elkaar staan. Door de moeder zijn geen inhoudelijke gronden aangevoerd die een informatieplicht in de weg staan.
Het verzoek komt voor toewijzing in aanmerking op een wijze als hierna in het dictum te bepalen.
3.De beslissing
De rechtbank:
3.1.verklaart [grootmoeder] ontvankelijk in haar verzoek;
3.2.wijst af het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling;
3.3.wijst toe het verzoek tot informatie, in die zin dat [moeder], [grootmoeder] ieder half jaar schriftelijk dient te informeren omtrent gewichtige aangelegenheden betreffende [kleindochter], geboren te [geboorteplaats] op [1998] en daarbij telkens een recente foto van [kleindochter] zal verstrekken.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.C.G. Brants, kinderrechter en ter openbare terechtzitting van 4 februari 2009 uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
Reijndep
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.