ECLI:NL:RBROE:2009:BH4472
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.A.G.F. Custers
- Rechtspraak.nl
Internationale rechtsmacht in echtscheidingsprocedures tussen Nederland en Spanje
In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 25 februari 2009 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die gelijktijdig in Nederland en Spanje een verzoek tot echtscheiding hadden ingediend. De man diende op 16 april 2008 een verzoekschrift in bij de rechtbank, waarin hij vroeg om een beslissing over de echtscheiding, de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kind, een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding, en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De rechtbank moest eerst vaststellen of zij internationale rechtsmacht had om kennis te nemen van het verzoek, gezien de betrokkenheid van de Spaanse rechter in een gelijktijdige procedure.
De rechtbank concludeerde dat zij rechtsmacht had over het verzoek tot echtscheiding, omdat beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit bezaten ten tijde van de indiening van het verzoekschrift. Voor het nevenverzoek betreffende de woonplaats van het kind had de Nederlandse rechter echter geen rechtsmacht, omdat het kind op dat moment zijn gewone verblijfplaats in Spanje had. De rechtbank oordeelde dat het nevenverzoek tot kinderbijdrage wel onder haar rechtsmacht viel, omdat dit als nevenvoorziening in de echtscheidingsprocedure was ingediend.
De rechtbank benadrukte het belang van de Verordening Brussel-II-bis, die bepaalt dat wanneer er procedures in verschillende lidstaten aanhangig zijn, de rechter die het laatst is aangebracht zijn uitspraak aanhoudt totdat de bevoegdheid van de rechter die het eerst is aangebracht, vaststaat. De rechtbank concludeerde dat de procedure in Roermond als eerst was aangebracht en dat zij bevoegd was om van de verzoeken kennis te nemen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en de echtgenoten hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen.