ECLI:NL:RBROE:2009:BH4472

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
25 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
86226 / FA RK 08-540
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.A.G.F. Custers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale rechtsmacht in echtscheidingsprocedures tussen Nederland en Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 25 februari 2009 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die gelijktijdig in Nederland en Spanje een verzoek tot echtscheiding hadden ingediend. De man diende op 16 april 2008 een verzoekschrift in bij de rechtbank, waarin hij vroeg om een beslissing over de echtscheiding, de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kind, een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding, en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De rechtbank moest eerst vaststellen of zij internationale rechtsmacht had om kennis te nemen van het verzoek, gezien de betrokkenheid van de Spaanse rechter in een gelijktijdige procedure.

De rechtbank concludeerde dat zij rechtsmacht had over het verzoek tot echtscheiding, omdat beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit bezaten ten tijde van de indiening van het verzoekschrift. Voor het nevenverzoek betreffende de woonplaats van het kind had de Nederlandse rechter echter geen rechtsmacht, omdat het kind op dat moment zijn gewone verblijfplaats in Spanje had. De rechtbank oordeelde dat het nevenverzoek tot kinderbijdrage wel onder haar rechtsmacht viel, omdat dit als nevenvoorziening in de echtscheidingsprocedure was ingediend.

De rechtbank benadrukte het belang van de Verordening Brussel-II-bis, die bepaalt dat wanneer er procedures in verschillende lidstaten aanhangig zijn, de rechter die het laatst is aangebracht zijn uitspraak aanhoudt totdat de bevoegdheid van de rechter die het eerst is aangebracht, vaststaat. De rechtbank concludeerde dat de procedure in Roermond als eerst was aangebracht en dat zij bevoegd was om van de verzoeken kennis te nemen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en de echtgenoten hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaaknummer: 86226 / FA RK 08-540
Beschikking van 25 februari 2009 betreffende echtscheiding
in de zaak van:
[man],
wonende te [adres],
hierna te noemen de man,
advocaat: mr. R.M.I. Cornelissen;
tegen:
[vrouw],
wonende te [adres],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat: mr. O.J.H.M. van Eijndhoven,
hierna ook te noemen de echtgenoten.
1. Het verloop van de procedure
1.1. De man heeft op 16 april 2008 een verzoekschrift bij de rechtbank ingediend dat bij exploot d.d. 28 april 2008 aan de vrouw is betekend. Bij dat verzoekschrift is verzocht een beslissing te nemen over:
- de echtscheiding;
- de hoofdverblijfplaats van de minderjarige;
- een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (kinderbijdrage);
- de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
1.2. De vrouw heeft op 03 september 2008 een verweerschrift bij de rechtbank ingediend inhoudende het verzoek aan de rechtbank om zich onbevoegd te verklaren danwel het verzoek van de man af te wijzen althans hem in zijn verzoek niet ontvankelijk te verklaren.
1.3. Op 03 oktober 2008 is ter griffie ingekomen een brief van mr. R.M.I. Cornelissen d.d. 02 oktober 2008.
1.4. Op 12 november 2008 is ter griffie ingekomen een brief van mr. O.J.H.M. van Eijndhoven, met bijlagen.
1.5. Op 22 januari 2009 is ter griffie ingekomen een faxbericht van mr. O.J.H.M. van Eijndhoven met bijlagen.
1.6. De rechtbank heeft partijen bericht eerst een beslissing over de rechtsmacht te nemen aan de hand van de schriftelijke stukken.
2. De vaststellingen en overwegingen
2.1. Overeenkomstig het verzoek van de echtgenoten zal de rechtbank thans aan de hand van de schriftelijke stukken een beslissing geven aangaande de vraag of zij internationale rechtsmacht heeft om kennis te nemen van het echtscheidingsverzoek en de nevenverzoeken.
2.2. De rechtbank zal alvorens hierover te beslissen de man niet meer in de gelegenheid stellen om te reageren op de akte met producties van de vrouw ingediend d.d. 11 november 2008. De producties zijn overgelegd op vraag van de rechtbank. De rechtbank zal alleen op de inhoud daarvan acht slaan en niet op de akte voor zover deze een inhoudelijke reactie op de producties geeft.
2.3. Uit de overgelegde bescheiden blijkt hetgeen bij het verzoekschrift is gesteld over het huwelijk en de Nederlandse nationaliteit van de echtgenoten.
2.4. De echtgenoten hebben het thans nog minderjarige kind:
[kind], geboren in de gemeente [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.
Dit kind bezit de Nederlandse nationaliteit.
2.5. Ten tijde van de indiening van het verzoekschrift hadden de echtgenoten en het kind woonplaats in Spanje.
2.6. Het verzoek tot echtscheiding.
De Nederlandse rechter komt rechtsmacht toe om te oordelen over dit verzoek, nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit bezaten (artikel 3, lid 1 aanhef en sub b van de Verordening (EG) Nr. 2201/2003 (Brussel-II-bis).
2.7. Het nevenverzoek betreffende de woonplaats van het kind.
Aan de Nederlandse rechter komt geen rechtsmacht toe ten aanzien van dit nevenverzoek, nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de minderjarige zijn gewone verblijfplaats had in een andere lidstaat van de Europese Unie waarvoor de Verordening Brussel-II-bis geldt en aan de rechter in die lidstaat rechtsmacht toekomt ten aanzien van het voormelde nevenverzoek.
2.8. Het nevenverzoek aangaande de kinderbijdrage.
Nu dit verzoek als nevenvoorziening in de procedure tot echtscheiding is ingediend en de Nederlandse rechter ten aanzien van het hoofdverzoek rechtsmacht heeft, komt hem eveneens rechtsmacht toe ten aanzien van dit nevenverzoek (artikel 5, aanhef en sub 2. van de verordening (EG) nr. 44/2001 (EEX-verordening).
2.9. Het nevenverzoek tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
Nu de echtgenoten volgens de overgelegde huwelijkse voorwaarden zijn gehuwd met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen (artikel 1), zal de rechtbank zich er eveneens over uitlaten of zij rechtsmacht heeft ten aanzien van een verzoek tot afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
2.10. De Nederlandse rechter komt op grond van artikel 4, lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rechtsmacht toe om te oordelen over het nevenverzoek tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap dan wel tot afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
2.11. De rechtbank is van oordeel dat de internationale rechtsmacht van de Nederlandse rechter vaststaat ten aanzien van de verzoeken tot echtscheiding, betreffende de kinderbijdrage en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap dan wel de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
2.12. De rechtbank concludeert voorts uit de stellingen en overgelegde stukken, dat thans tussen de echtgenoten tevens een procedure aanhangig is bij de Spaanse rechter in de rechtbank te Torrevieja strekkende tot echtscheiding met diverse nevenvoorzieningen.
2.13. Over aanhangigheid en onderling samenhangende procedures bepaalt artikel 19 Brussel-II-bis:
1. Wanneer bij gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen procedures tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk aanhangig zijn, houdt het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.
2. Wanneer bij gerechten van verschillende lidstaten procedures betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een kind aanhangig zijn welke hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, houdt het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.
3. Wanneer de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat, verwijst het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, partijen naar dat gerecht.
In dit geval kan de partij die de procedure aanhangig heeft gemaakt bij het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, die vordering aanhangig maken bij het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht.
2.14. Ingevolge het bepaalde van artikel 19 Brussel-II-bis zal de zaak moeten worden voortgezet bij de rechter bij wie de zaak het eerst is aangebracht.
2.15. Artikel 16 Brussel-II-bis bevat een Verordeningsautonome regeling om te bepalen op welk tijdstip een zaak geacht wordt te zijn aanhangig gemaakt bij een gerecht. Zowel de Nederlandse als de Spaanse rechter zal aan de hand van deze bepaling moeten vaststellen op welk moment de procedures geacht moeten worden te zijn aanhangig gemaakt. Daarna kan worden vastgesteld welke procedure het eerst is aangebracht en waartoe ieder van de beide geadieerde gerechten tot elkaar zijn gehouden ingevolge het bepaalde in artikel 19 Brussel-II-bis.
2.16. Artikel 16 Brussel-II-bis luidt:
1. Een zaak wordt geacht bij een gerecht aanhangig te zijn gemaakt:
a) op het tijdstip waarop het stuk waarmee het geding wordt ingeleid of een gelijkwaardig stuk bij het gerecht wordt ingediend, mits de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten de vereiste stappen te nemen teneinde het stuk aan de verweerder te doen betekenen of mede te delen;
of
b) indien de betekening of mededeling van dit stuk moet plaatsvinden voordat het bij het gerecht wordt neergelegd, op het tijdstip waarop het door de autoriteit die verantwoordelijk is voor de betekening of mededeling, wordt ontvangen, mits de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten de vereiste stappen te nemen teneinde het stuk bij het gerecht neer te leggen.
2.17. Een echtscheidingsprocedure in Nederland moet onder a. worden gerangschikt.
Het verzoekschrift is op 16 april 2008 bij de rechtbank te Roermond ingediend, zodat de procedure geacht moet worden op die datum bij de rechtbank aanhangig te zijn gemaakt.
2.18. Voor het vaststellen van het tijdstip van aanhangmaking van de echtscheidingsprocedure in Spanje zal eveneens artikel 16 Brussel-II-bis moeten worden toegepast.
Uit de overgelegde stukken - in het bijzonder productie 6 bij het verweerschrift van de vrouw - blijkt dat het verzoekschrift tot echtscheiding zijdens de vrouw op 03 juni 2008 bij de rechtbank in Torrevieja is ingediend.
2.19. Uit informatie door de rechtbank ingewonnen bij het Internationaal Juridisch Instituut blijkt, dat het gerecht in Spanje op de eerste plaats een beslissing neemt over de toelaatbaarheid van het ontvangen verzoek.
Acht het gerecht het verzoek toelaatbaar dan draagt het gerecht er zorg voor dat - onder meer - de tegenpartij wordt gedagvaard om voor het gerecht te verschijnen.
Uit deze regeling leidt de rechtbank af, dat in het kader van de Verordening Brussel-II-bis een echtscheidingsprocedure in Spanje - net als in Nederland - moet worden gerangschikt onder artikel 16 aanhef en sub a. Brussel-II-bis. Het tijdstip van aanhangigmaken is dus 03 juni 2008 voor wat betreft het toepassen van de Verordening Brussel-II-bis .
2.20. De vrouw heeft gesteld dat het verzoekschrift tot echtscheiding en het daaraan vooraf gaande verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen in Spanje een en dezelfde procedure vormen.
Op grond daarvan zou niet 03 juni 2008 maar 28 januari 2008 - de datum van indiening van het verzoekschrift tot het treffen van voorlopige voorzieningen - moeten worden beschouwd als het tijdstip van aanhangigmaking in de zin van artikel 16 Brussel-II-bis.
2.21. De rechtbank is van oordeel dat deze stelling van de vrouw moet worden gepasseerd.
Er van af gezien dat het verzoekschrift voorlopige voorzieningen pas op 29 januari 2008 is ingediend, concludeert de rechtbank hiertoe, nu zij vaststelt dat op het tijdstip van indiening van het echtscheidingsverzoek (03 juni 2008) de door de Spaanse rechtbank getroffen voorlopige voorzieningen in haar beslissing van 07 april 2008, hun geldigheid hadden verloren. Het Spaanse recht bepaalt immers in artikel 104 Codigó Civil en in artikel 771, lid 5 Ley de Enjuiciamiento Civil (het Spaanse Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) dat de getroffen voorlopige voorzieningen slechts blijven gelden als binnen 30 dagen nadat zij zijn getroffen, een verzoek tot (onder andere) echtscheiding is ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank kan het echtscheidingsverzoek van 03 juni 2008 dan ook alleen maar beschouwd worden als een echtscheidingsverzoek zonder voorafgaande voorlopige voorzieningen. Alleen al daarom kan niet worden gezegd dat in deze de echtscheidingsprocedure en de voorlopige voorzieningenprocedure een en dezelfde procedure vormen.
2.22. Alleen ten aanzien van het nevenverzoek van de man tot veroordeling van de echtgenoten om tot verdeling over te gaan overeenkomstig de huwelijkse voorwaarden doet zich eveneens litispendentie voor.
De vraag op welk tijdstip dit nevenverzoek geacht moet worden te zijn aanhangig gemaakt bij de rechtbank in Torrevieja en bij de rechtbank te Roermond zal de rechtbank op gelijke wijze als ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding kunnen en dienen te beantwoorden.
2.23. Samenvattend is de rechtbank van oordeel
1. dat zij internationale rechtsmacht heeft ten aanzien van de verzoeken van de man tot echtscheiding en tot veroordeling van de echtgenoten om tot verdeling over te gaan overeenkomstig de huwelijkse voorwaarden, en
2. dat de procedure voor de rechtbank te Roermond die deze verzoeken bevat, beschouwd moet worden als de procedure, die het eerst is aangebracht in de zin van artikel 19 Brussel-II-bis.
2.24. Gelet op het hierboven onder 2.1. vermelde verzoek van de echtgenoten aan de rechtbank om zich het eerst over de rechtsmacht uit te laten, zal de rechtbank thans de zaak aanhouden teneinde de echtgenoten in de gelegenheid te stellen om zich uiterlijk op woensdag 11 maart 2009 uit te laten over de termijn en wijze waarop de onderhavige procedure zou moeten worden voortgezet.
3. De beslissing
De rechtbank:
3.1. verklaart zich bevoegd om van het verzoek tot echtscheiding en tot veroordeling van de echtgenoten om tot verdeling over te gaan overeenkomstig de huwelijkse voorwaarden kennis te nemen;
3.2. houdt iedere verdere beslissing aan, in afwachting van een reactie van partijen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.G.F. Custers en ter openbare civiele terechtzitting van 25 februari 2009 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
IB
Tegen deze uitspraak kan binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door de echtgenoten hoger beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Een in eerste aanleg niet verschenen echtgenoot kan hoger beroep instellen binnen drie maanden ná de betekening van deze uitspraak aan hem/haar in persoon danwel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en openlijk bekend is gemaakt.