ECLI:NL:RBROE:2009:BH4482
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.C.G. Brants
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot plaatsing van minderjarige in gesloten jeugdzorg
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Roermond op 17 februari 2009 uitspraak gedaan in een verzoek tot plaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De minderjarige, geboren in 1991, was ondertoezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg. De ouders van de minderjarige, [vader] en [moeder], hebben aangegeven dat zij voldoende mogelijkheden zien om hun kind vanuit de thuissituatie te begeleiden en wensen dat hij naar huis komt. De gezinsvoogd heeft ter zitting verklaard dat de minderjarige momenteel in een gesloten behandelgroep verblijft, maar dat hij daar is uitbehandeld en niet meer op de juiste plek is. De minderjarige staat op de wachtlijst voor een andere instelling, Icarus, maar de gezinsvoogd heeft aangegeven dat deze wachtlijstproblematiek op korte termijn geen oplossing biedt.
De kinderrechter heeft overwogen dat de plaatsing in een gesloten jeugdzorginstelling een vorm van vrijheidsbeneming is, waarop artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) van toepassing is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige situatie van de minderjarige niet meer voldoet aan de vereisten voor gesloten plaatsing, aangezien er geen uitzicht is op adequate behandeling. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het afwachten in geslotenheid op de aanvang van het STP-traject in de zomer van 2009 disproportioneel is en dat vrijheidsbeneming zonder adequate behandeling niet langer in het belang van de minderjarige is.
Daarom heeft de kinderrechter het verzoek tot plaatsing van de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg afgewezen. Deze beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de kinderrechter de belangen van het kind als eerste overweging heeft genomen, zoals voorgeschreven in artikel 3 van het IVRK. De ouders zijn in staat om de minderjarige te begeleiden en de kinderrechter heeft vertrouwen in de thuissituatie.