Parketnummer : 04/860718-07
Uitspraak d.d. : 3 maart 2009
TEGENSPRAAK overeenkomstig artikel 279 Wetboek van Strafvordering
VONNIS
van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [naam]
voornamen : [voornaam]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [plaats]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 februari 2009.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
zij op of omstreeks 30 mei 2007, in de gemeente Venlo, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, (een) voorwerp(en), te weten een hoeveelhe(i)d(en) geld (waarde euro 38.885,42) (afkomstig uit de handel in verdovende middelen) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van een voorwerp, te weten een hoeveelhe(i)d(en) geld (waarde euro 38.885,42) (afkomstig uit de handel in verdovende middelen) gebruik heeft gemaakt, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die hoeveelhe(i)d(en) geld (waarde euro 38.885,42) (afkomstig uit de handel in verdovende middelen) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
(artikel 420bis c.q 420quater Wetboek van Strafrecht).
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 17 februari 2009 gevorderd dat het ten laste gelegde bewezen zal worden verklaard. Hij heeft daartoe – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
De conclusie die de verbalisanten trekken in het proces-verbaal ten aanzien van het witwassen, is de juiste conclusie. Verdachte heeft verklaard dat de tas waarin het geld is aangetroffen, haar eigendom was. Zij zou het geld uit Turkije hebben meegenomen en zou het daar hebben gespaard. Voor witwassen is vereist dat aannemelijk wordt gemaakt dat het aangetroffen geld afkomstig is van een misdrijf. Van belang daarbij is de rol van verdachte. Uit het strafdossier blijkt dat verdachte de tas met het geld heeft verstopt onder een deken op de tuintafel. Indien het geld afkomstig was van een legale bron, had verdachte geen reden om het geld te verstoppen. Het is voorts aannemelijk dat het geld van een misdrijf afkomstig is, nu er in de woning tevens een forse hoeveelheid drugs is aangetroffen. Het geld is bovendien aangetroffen in kleine coupures.
De verklaring van verdachte bij de politie over de herkomst van het geld is ongeloofwaardig. Zij verklaart voorts steeds wisselend. Zij verklaarde bij de politie dat zij het geld vlak voor vertrek naar Nederland bij de bank had opgehaald. Het later overgelegde bankafschrift laat zien dat er een geldopname heeft plaatsgevonden in september 2006. Dit was ongeveer een half jaar voor verdachtes vertrek naar Nederland. Hierdoor is er reden om aan de verklaring van verdachte te twijfelen. De Hoge Raad stelt voorts geen hoge eisen aan de bewezenverklaring van witwassen. De voornoemde omstandigheden tezamen vormen voldoende wettig en overtuigend bewijs.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
Bewezen dient te worden dat het een voorwerp betreft dat afkomstig is van een misdrijf. De omstandigheid dat het geld bij verdachte is aangetroffen, die verbleef in het huis van haar dochter, waarbij haar kleinzoon in hetzelfde huis is aangehouden voor het bezit van een grote hoeveelheid drugs, is onvoldoende bewijs voor witwassen. Verdachte heeft voorts een verklaring gegeven ten aanzien van de herkomst van het geld. Deze herkomst is bovendien aangetoond door middel van het ter zitting overgelegde bankafschrift, waaruit een geldopname van rond de
€ 30.000,00 in Turkse Lira blijkt. Verdachte heeft bij de politie een verklaring afgelegd over de hoeveelheid aangetroffen geld. Die verklaring is tot stand gekomen met behulp van een tolk die een ander dialect sprak. Dit heeft tot misverstanden kunnen leiden. Verdachte heeft het geld opgenomen van de bank en thuis bewaard, om het beetje bij beetje om te wisselen tegen een voordelige wisselkoers. Hierdoor is het bedrag in kleine coupures meegenomen, toen verdachte naar Nederland vloog. Dat zij het geld op haar rug heeft gebonden, is het gevolg van een cultuurverschil.
Er is kortom onvoldoende wettig bewijs. Indien de rechtbank van oordeel zou zijn dat er voldoende wettig bewijs aanwezig is, dan kan dat bewijs niet overtuigend worden geacht.
7.2 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hieronder opgenomen motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door de Regiopolitie Limburg-Noord, district Venlo opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL2322/07-004766, gedateerd 31 juli 2007 en de daarbij behorende bijlagen (tevens een doorlopend genummerde print van scan, pagina 1 t/m 168).
Tijdens de doorzoeking in het huis gelegen aan de [adres] te Venlo op woensdag 30 mei 2007, werd onder andere een zwarte handtas op de tuintafel aangetroffen. De tas lag op dat moment onder een deken. In de tas werd een hoeveelheid bankbiljetten aangetroffen. Deze biljetten waren in verschillende pakketjes gebundeld, middels een elastiek. In de tas lagen een zestal pakketten met bankbiljetten, welke los in de tas lagen. Pakket zeven betrof het geld dat los in de tas lag. Pakket zes zat in een blauwe plastic tas met opschrift ‘primera’ verpakt. Pakket 1 zat in een doorzichtig plastic zakje. De bankbiljetten en tas zijn in beslag genomen en geteld. Het betrof een totaalbedrag van € 38.885,42, voornamelijk bestaande uit kleinere coupures. Het bedrag bestond onder meer uit één bankbiljet van 500 euro en 40 van 100 euro. De overige bankbiljetten varieerden in waarde van 5 tot 50 euro. Bij pakket twee werd een handgeschreven berekening met de waarde van dat pakket aangetroffen. Van de aangetroffen situatie en de hoeveelheid bankbiljetten zijn foto’s gemaakt.
In de woonkamer van het huis werd 6.030 gram hasjiesj en 786 gram hennep aangetroffen.
Verdachte is op 30 mei 2007 door de politie gehoord, met behulp van een tolk. Zij heeft verklaard dat de zwarte tas die in beslag is genomen haar eigendom is. De tas bevond zich eerst op de slaapkamer. Toen de politie kwam, heeft ze de tas meegenomen en buiten op de tuintafel gezet. Daarna is ze naar binnen gegaan.
Gelet op de hoogte van het aangetroffen bedrag, de plaats waar en manier waarop het geld is aangetroffen, de coupures, de wijze van verpakking van het geld en de in het woonhuis aangetroffen hoeveelheid drugs, alsmede de poging van verdachte om de tas met geld aan het zicht van de politie te onttrekken, is de rechtbank van oordeel dat voldoende vaststaat dat dit geld door middel van een misdrijf (drugshandel) is verkregen.
Het is overigens een feit van algemene bekendheid, dat in de verdovende middelen handel enorme winsten worden gegenereerd in de vorm van contant geld. Ook de wijze waarop het geld verpakt was en de kleine coupures, wijzen naar de herkomst uit de handel in verdovende middelen. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de hoeveelheid geld die in haar tas is aangetroffen, afkomstig was van een misdrijf.
Over de herkomst van het geld zijn door verdachte wisselende verklaringen afgelegd. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat ze het geld zou hebben gespaard toen zij en haar echtgenoot nog werkten in Nederland. Sinds ze terug zijn gegaan naar Turkije, zouden ze niks meer hebben gespaard. In haar latere schriftelijke verklaring, die door de raadsman is overgelegd, heeft verdachte verklaard dat het geld afkomstig is van de verkoop van het melkveebedrijf dat ze voor de dood van haar man in 2006, met hem in Turkije had opgezet. De tegenstrijdigheid in de door verdachte afgelegde verklaringen leidt bij de rechtbank tot het oordeel dat beide verklaringen onaannemelijk zijn.
Verdachte heeft in haar schriftelijke verklaring die door de raadsman is overgelegd tevens verklaard dat ze het geld voor vertrek naar Nederland, in Turkije heeft opgenomen bij de bank. De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting een bankafschrift met vertaling overgelegd waaruit een opname van 68.000 Turkse Lira (ongeveer € 32.000,00 met de huidige wisselkoers) op 15 september 2006 blijkt.
Gezien het tijdsverloop tussen de geldopname in Turkije en het aantreffen van het geldbedrag in verdachtes tas door de politie en gezien het feit dat het een substantieel ander geldbedrag betreft, is het naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat de opname van een geldbedrag van 68.000 Turkse Lira ruim een half jaar voor verdachtes vertrek naar Nederland, hetzelfde geld betreft als de in verdachtes tas aangetroffen eurobankbiljetten.
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
7.3 Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 30 mei 2007 in de gemeente Venlo een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld, waarde euro 38.885,42, afkomstig uit de handel in verdovende middelen, voorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat die hoeveelheid geld (waarde euro 38.885,42, afkomstig uit de handel in verdovende middelen) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf:
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 420quater van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 17 februari 2009 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte voor witwassen zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
10.2 De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen. Zij heeft een grote hoeveelheid geld voorhanden gehad waarvan zij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit geld uit drugshandel afkomstig was. Verdachte heeft getracht de aanwezigheid van dit drugsgeld te verdoezelen. Dat rekent de rechtbank haar aan.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister niet eerder ter zake van vermogensdelicten is veroordeeld, alsmede met de gevorderde leeftijd van verdachte.
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, de hoogte van de na te melden straf meer passend dan de door de officier van justitie gevorderde straf.
De rechtbank zal de op te leggen vrijheidsstraf geheel voorwaardelijk opleggen, zodat de strafoplegging dienstbaar wordt gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
10.3 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten
07-004766 1 Geld Euro
-
betreft Pakket 1
07-004766 2 Geld Euro
-
betreft Pakket 2
07-004766 3 Geld Euro
-
Betreft Pakket 3
07-004766 4 Geld Euro
-
betreft Pakket 4
07-004766 5 Geld Euro
-
betreft Pakket 5
07-004766 6 Geld Euro
-
betreft pakket 6
07-004766 7 Geld Euro
-
betreft Pakket 7;
dienen te worden verbeurdverklaard.
Genoemde voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien met betrekking tot die voorwerpen het feit is begaan.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 420quater.
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de tijd van vier maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
verklaart verbeurd:
07-004766 1 Geld Euro
-
betreft Pakket 1
07-004766 2 Geld Euro
-
betreft Pakket 2
07-004766 3 Geld Euro
-
Betreft Pakket 3
07-004766 4 Geld Euro
-
betreft Pakket 4
07-004766 5 Geld Euro
-
betreft Pakket 5
07-004766 6 Geld Euro
-
betreft pakket 6
07-004766 7 Geld Euro
-
betreft Pakket 7.
Vonnis gewezen door mrs. F. Oelmeijer, A.K. Kleine en N.I.B.M. Buljevic, rechters, van wie mr. N.I.B.M. Buljevic, voornoemd, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank voornoemd op 3 maart 2009.