ECLI:NL:RBROE:2009:BH7360

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
11 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
88718 / FA RK 08-1188
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van kinderbijdrage, hoofdverblijf en omgangsregeling na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 11 maart 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man over de vaststelling van een kinderbijdrage, de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de omgangsregeling. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.M.W.M. Verrijdt, verzocht de rechtbank om te bepalen dat de man met ingang van 1 april 2007 een kinderbijdrage van EUR 788,87 per maand zou betalen voor hun drie minderjarige kinderen. Daarnaast vroeg zij om vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar en om een omgangsregeling tussen de man en de kinderen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.P.A.M. Haerkens-Vlemmix, verzocht de rechtbank om de hoogte van de kinderbijdrage en de ingangsdatum daarvan te herzien en om de verzoeken van de vrouw af te wijzen, voor zover deze betrekking hadden op de hoogte van de bijdrage.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man over voldoende financiële draagkracht beschikt om de gevraagde bijdrage te betalen. De vrouw heeft een bruto inkomen van EUR 1.838,= per maand en ontvangt daarnaast een variabel inkomen van gemiddeld EUR 300,= per maand. De man heeft een bruto inkomen van EUR 3.401,54 per maand. De rechtbank heeft de draagkracht van de man berekend op EUR 751,= per maand, wat betekent dat hij in staat is om de gevraagde kinderbijdrage te betalen.

De rechtbank heeft ook de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw vastgesteld en een omgangsregeling bepaald, waarbij de man en de kinderen gedurende de oneven weken omgang met elkaar hebben. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw grotendeels toegewezen en de man veroordeeld tot betaling van de kinderbijdrage, met terugwerkende kracht tot de datum van indiening van het verzoekschrift. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de man onmiddellijk aan de verplichtingen moet voldoen, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaaknummer : 88718 / FA RK 08-1188
Beschikking en vonnis van 11 maart 2009 betreffende alimentatie en ouderlijke verantwoordelijkheden
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [adres],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat: mr. C.M.W.M. Verrijdt;
tegen:
[de man],
wonende te [adres],
hierna te noemen de man,
advocaat: mr. D.P.A.M. Haerkens- Vlemmix.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Dit blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 27 augustus 2008;
- het verweerschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 24 oktober 2008;
- de namens de man binnengekomen brief, met producties, van 20 november 2008;
- de mondelinge behandeling, welke heeft plaatsgevonden op 4 december 2008 en waarbij zijn verschenen:
- partijen, bijgestaan door hun advocaten.
De hierna te noemen minderjarigen zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken.
2. De vaststaande feiten
2.1. Op grond van de overgelegde - niet weersproken - producties gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten.
2.2. Deze rechtbank heeft op 14 maart 2007 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Die uitspraak is op 30 maart 2007 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3. Uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk zijn geboren de thans nog minderjarigen:
1. [kind 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991;
2. [kind 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993;
3. [kind 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995.
3. Het verzoek
3.1. Het verzoekschrift houdt in dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, zal bepalen:
1. dat de man met ingang van 1 april 2007 een kinderbijdrage zal betalen van EUR 788,87 per maand ten behoeve van de drie kinderen;
2. dat de drie kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw hebben;
3. dat de man en [kind 2] en [kind 3] gedurende de oneven weken omgang met elkaar hebben, waarbij de wisseldag op vrijdag na schooltijd zal zijn of in onderling overleg met de kinderen;
4. dat de man uiterlijk binnen één week na ontvangst van de beschikking aan Falcon Leven N.V. dient door te geven dat de helft van de premie van het rekeningnummer van [de vrouw] dient te worden afgeschreven, aangezien de helft van de waarde van de kapitaalverzekering met nummer 2039273 aan de vrouw toekomt.
3.2. De vrouw stelt dat de kinderen behoefte hebben aan een kinderbijdrage en dat de man over voldoende financiële draagkracht beschikt om de gevraagde bijdrage te betalen.
Partijen zijn bij echtscheidingsconvenant van 7 februari 2007 overeengekomen dat er sprake is van co-ouderschap en dat daaraan nadere invulling zal worden gegeven door onder andere een nog op te stellen ouderschapsplan. Partijen hebben vervolgens afgesproken dat [kind 2] en [kind 3] om de week bij de man en de vrouw wonen. Het contact tussen [kind 1] en haar vader is sinds kort enigszins hersteld. Partijen hebben tot op heden geen definitieve overeenstemming kunnen bereiken omtrent de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. Partijen zouden een gezamenlijke pot maken, waaruit de kosten van de kinderen betaald zouden worden. Deze pot is echter nooit gerealiseerd. De man zou 7/12 deel van de kosten betalen, maar is deze afspraak nauwelijks nagekomen. Partijen zijn indertijd overeengekomen dat de behoefte van de kinderen per maand EUR 970,= bedroeg. De vrouw werkt 24 uur per week en verdient EUR 1.838,= bruto per maand. Daarnaast geeft zij trainingen waarvoor zij gemiddeld EUR 300,= bruto per maand ontvangt. Laatstgenoemd inkomen is geen vast inkomen. Haar huidige arbeidsuren zijn niet te combineren met de zorg voor de kinderen, met name voor [kind 1]. De vrouw heeft een koopwoning met een WOZ-waarde van EUR 216.000,=. De verschuldigde hypotheekrente bedraagt EUR 460,= per maand bruto. Haar premie ziektekosten bedragen EUR 138,80 per maand en haar draagkracht EUR 241,= per maand. Volgens de vrouw heeft de man een draagkracht van EUR 939,= per maand, waardoor hij EUR 788,87 per maand aan kinderbijdrage kan betalen.
De man weet sinds eind 2006 dat hij een aanzienlijke bijdrage in de kosten van de kinderen dient te betalen. De man heeft aangeboden om met ingang van 1 juli 2008 EUR 644,= per maand te betalen. Eind juli heeft de man dit bedrag betaald. Tot op heden heeft de man nagelaten de tussen partijen gemaakte afspraak omtrent een beleggingsverzekering bij Falcon na te komen. De vrouw verzoekt de rechtbank het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen. De vrouw verzoekt dat de omgang tussen de man en [kind 1] in onderling overleg zal plaatsvinden en de omgang tussen de man en [kind 2] en [kind 3] zoals deze tot nu toe heeft plaatsgevonden, waarbij rekening wordt gehouden met de wensen van de kinderen.
4. Het verweer
4.1. De man verzoekt de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, het onder 1 verzochte voor wat betreft de hoogte van het bedrag en de ingangsdatum af te wijzen en om een bijdrage en een ingangsdatum vast te stellen, die de rechtbank redelijk acht; het onder 2 en 3 verzochte toe te wijzen en het onder 4 verzochte af te wijzen, kosten rechtens.
De man erkent dat partijen vanuit een gezamenlijke pot de kosten voor de kinderen zouden betalen. Tot 20 juni 2007 heeft iedere partij in dat verband EUR 700,= per maand op een gezamenlijke rekening gestort. Na die datum heeft de vrouw deze rekening alleen voortgezet. De man erkent dat hij 7/12 deel van de kosten kinderen zou betalen. De man betwist dat hij zich niet aan deze afspraak heeft gehouden. De vrouw heeft verzuimd om aan de hand van originele nota’s de kosten van de kinderen aan te tonen. De man erkent dat de behoefte van de kinderen destijds op EUR 960,= voor de drie kinderen gezamenlijk is gesteld. Er zou ten aanzien van de kinderen co-ouderschap gelden en de vrouw zou 28 uren werkzaam zijn, met de bedoeling deze uren in de toekomst uit te breiden. De man stemt in met de door de vrouw gestelde behoefte van de drie kinderen tezamen van EUR 991,34 per maand. De man is van mening dat de vrouw meer uren zou kunnen gaan werken. De man erkent dat [kind 1] bij de vrouw woont, maar [kind 1] is bijna 18 jaar, verblijft bijna elk weekend bij haar vriend in Harderwijk, doet twee avonden per week aan fitness, gaat overdag naar school en werkt iedere avond van 18.00 tot 20.00 uur. Volgens de man bedraagt de hypotheekrente van de vrouw EUR 430,= per maand. De vrouw maakt aanspraak op diverse heffingskortingen en ontvangt de kinderbijslag voor alle kinderen. De vrouw heeft niet aangetoond, dat zij haar eigen risico heeft moeten aanspreken. De man becijfert de draagkracht van de vrouw op EUR 460,86 en zijn draagkracht op EUR 768,= per maand. De man becijfert zijn aandeel in de kosten van de kinderen op EUR 619,= per maand, maar is van mening dat hij, als gevolg van verrekening van kinderbijslag, EUR 519,= per maand zou moeten bijdragen. De man verzet zich tegen een vaststelling van de kinderbijdrage met terugwerkende kracht. De man gaat akkoord met hetgeen de vrouw onder punt 2 en 3 heeft verzocht. De man zal zo spoedig mogelijk gevolg geven aan het verzoek van de vrouw onder 4.
5. De beoordeling
5.1. Hoofdverblijf kinderen en omgangsregeling
Nu de man bij zijn verweerschrift heeft verzocht het door de vrouw gedane verzoek betreffende de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de omgangsregeling toe te wijzen, is de rechtbank van oordeel dat in het belang van deze kinderen dient te worden beslist als hierna te melden. Omdat [kind 1] op het moment van de uitspraak inmiddels meerderjarig zal zijn zal de rechtbank ten aanzien van haar de beslissing achterwege laten.
5.2. De kapitaalverzekering bij Falcon Leven N.V. met nummer 2039273
De vrouw heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat de man uiterlijk binnen één week na ontvangst van de beschikking aan Falcon Leven N.V. dient door te geven dat de helft van de premie van het rekeningnummer van [de vrouw] dient te worden afgeschreven, aangezien de helft van de waarde van de kapitaalverzekering met nummer 2039273 aan de vrouw toekomt.
Ter terechtzitting heeft de man zijn aanvankelijk bij verweerschrift ingenomen standpunt gewijzigd. Volgens de man dient de betreffende verzekering te worden gesplitst, omdat de waarde van de betreffende polis als gevolg van de daling van de aandelenkoersen dagelijks minder waard wordt.
De rechtbank is van oordeel dat dit onderdeel van de door de vrouw gedane verzoeken bij dagvaarding had moeten worden ingeleid.
Gelet op de wisselbepaling van artikel 69 Rv. zal de rechtbank dit verzoek verder als vordering behandelen. Nu beide partijen hun standpunt zowel schriftelijk als mondeling voldoende hebben kunnen toelichten op een wijze die vergelijkbaar is met een bij dagvaarding ingeleid geding, zal de rechtbank op bedoeld onderdeel beslissen in de vorm van een vonnis in plaats van een beschikking.
De man heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling bevestigd, dat partijen indertijd zijn overeengekomen dat ieder van hen maandelijks EUR 35,= zou storten ten behoeve van voornoemde kapitaalverzekering. Nu naar het oordeel van de rechtbank de vordering van de vrouw er enkel toe strekt, dat wordt vastgelegd op welke wijze zij haar deel van de overeenkomst dient na te komen en de overeenkomst verder in stand laat, is de rechtbank van oordeel dat deze vordering dienovereenkomstig kan worden toegewezen.
5.3. De kinderbijdrage
De vrouw vraagt vaststelling van een door de man met ingang van 1 april 2007 te betalen kinderbijdrage van EUR 788,87 per maand ten behoeve van de drie kinderen gezamenlijk.
De man verzoekt de kinderbijdrage voor wat betreft de hoogte van het bedrag en de ingangsdatum af te wijzen en om een bijdrage en een ingangsdatum vast te stellen, die de rechtbank redelijk acht.
5.4. De behoefte
5.4.1. De man erkent de door de vrouw gestelde behoefte van EUR 991,34 per maand voor de drie kinderen tezamen, zodat de behoefte daarmee vaststaat.
Partijen verschillen van mening omtrent de verdeling van de behoefte en de datum per wanneer een door de man te betalen kinderbijdrage dient in te gaan.
De rechtbank is van oordeel dat uit de behandeling ter terechtzitting en de inhoud van de processtukken is gebleken dat partijen sedert het moment waarop zij uiteen zijn gegaan tot aan het moment van indiening van het verzoekschrift – 27 augustus 2008 – de betaling van de kosten van hun kinderen op basis van daarvoor gemaakte afspraken hebben geregeld.
De vrouw heeft ter terechtzitting verklaard, dat partijen op 30 september 2006 uit elkaar zijn gegaan en dat partijen vervolgens tot december 2006 om de beurt in de voormalige echtelijke woning hebben gewoond. De vrouw heeft in december 2006 samen met de oudste dochter deze woning verlaten. Op basis van een afspraak heeft iedere partij tot 20 juni 2007 EUR 700,= per maand op een gezamenlijke bankrekening gestort waarvan alle vaste lasten, zoals gas, water, licht en de kosten van de kinderen zijn betaald. Vanaf juli 2007 tot en met juni 2008 hebben partijen in een verhouding van 7/12 door de man en 5/12 door de vrouw bijgedragen in de kosten van de kinderen en met ingang van 1 juli 2008 betaalt de man EUR 644,= per maand aan kinderalimentatie ten behoeve van de drie kinderen tezamen.
De vrouw verzoekt thans met terugwerkende kracht tot 1 april 2007 de kinderbijdrage op EUR 788,87 per maand te bepalen.
Volgens de man ontbreekt de grond om de kinderbijdrage met terugwerkende kracht vast te stellen, aangezien hij sedert de echtscheiding zijn aandeel in de kosten van de kinderen heeft betaald.
Gelet op hetgeen de vrouw heeft gesteld en de reactie daarop van de man is naar het oordeel van de rechtbank door de vrouw onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de man zich niet aan de door partijen gemaakte afspraken heeft gehouden. De rechtbank verwijst hiervoor naar de door de man als productie 1, 2 en 3 bij zijn verweerschrift overgelegde en door de vrouw niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken bescheiden. Nu de man eerst met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift rekening heeft kunnen houden met de daarbij verzochte kinderbijdrage van EUR 788,87 per maand, is de rechtbank van oordeel dat de eventueel nader vast te stellen bijdrage met ingang van die datum dient in te gaan.
Zoals hiervoor al overwogen hebben partijen steeds de bedoeling gehad allebei bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen. In dat verband heeft de man onweersproken gesteld, dat hij bij brief van 1 juli 2008 heeft aangeboden om met ingang van die datum EUR 644,= per maand te zullen betalen, onder de voorwaarde dat de vrouw daarvan alle lasten van de kinderen zou voldoen. Het feit dat de vrouw thans een bijdrage van EUR 788,87 per maand verzoekt, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen voor wat betreft de hoogte van ieders aandeel in de kosten van hun kinderen.
Gelet hierop en gelet op hetgeen de man bij zijn verweerschrift heeft verzocht, zal de rechtbank hierna nagaan hoeveel iedere partij per 27 augustus 2008 naar rato van zijn of haar draagkracht dient bij te dragen in de onder punt 5.4.1. genoemde behoefte van EUR 991,34 per maand voor de drie kinderen tezamen.
5.5. Verdeling behoefte naar rato van ieders draagkracht
De draagkracht van de vrouw
5.5.1. De vrouw werkt gedurende 24 uur per week bij Mensana en haar inkomen bedraagt EUR 1.838,= bruto per maand. De vrouw geeft daarnaast trainingen bij de Stichting Dichterbij. Het uurtarief daarvan bedraagt volgens de vrouw EUR 18,75 bruto. De vrouw verricht deze werkzaamheden gemiddeld 2 dagen per maand en haar inkomen daaruit bedraagt EUR 300,= bruto per maand. De vrouw heeft ter terechtzitting herhaald dat partijen indertijd hebben afgesproken dat zij maximaal 24 uur per week zou gaan werken bij de Stichting Synthese en dat zij zich voor het overige aan de verzorging en opvoeding van de kinderen zou wijden. Hoewel [kind 2] en [kind 3] evenveel tijd bij de man als bij de vrouw doorbrengen, kan de vrouw haar uren niet uitbreiden omdat [kind 1] een meisje is, dat extra aandacht behoeft. [kind 1] heeft onder andere enkele maanden in een pleeggezin verbleven en krijgt psychotherapie. Momenteel gaat het beter met [kind 1] en zij verblijft thans om het weekend bij haar vriend. Naast voornoemde werkzaamheden geeft de vrouw soms les in een Fitnessclub. Van de vergoeding voor die werkzaamheden betaalt zij een deel van het abonnementsgeld voor [kind 2] en [kind 3].
De man is van mening dat de vrouw meer uren zou kunnen gaan werken. Volgens de man bedraagt het gemiddeld inkomen van de vrouw uit werkzaamheden bij de Stichting Dichterbij EUR 450,= bruto per maand. De man erkent dat [kind 1] bij de vrouw woont, maar [kind 1] is bijna 18 jaar, verblijft bijna elk weekend bij haar vriend in Harderwijk, doet twee avonden per week aan fitness, gaat overdag naar school en werkt iedere avond van 18.00 tot 20.00 uur.
Nu de man de door de vrouw ter terechtzitting herhaalde stelling betreffende de door partijen gemaakte afspraak omtrent de verzorging en opvoeding van de kinderen niet meer heeft weersproken, is de rechtbank van oordeel dat van de vrouw niet verlangd kan worden dat zij meer uren gaat werken dan dat zij nu feitelijk doet. Gelet hierop neemt de rechtbank voor de berekening van de draagkracht van de vrouw haar inkomen van EUR 1.838,= bruto per maand als uitgangspunt. Naast dit inkomen houdt de rechtbank rekening met een maandelijkse onregelmatigheidstoeslag van gemiddeld EUR 14,= bruto en 8% vakantietoeslag. Gelet op de door de vrouw als productie 7 bij verzoekschrift overgelegde salarisspecificatie van Stichting Dichterbij, waaruit blijkt van een bruto uurloon van EUR 19,24 en 21,50 gewerkte uren, houdt de rechtbank rekening met een gemiddeld bruto inkomen uit werkzaamheden voor de Stichting Dichterbij van EUR 400,= per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag.
5.5.2. De rechtbank houdt voorts op jaarbasis rekening met:
- EUR 2.184,= pensioenpremie Mensana
- EUR 36,= premie arbeidsongeschiktheidspensioen
- EUR 516,= pensioenpremie Stichting Dichterbij
- EUR 311,= WW-premie
- EUR 1.879,= fiscale bijtelling inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage
Zorgverzekeringswet die over beide inkomens uit arbeid is berekend
- EUR 1.188,= eigenwoningforfait
- EUR 5.171,= hypotheekrente volgens productie 9 bij het verzoekschrift
5.5.3. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de volgende heffingskortingen:
- algemene heffingskorting
- arbeidskorting
- alleenstaande ouderkorting
- aanvullende alleenstaande ouderkorting
5.5.4. Uitgaande van bovenstaande gegevens berekent de rechtbank het besteedbaar inkomen van de vrouw op EUR 2.135,= per maand.
5.5.5. De rechtbank houdt rekening met de bijstandsnorm voor een alleenstaande, exclusief de woonkostencomponent, en een draagkrachtpercentage van 60.
5.5.6. De rechtbank neemt de volgende niet of niet langer bestreden maandelijkse lasten van de vrouw in aanmerking:
- EUR 431,= hypotheekrente
- EUR 95,= forfait overige eigenaarslasten
- EUR 156,= de inkomensafhankelijke premie Zorgverzekeringswet
- EUR 55,45 de premie Zorgverzekeringswet, inclusief premie aanvullende verzekering ad EUR 138,80 min de in de bijstandsnorm begrepen nominale premie ad EUR 54,=.
- EUR 35,= premie voor uitkering bij ziekte, ongeval of invaliditeit, oudedagsvoorziening
5.5.7. Op grond van voormelde financiële gegevens becijfert de rechtbank de draagkracht van de vrouw op EUR 386,= per maand.
De draagkracht van de man
5.5.8. Als uitgangspunt voor de berekening van de draagkracht van de man neemt de rechtbank diens bruto maandinkomen over augustus 2008 van EUR 3.401,54. De rechtbank houdt tevens rekening met een nominale toeslag van EUR 37,50, een bijdrage op grond van een bijzondere regeling van EUR 102,05, een bijdrage uit hoofde van consignatiediensten AID van EUR 34,02 en een bijdrage onregelmatige dienst AID van EUR 204,09, telkens bruto en per maand. De rechtbank houdt ten slotte rekening met een eindejaarsuitkering van EUR 1.600,= bruto en 8% vakantietoeslag.
5.5.9. De rechtbank houdt voorts op jaarbasis rekening met:
- EUR 2.250,= premie ABP pensioen/NP
- EUR 1.233,= premie VUT/FPU basis
- EUR 29,= premie ABP AP
- EUR 78,= premie IPAP
- EUR 1.060,= WW-premie
- EUR 2.249,= fiscale bijtelling inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage Zorgverzekeringswet
- EUR 1.243,= eigenwoningforfait
- EUR 6.065,= hypotheekrente
5.5.10. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de volgende heffingskortingen:
- algemene heffingskorting
- arbeidskorting
5.5.11. Uitgaande van bovenstaande gegevens berekent de rechtbank het besteedbaar inkomen van de man op EUR 2.915,= per maand.
5.5.12. De rechtbank houdt rekening met de bijstandsnorm voor een alleenstaande, exclusief de woonkostencomponent, en een draagkrachtpercentage van 60.
De rechtbank neemt de volgende maandelijkse lasten van de man in aanmerking:
- EUR 505,= hypotheekrente
- EUR 95,= forfait overige eigenaarslasten
- EUR 187,42 de inkomensafhankelijke premie Zorgverzekeringswet
- EUR 32,30 de premie Zorgverzekeringswet EUR 86,30 min de in de bijstandsnorm begrepen nominale premie ad EUR 54,=
- EUR 35,= premie voor uitkering bij ziekte, ongeval of invaliditeit, oudedagsvoorziening
- EUR 162,= kosten omgangsregeling nu uit de behandeling ter terechtzitting is gebleken dat het contact tussen de man en [kind 1] sinds een half jaar is hervat en [kind 2] en [kind 3] om de week bij de man en de vrouw wonen
De rechtbank is van oordeel dat geen rekening dient te worden gehouden met de maandelijkse lasten betreffende een door de man afsloten flexibel krediet, omdat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat het afsluiten van het krediet voor hem als enige mogelijkheid gold om aan zijn onderhoudsverplichting te kunnen voldoen en de rechtbank het in strijd acht met de redelijkheid en billijkheid om enerzijds kosten te maken om aan de onderhoudsverplichting te kunnen voldoen en om vervolgens deze kosten af te wentelen op degene jegens wie de onderhoudsverplichting bestaat.
5.5.13. Op grond van voormelde financiële gegevens en rekening houdende met de relevante fiscale aspecten becijfert de rechtbank de draagkracht van de man op EUR 751,= per maand.
Conclusie
Gelet op hoogte van ieders draagkracht is de rechtbank van oordeel dat de man naar rato van zijn draagkracht bijdraagt in de kosten van de kinderen, indien hij ten behoeve van de drie kinderen van partijen een bijdrage van EUR 218,= per kind per maand betaalt.
Beoordeling van de vraag of de man voornoemde bijdrage kan betalen
5.6. De draagkracht
Uitgaande van het hiervoor becijferde besteedbaar inkomen van de man van EUR 2.915,= per maand en rekening houdende met de bijstandsnorm in geval van co-ouderschap, exclusief de woonkostencomponent, een draagkrachtpercentage van 52,5 en de relevante fiscale aspecten is de rechtbank van oordeel dat de man met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift – 27 augustus 2008 – EUR 218,= per kind per maand kan betalen.
5.7. De proceskosten
5.7.1. De rechtbank acht termen aanwezig de proceskosten tussen partijen te compenseren, zodanig dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
6. De beslissing
De rechtbank:
6.1. bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen:
[kind 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
[kind 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
bij de vrouw zal zijn;
6.2. bepaalt dat de man en de minderjarige [kind 2] en [kind 3] gedurende de oneven weken omgang met elkaar hebben, waarbij de wisseldag op vrijdag na schooltijd zal zijn of in onderling overleg met de kinderen;
6.3. bepaalt dat de man met ingang van 27 augustus 2008 ten behoeve van de verzorging en opvoeding, vanaf 24 februari 2009 kosten van levensonderhoud en studie geheten, van [kind 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991, voor wat betreft de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling, tot 24 februari 2009 aan de vrouw en met ingang van 24 februari 2009 aan [kind 1] zal hebben te betalen een bedrag van EUR 218,= per maand, telkens vermeerderd met het bedrag van iedere uitkering die krachtens geldende wetten of regelingen ten behoeve van [kind 1] zolang zij minderjarig is kan of zal worden verleend;
6.4. bepaalt dat de man met ingang van 27 augustus 2008 ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de minderjarige:
[kind 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993;
[kind 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995;
voor wat betreft de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling, aan de vrouw zal hebben te betalen een bedrag van EUR 218,= per maand per kind, telkens vermeerderd met het bedrag van iedere uitkering die krachtens geldende wetten of regelingen ten behoeve van die minderjarigen kan of zal worden verleend;
6.5. compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elk van hen de eigen kosten draagt;
6.6. verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad;
6.7. bepaalt dat de man uiterlijk binnen één week na ontvangst van het vonnis aan Falcon Leven N.V. dient door te geven dat de helft van de premie van de kapitaalverzekering met nummer 2039273 van het rekeningnummer van [de vrouw] dient te worden afgeschreven;
6.8. wijst het meer of anders verzochte dan wel gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven en dit vonnis is gewezen door mr. M.M.T. Coenegracht en ter openbare civiele terechtzitting van 11 maart 2009 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
JvdK
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.