zaaknummer / rolnummer: 92065 / KG ZA 09-34
Vonnis in kort geding van 2 april 2009
[curator],
wonende te [woonplaats],
in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger (curator) van
[eiser],
eiser,
advocaat mr. A.H. Wijnberg,
de stichting
STICHTING ZORGGROEP NOORD- EN MIDDEN-LIMBURG,
gevestigd te Venlo,
gedaagde,
advocaat mr. K. Mous.
Partijen zullen hierna [curator], [eiser] en de Stichting genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [curator]
- de pleitnota van de Stichting.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [curator] is de curator van [eiser] en treedt in die hoedanigheid namens haar op. [eiser] is vanaf haar geboorte spastisch en zit in een rolstoel. Sinds 24 augustus 1993 woont [eiser] in De Witte Steen, een intramurale AWBZ-instelling die onderdeel uitmaakt van de Stichting Zorggroep Noord- en Midden-Limburg.
2.2. Tot 2005 beschikte De Witte Steen over een zwembad waar [eiser] tweewekelijks ging zwemmen onder begeleiding van medewerkers van De Witte Steen. Deze medewerkers hielpen [eiser] bij het aan- en uitkleden en begeleidden haar bij het zwemmen.
2.3. In 2005 heeft De Witte Steen het zwembad verkocht aan de Mytylschool Ulingshof en werd het zwembad gesloten voor renovatie. Na de heropening van het zwembad in 2007 heeft De Witte Steen navraag gedaan bij de Mytylschool om te bezien of het haalbaar was de zwemactiviteiten te hervatten. Op grond van beperkte beschikbaarheid van het zwembad, de hoge kosten die daaraan verbonden zijn en personeelsgebrek bij De Witte Steen heeft De Witte Steen besloten hiervan af te zien.
2.4. Op 15 mei 2008 schrijft revalidatiearts [M] in een brief met betrekking tot [eiser] onder meer het volgende:
N.a.v. een bezoek aan mijn spreekuur d.d. 20-3-2008 heb ik bij patiente hydrotherapie voorgeschreven, eenmaal per week, in het zwembad van de Mytylschool Ulingshof te Venlo. Gezien haar aandoening is hydrotherapie een zinvolle behandeling welke zij al vele jaren heeft gehad.(…)
Helaas is het voor onze fysiotherapeuten niet mogelijk om het uit- en aankleden voor en na de hydrotherapie op zich te nemen. Als patiënten niet in staat zijn zichzelf aan/uit te kleden moeten zij zelf voor een mantelzorger of professionele begeleider zorgen.
Patiënte is intussen gestart met de hydrotherapie. Medisch gezien krijgt zij hiermee de zorg die ze nodig heeft. De problemen rondom het aan/uit kleden kan ik helaas niet oplossen.
2.5. [eiser] ontvangt van haar zorgverzekeraar een vergoeding voor de kosten van hydrotherapie van EUR 6.000,00 per jaar. De hydrotherapie wordt wekelijks uitgevoerd door fysiotherapeuten van VieCuri Medisch Centrum voor Noord-Limburg in het zwembad van de Mytylschool Ulingshof.
2.6. De Witte Steen, althans de Stichting Zorggroep Noord- en Midden-Limburg, weigert [eiser] te begeleiden en te assisteren bij de hydrotherapie.
3.1. De rechtbank begrijpt de vorderingen van [curator] als volgt.
3.2. [curator] vordert namens [eiser] samengevat - primair de Stichting te veroordelen om [eiser] te begeleiden en te assisteren bij de hydrotherapie, subsidiair de Stichting te veroordelen tot verstrekking aan [curator] van een zodanige financiële tegemoetkoming waardoor hij in staat wordt gesteld om de begeleiding en assistentie van [eiser] bij de hydrotherapie te realiseren, één en ander op straffe van een dwangsom.
3.3. De Stichting voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De voorzieningenrechter overweegt dat partijen zich in de onderhavige procedure voor een groot deel hebben geconcentreerd op de vraag of hydrotherapie voor [eiser] nu wel of niet medisch noodzakelijk is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit echter niet de kern van het geschil. [eiser] heeft namelijk een medische indicatie voor hydrotherapie, hetgeen blijkt uit de brieven van revalidatiearts [M] en het feit dat de zorgverzekeraar van [eiser] de hydrotherapie vergoedt. [eiser] heeft derhalve recht op hydrotherapie en deze therapie is voor haar beschikbaar.
4.2. De kern van het geschil betreft veeleer de vraag of de Stichting, op grond van artikel 2 Kwaliteitswet zorginstellingen en/of op grond van het indicatiebesluit dat op 19 februari 2009 is afgegeven door het CIZ, verplicht kan worden [eiser] te begeleiden en te assisteren bij de hydrotherapie in die zin dat zij [eiser] naar het zwembad brengt, haar hulp biedt bij het uit- en aankleden en weer terug naar De Witte Steen brengt.
4.3. In ruimere zin rijst de vraag of de begeleiding bij en naar externe (therapeutische) activiteiten valt binnen het begrip zorg zoals bedoeld in de Kwaliteitswet zorginstellingen c.q. de AWBZ. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
4.4. De zorg die onder de werking van de Kwaliteitswet zorginstellingen valt, is die zorg 'als omschreven' bij of krachtens de AWBZ. Op welke zorg aanspraak bestaat ingevolge de AWBZ is op haar beurt weer geregeld in het Besluit Zorgaanspraken AWBZ. Lezing van genoemd besluit biedt naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen aanknopingspunt om te komen tot een aanspraak op begeleiding bij en naar externe (therapeutische) activiteiten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient de vordering van [curator] reeds op deze grond afgewezen te worden.
4.5. Bovendien is de voorzieningenrechter met de Stichting van oordeel dat het praktisch niet haalbaar zou zijn wanneer steeds een begeleider van De Witte Steen mee zou moeten gaan met een cliënt indien deze naar een huisarts, tandarts, fysiotherapeut of andere externe behandelaar toe moet. Daardoor zou een tekort aan begeleiding binnen De Witte Steen ontstaan, hetgeen ten koste gaat van de zorgverplichtingen die wél binnen het pakket van de AWBZ vallen.
4.6. Op grond van het voorgaande zullen de vorderingen van [curator] worden afgewezen.
4.7. [curator] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Stichting worden begroot op:
- vast recht EUR 262,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.078,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [curator] in de proceskosten, aan de zijde van de Stichting tot op heden begroot op EUR 1.078,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.T.J.F. Verhappen en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2009.?