ECLI:NL:RBROE:2009:BI4899
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.C.G. Brants
- Rechtspraak.nl
Beslissing over verzoek tot uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van jeugdbescherming
In deze zaak, behandeld door de kinderrechter van de Rechtbank Roermond op 20 mei 2009, stond de ondertoezichtstelling van een minderjarige centraal. De kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige, die onder toezicht stond van de stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, beoordeeld. Ondanks zorgen over de thuissituatie bij de moeder, was de kinderrechter niet overtuigd dat een uithuisplaatsing noodzakelijk was. De moeder vertoonde verbeteringen in haar situatie, zoals het beëindigen van een relatie met een ex-partner en het verkrijgen van zelfstandige woonruimte. Echter, er waren ook signalen dat de moeder de minderjarige belastte met geheimen en dat er een terugkerend patroon in haar gedrag zichtbaar was wanneer er een nieuwe partner in haar leven kwam.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 mei 2009, waarbij de minderjarige, de ouders en hun advocaten aanwezig waren, werd het verzoek van de stichting om de minderjarige uit huis te plaatsen besproken. De kinderrechter merkte op dat er geen duidelijk beeld was van de afspraken tussen de gezinsvoogd en de moeder, en dat de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige niet voldoende onderbouwd waren om tot een uithuisplaatsing over te gaan. De kinderrechter besloot uiteindelijk het verzoek van de stichting af te wijzen, met de overweging dat de situatie van de minderjarige bij de moeder niet zonder zorgen was, maar dat de maatregel van ondertoezichtstelling voorlopig voldoende was om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen.
De beslissing werd genomen met inachtneming van de positieve evaluaties van de hulpverlening en de verbeteringen in de thuissituatie van de moeder. De kinderrechter benadrukte dat de ouders samen moesten werken voor de ontwikkeling van de kinderen en dat de stichting de moeder duidelijk moest maken aan welke voorwaarden zij moest voldoen om een uithuisplaatsing te voorkomen. De uitspraak werd gedaan door mr. P.C.G. Brants, kinderrechter, en is openbaar gemaakt.