ECLI:NL:RBROE:2009:BJ0658

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
23 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08 / 1669
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onjuiste toepassing van artikel 4:84 van de Awb met betrekking tot opname van bomen in het bomenregister

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 23 juni 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Weert. Eiser had verzocht om bepaalde bomen op te nemen in het bomenregister, maar het college had dit verzoek afgewezen. Eiser stelde dat de weigering om de bomen op te nemen in het register in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met name artikel 4:84, dat bepaalt dat een bestuursorgaan moet handelen volgens zijn beleidsregels, tenzij bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten.

De rechtbank oordeelde dat de belangen van de gemeente niet onevenredig geschaad werden door de opname van de bomen in het register. De rechtbank stelde vast dat het bomenregister de bedoeling heeft om beschermenswaardige bomen aan te duiden en dat de afweging van belangen bij de beslissing om al dan niet een kapvergunning te verlenen kan worden gemaakt. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het college voor zover het betrekking had op de ongegrondverklaring van het bezwaar van eiser en bepaalde dat vijf bomen, die meer dan 100 punten behaalden volgens het beleid, in het bomenregister moesten worden opgenomen.

Daarnaast werd het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen met betrekking tot twee bomen waarvan het puntenaantal nog niet duidelijk was. De rechtbank veroordeelde het college ook in de proceskosten van eiser, die op EUR 644,00 werden begroot, en bepaalde dat de gemeente Weert het griffierecht van EUR 145,00 aan eiser moest vergoeden. Deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, meervoudige kamer
Procedurenummer: AWB 08 / 1669
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake
[naam] te [woonplaats], eiser,
gemachtigde mr. [naam 1]
tegen
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Weert, verweerder.
1. Procesverloop
1.1. Bij schrijven van 23 november 2007 heeft eiser aan verweerder verzocht om de bomen, gelegen op het plein dat omsloten wordt door de panden [adres] en de kerk, alsook de bomen gelegen aan de [adres 1], op te nemen in het bomenregister.
1.1.1. Bij schrijven van 18 april 2008 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag om bomen op te nemen in het bomenregister.
1.2. Bij besluit van 19 september 2008 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard voor zover dat bezwaar betrekking heeft op de weigering de bomen voor het pand [adres 1] op te nemen in het bomenregister. Verweerder heeft het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
1.3. Tegen voornoemd besluit is bij deze rechtbank beroep ingesteld.
1.4. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan de gemachtigde van eiser gezonden.
1.5. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 11 juni 2009, waar eiser is verschenen bij zijn gemachtigde mr. [naam 1], en waar verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door [naam 2].
2. Overwegingen
2.1. Het beroep van eiser richt zich tegen de weigering van verweerder om de bomen gelegen op het plein dat omsloten wordt door de panden [adres] en de kerk, op te nemen in het bomenregister. Verweerder heeft bij deze weigering beoogd toepassing te geven aan zijn bevoegdheid om op grond van artikel 4:84 van de Awb niet overeenkomstig de voor opname in het bomenregister geldende beleidsregels te handelen.
2.1.1. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de regeling van het bomenregister te veel vrijheid laat aan het college, zonder dat burgers enige rechtsbeschermingmogelijkheden is geboden in de Algemene plaatselijke verordening (APV). Ook is het bomenregister niet meer actueel en representatief voor de status van de bomen in de gemeente [plaats]. Eiser heeft voorts aangevoerd dat het bestaan van de formules die het opnemen in het bomenregister bepalen en het bestaan van het “schaduwregister” hem pas bij de hoorzitting bekend zijn geworden. Naar aanleiding van het opvragen van de gegevens, heeft eiser een uitdraai van een computerprogramma ontvangen. Volgens eiser geeft de computerformule geen blijk van een afweging van belangen, geeft deze op geen enkele wijze aan hoe de relevante feiten worden vastgesteld en is daarmee ook geen sprake van interpretatie van wetgeving. Derhalve is hier geen sprake van een beleidsregel als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Volgens eiser blijkt nergens dat de computerformule als een beleidsregel is vastgelegd in een besluit van de gemeente. Eiser is voorts van mening dat het belang van bedrijfsverplaatsing, waar verweerder zich op beroept, los staat van de belangen welke gediend zijn bij het bomenregister. Tot slot heeft eiser gemotiveerd aangegeven waarom de betreffende bomen opgenomen dienen te worden in het bomenregister.
2.2. De rechtbank dient op basis van de aangevoerde beroepsgronden te beoordelen of het bestreden besluit in strijd is met het geschreven of ongeschreven recht dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel.
2.3. Allereerst overweegt de rechtbank ten aanzien van het bestreden besluit als volgt. Door eiser is met inachtneming van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op eisers verzoek de bomen aan de [adres + adres 1] op te nemen in het bomenregister. Verweerder heeft dit vervolgens bij de thans bestreden beslissing (impliciet) geduid als een inhoudelijk afwijzend besluit en die afwijzing heroverwogen.
2.3.1. Hoewel artikel 6:2 van de Awb in beginsel een procedureel middel is om het bestuursorgaan tot besluitvorming te bewegen, kan de overschrijding van de wettelijke beslistermijn onder omstandigheden aan de hand van hetgeen het bestuursorgaan in de loop van de procedure naar voren heeft gebracht, worden geduid als een inhoudelijk besluit. Gelet op hetgeen verweerder in het thans bestreden besluit naar voren heeft gebracht en nu ook eiser de overschrijding van de wettelijke beslistermijn als inhoudelijk besluit heeft opgevat en niet is in te zien dat derden hierdoor kunnen worden benadeeld, acht de rechtbank dergelijke omstandigheden aanwezig. Het bestreden besluit kan daarom worden geduid als een besluit op bezwaar waartegen beroep bij de rechtbank openstaat.
2.4. De rechtbank overweegt voorts dat ter zitting is gebleken dat, anders dan eiser heeft betoogd, zowel het bomenregister als het daarop betrekking hebbende beleid is vastgesteld en gepubliceerd en dat dit beleid daarom is te beschouwen als beleidsregels in de zin van de Awb.
2.4.1. Blijkens dit beleid worden waardevolle bomen in het bomenregister opgenomen. Enkel voor bomen die opgenomen zijn in het register, is een kapvergunning vereist. Of een boom waardevol is of niet, wordt beoordeeld aan de hand van een aantal criteria. Aan deze criteria zijn waarden en punten toegekend. Indien een boom 100 punten behaalt, wordt deze opgenomen in het bomenregister. Deze grens is volgens het beleid een zorgvuldig afgewogen waarde en bij dit puntenaantal worden bomen die echt in het register thuishoren er ook in opgenomen. Bomen die minder dan 100 punten halen, worden niet in het register opgenomen. Herdenkingsbomen worden, ongeacht het puntenaantal, altijd in het register opgenomen.
2.4.2. Verweerder heeft in het kader van het project [naam 3] (onder andere de vestiging van een basisschool) tal van inspanningen verricht en afspraken gemaakt met ondernemers in die wijk (onder andere over bedrijfsverplaatsing naar de [adres2]. Volgens verweerder wegen deze belangen van de gemeente en haar wederpartij dermate zwaar dat zij met toepassing van artikel 4:84 van de Awb is afgeweken van het beleid betreffende de opname van bomen in het bomenregister.
2.4.3. Ingevolge artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig zijn beleidregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
2.4.4. Naar het oordeel van de rechtbank worden de belangen van de gemeente en haar wederpartij niet onevenredig geschaad door opname van de betreffende bomen in het bomenregister, nu dit register de kennelijke strekking heeft de beschermenswaardige bomen aan te duiden en de afweging van de belangen -zoals door verweerder geduid- ten volle gemaakt kan worden bij de beslissing al dan niet een kapvergunning te verlenen. De rechtbank acht het beroep in zoverre gegrond.
2.5. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen, voor zover dit betrekking heeft op de ongegrondverklaring van het bezwaar gericht tegen het niet opnemen van de zeven bomen, gelegen op het plein dat omsloten wordt door de panden [adres] en de kerk, in het bomenregister.
2.5.1. Niet wordt betwist dat vijf bomen ten tijde van het verzoek van 23 november 2007 om de bomen op te nemen in het register, meer dan 100 punten behaalden. Volgens het door verweerder te hanteren beleid, zouden deze bomen in het register moeten worden opgenomen. De rechtbank ziet hierin aanleiding om met gebruikmaking van haar bevoegdheid ex artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien en bepalen dat deze vijf bomen (genummerd 1 tot en met 5 op de kaart gedingstuk 75) worden opgenomen in het bomenregister. Ten aanzien van de overige twee bomen is het daaraan toe te kennen puntenaantal thans niet geheel duidelijk. De rechtbank zal verweerder opdragen ten aanzien van deze twee bomen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Mitsdien wordt als volgt beslist.
2.6. De rechtbank acht verder termen aanwezig om verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep, een en ander overeenkomstig de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen wordt 2 punten toegekend. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op gemiddeld, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor 1.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit voorzover niet betrekking hebbend op de bomen aan de [adres 1];
bepaalt dat verweerder de vijf bomen met (meer dan) 100 punten in het bomenregister opneemt;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit waar het de hiervoor genoemde vijf bomen betreft;
bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt waar het de twee bomen betreft waarvoor het puntenaantal nog onvoldoende bekend is;
veroordeelt verweerder in de kosten van de beroepsprocedure bij de rechtbank, aan de zijde van eiser begroot op EUR 644,00 (wegens de kosten van rechtsbijstand) te vergoeden door de gemeente Weert;
bepaalt dat de gemeente Weert aan eiser het door of namens deze betaalde griffierecht ten bedrage van EUR 145,00 volledig vergoedt.
Aldus gedaan door mrs. Th.M. Schelfhout, A.W.P. Letschert en C.M.W. Nobis (voorzitter), in tegenwoordigheid van mr. N.F.M. Beurskens-Roelofs als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2009.
w.g. mr. N.F.M. Beurskens-Roelofs,
griffier w.g. mr. C.M.W. Nobis,
voorzitter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
verzonden op:23 juni 2009
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.