ECLI:NL:RBROE:2009:BJ8813

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
9 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
95132 / FA RK 09-955
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.C.G. Brants
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing van minderjarigen naar het buitenland en wijziging van omgangsregeling

In deze zaak verzoekt de moeder toestemming om met haar minderjarige kinderen te verhuizen naar Leuven, België. De rechtbank Roermond heeft op 9 september 2009 uitspraak gedaan in deze kwestie. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr.drs. I. Ligtelijn-Huisman, heeft aangevoerd dat haar nieuwe partner in Leuven woont en dat zij daar een baan heeft gevonden. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Simonis, verzet zich tegen de verhuizing en verzoekt de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te vestigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen en dat de moeder niet zonder instemming van de vader de verblijfplaats van de kinderen kan wijzigen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen, waaronder de belangen van de kinderen, de zorgstructuur en de betrokkenheid van beide ouders. De rechtbank concludeert dat de moeder de verzorgende ouder is geweest en dat de verhuizing naar Leuven in het belang van de kinderen is, ondanks de bezwaren van de vader. De rechtbank verleent de moeder toestemming om met de kinderen te verhuizen en wijzigt de omgangsregeling zodat de vader om de veertien dagen omgang heeft met de kinderen. De rechtbank compenseert de proceskosten tussen de ouders en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaaknummer: 95132 / FA RK 09-955
Beschikking van 9 september 2009 betreffende ouderlijke verantwoordelijkheden
in de zaak van:
[moeder],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de moeder,
advocaat: mr.drs. I. Ligtelijn- Huisman;
tegen:
[vader],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. J. Simonis.
Als belanghebbenden merkt de rechtbank tevens aan de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Dit blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 23 juli 2009;
- het verweerschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 27 augustus 2009;
- de mondelinge behandeling, welke heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2009 en waarbij zijn verschenen:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaten;
- [M], vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming te Roermond.
2. De vaststaande feiten
2.1. De buitenhuwelijkse relatie van de ouders is beëindigd. De vader heeft de minderjarigen erkend. De ouders hebben het gezamenlijk gezag over de minderjarigen, zoals blijkt uit de aantekening in het gezagsregister bij de rechtbank.
Bij beschikking van deze rechtbank van 8 september 2004 is de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepaald en is een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen bepaald van één weekend per maand, afhankelijk van het dienstrooster van de vader, alsmede gedurende één dag per week afwisselend de ene week op woensdag en de andere week op dinsdag of donderdag tot 18.00 uur, in onderling overleg.
De omgangsregeling hebben de ouders later in onderling overleg aangepast.
3. Het verzoek
3.1. De moeder verzoekt:
- de moeder toestemming te verlenen met de kinderen te verhuizen naar Leuven (België);
- voor recht te verklaren dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen ook na de verhuizing bij de moeder zal zijn;
- wijziging van de omgangsregeling in die zin dat de vader omgang heeft met de kinderen gedurende één weekend per veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 18.00 uur, alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties en de helft van de feestdagen, waarbij de moeder de kinderen naar de vader brengt en weer ophaalt.
3.2. De moeder wenst met de kinderen te verhuizen naar Leuven, nu haar nieuwe partner aldaar woonachtig is en werkzaamheden verricht. Voor haar nieuwe partner is het onmogelijk in deze tijd van economische recessie zijn baan en woning in Leuven op te geven en te verhuizen naar Linne. Bovendien heeft haar nieuwe partner een omgangsregeling met zijn zoontje dat in Brussel woont.
De moeder heeft een nieuwe baan verworven op een basisschool in Leuven. De kinderen zullen ook naar diezelfde basisschool gaan. De moeder is in staat zelf in het onderhoud van haar en haar kinderen te voorzien.
De vader wenst niet mee te werken aan de verhuizing naar Leuven.
Op 6 augustus 2009 heeft er een gesprek plaatsgevonden bij Bureau Jeugdzorg. Ook dat gesprek heeft niet tot de vereiste overeenstemming geleid.
4. Het verweer
4.1. De vader heeft gevraagd de verzoeken van de moeder af te wijzen.
De vader verzoekt:
- de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen, in die zin dat het hoofdverblijf van de kinderen voortaan bij de vader zal zijn.
4.2. De vader stelt dat een verhuizing naar België niet in het belang van de kinderen kan worden geacht, gelet op de verandering van omgeving, school, vriendjes en sportclubjes. Daarnaast is [minderjarige 2] gediagnosticeerd met PDD-NOS, waardoor de verhuizing voor hem veel stress zal veroorzaken en de door de moeder gekozen school niet voldoende structuur voor hem zal bieden. Bovendien hanteert de school - blijkens een artikel in de Telegraaf - lijstraffen, waardoor de schoolkeuze van de moeder absoluut niet in het belang van de kinderen kan worden geacht. Daarnaast heeft de vader steeds intensief contact met de kinderen onderhouden. Zo lunchte de kinderen regelmatig bij de vader en had de vader ook op een doordeweekse dag omgang met de kinderen.
Voorts kan de vader aan de voorgestelde omgangsregeling in verband met zijn werk geen uitvoering geven. De vader vreest dan ook dat de verhuizing negatieve gevolgen zal hebben voor de omgangsregeling, mede gelet op de slechte communicatie tussen de ouders.
5. Het oordeel van de rechtbank
5.1. De verhuizing en de hoofdverblijfplaats.
Deze verzoeken zijn gebaseerd op artikel 1: 253a van het Burgerlijk wetboek (BW). Uit het bepaalde in artikel 253a, BW volgt dat de rechtbank een zodanige beslissing neemt als haar in het belang van het kinderen wenselijk voorkomt.
De rechtbank heeft een vergelijk tussen de ouders beproeft. Nu de ouders geen overeenstemming hebben bereikt zal de rechtbank over de verzoeken beslissen.
5.2. De rechtbank stelt voorop dat de moeder op zichzelf genomen het recht heeft op het aanbrengen van wijzigingen in haar persoonlijke omstandigheden. Deze vrijheid wordt in de voorliggende omstandigheden evenwel beperkt door het feit dat ouders gezamenlijk het gezag over hun minderjarige kinderen uitoefenen en het de moeder derhalve niet vrijstaat de verblijfplaats van de kinderen te wijzigen zonder instemming van de vader of, bij gebreke van instemming, na het verkrijgen van een beslissing van de rechtbank als bedoeld in artikel 1:253a, BW. Het verhuizen van de kinderen naar een andere verblijfplaats dient vooraf te worden gegaan door serieus overleg tussen partijen. Hierbij dienen de consequenties van de verhuizing op zich en voor de omgang tussen de kinderen en de vader aan bod te komen en dient te worden bezien welke verblijfplaats het meeste in het belang van de kinderen is en hoe de omgang zo goed mogelijk kan worden gecontinueerd. Voorts is van belang dat bij gebreke van overeenstemming tussen de ouders de moeder zich op grond van artikel 1:253a, BW voorafgaand aan de verhuizing tot de (voorzieningen)rechter heeft te wenden zodat de rechter niet alleen indien nodig een vergelijk tussen de ouders kon beproeven, maar bovendien die beslissing kon geven die hem in het belang van de kinderen het meest geraden voor komt.
5.3. Gelet op de voorhanden gegevens en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank
vast dat de moeder eind mei 2009 de vader op de hoogte heeft gebracht van haar voornemen met de kinderen te verhuizen naar Leuven. Op deze melding heeft de moeder geen inhoudelijke reactie van de vader mogen vernemen. In juni 2009 heeft de advocaat van de moeder hierover een brief aan de vader gestuurd, waarop de vader per brief van zijn bezwaren op de voorgenomen verhuizing heeft doen blijken. De advocaat van de vader heeft op 21 juli 2009 een brief aan de advocaat van de moeder gestuurd. De ouders hebben geen overeenstemming kunnen bereiken. De moeder heeft de huur van haar woning in Linne opgezegd en heeft ter zitting verklaard inmiddels met de kinderen naar Leuven te zijn verhuisd.
5.4. De rechtbank stelt voorop dat de moeder getracht heeft met de vader over de voorgenomen verhuizing in overleg te treden, maar dat de vader zich in eerste instantie passief heeft opgesteld en pas op 7 juli 2009, na tussenkomst van de advocaat van de moeder, inhoudelijk heeft willen reageren op moeders voornemen tot verhuizing. Na de aanvankelijk passieve opstelling van de vader heeft de moeder haar eigen plan getrokken en, hoewel zij alsnog kennis nam van de bezwaren van de vader, eenzijdig de beslissing genomen om toch haar verhuizing naar Leuven met de kinderen door te zetten. Ook heeft zij alleen een schoolkeuze gemaakt voor de kinderen. Hiermee heeft zij niet alleen in strijd met de wet, die bij gezamenlijk gezag uitgaat van overleg en overeenstemming tussen ouders daar waar het ingrijpende beslissingen met betrekking tot hun kinderen betreft, gehandeld, maar bovendien het gezag van de vader illusoir gemaakt.
Dit betekent echter niet dat uit die handelwijze reeds voortvloeit dat de verzoeken van de moeder dienen te worden afgewezen, ook al omdat zulks niet in het belang van de kinderen zou kunnen zijn.
Aan de omstandigheid dat de moeder inmiddels met de kinderen naar Leuven is verhuisd zal de rechtbank, gelet op de recente datum van de verhuizing, geen doorslaggevende betekenis toekennen.
5.3. Op grond van de voorhanden gegevens komt het de rechtbank, na afweging van alle omstandigheden van het geval, het meest wenselijk voor dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder blijven behouden, ook als dat betekent een verhuizing van de moeder met de kinderen naar Leuven.
De moeder is tijdens en na het beëindigen van de samenleving met de vader steeds de verzorgende ouder geweest. Van co ouderschap, in die zin dat de ouders na het uiteen gaan de zorgtaken gelijkelijk hebben verdeeld, is de rechtbank niet gebleken. Voorts is de beslissing van de moeder om te verhuizen naar Leuven (Blegië) een weloverwogen beslissing, waarbij is betrokken de mogelijke verhuizing van de partner naar Linne, het verlies van de baan in Nederland van de moeder en het vinden van een baan in Leuven.
Tevens is gebleken dat de moeder ruimhartig openstaat voor contact tussen de vader en de kinderen en zij de extra omgangskosten die de verhuizing met zich meebrengt voor haar rekening wil nemen door de kinderen zelf te halen en te brengen.
Gebleken is dat de moeder de problematiek van [minderjarige 2] voldoende onderkent en extra begeleiding dan wel hulp voor [minderjarige 2] inschakelt, mocht dat nodig zijn.
Aan een verhuizing over de landsgrenzen is inherent dat de kinderen aan hun vertrouwde omgeving worden onttrokken en er een mindere nabijheid is van de vader en naaste familie. Ook een wijziging van school behoort tot die veranderingen. Echter die nadelen wegen niet op tegen een scheiding van de kinderen met de verzorgende ouder.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank in hetgeen de vader heeft aangevoerd geen reden de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen van de moeder naar de vader.
De verzoeken van de moeder inzake toestemming voor de verhuizing en een verklaring voor recht inzake het hoofdverblijf komen dan ook voor toewijzing in aanmerking. Het verzoek van de vader zal worden afgewezen.
5.4. Nu het verzoek van de vader, gelet op het voorgaande, voor afwijzing in aanmerking komt overweegt de rechtbank met betrekking tot de schoolkeuze voor de kinderen dat de ouders hierover in gemeen overleg tot een oplossing dienen te komen. De moeder heeft ter zitting verklaard tot dat overleg bereid te zijn. Indien de vader het oneens blijft met de schoolkeuze van de moeder en de door hem aangereikte alternatieven door de moeder terzijde worden geschoven, kan hij desgewenst het geschil voorleggen aan de dan bevoegde rechter.
5.5. De omgangsregeling.
Het verzoek met betrekking tot de omgangsregeling is gebaseerd op artikel 1: 377e, BW.
De rechtbank dient te beoordelen of er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Gelet op al het voorgaande is er sprake van wijziging van omstandigheden. De rechtbank acht een wijziging van de omgangsregeling in het belang van de kinderen en zal een omgangsregeling tussen vader en de kinderen vaststellen zoals door de moeder verzocht. De vader heeft ter zitting desgevraagd medegedeeld, dat hij de weekendregeling niet altijd kan nakomen in verband met zijn werk. De rechtbank overweegt dienaangaande dat de vader tijdig aan de moeder kenbaar moet maken indien werkverplichtingen omgang onmogelijk maakt.
5.6. De rechtbank acht termen aanwezig om de proceskosten tussen de ouders te compenseren.
6. De beslissing
De rechtbank:
6.1. verleent de moeder toestemming met de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
te verhuizen naar Leuven (België);
6.2. verklaart voor recht dat voornoemde minderjarigen, ook na de verhuizing naar Leuven (België), hun hoofdverblijfplaats bij de moeder zullen behouden;
6.3. wijzigt de uitspraak van deze rechtbank van 8 september 2004 wat betreft de omgangsregeling tussen voornoemde minderjarigen en de vader als volgt:
- éénmaal per veertien dagen van vrijdagavond 19.00 uur tot zondagavond 18.00 uur;
- de helft van de schoolvakanties en de helft van de feestdagen;
De moeder zal de minderjarigen naar de vader brengen en bij de vader ophalen;
6.4. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.5. compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elk van hen de eigen kosten draagt;
6.6. wijst af het meer of anders verzochte;
Deze beschikking is gegeven door mr. P.C.G. Brants en ter openbare terechtzitting van
9 september 2009 uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
DT
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.