ECLI:NL:RBROE:2009:BK2019

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
4 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/850031-09; 04/850307-09
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overvallen in Roermond en omgeving door een wisselende dadergroep

In de maanden november 2008 tot januari 2009 vond er een golf van gewapende overvallen plaats in Roermond en omgeving, waarbij een wisselende dadergroep betrokken was. De rechtbank Roermond behandelde de zaken van verdachte [verdachte 17], die werd beschuldigd van deelname aan deze overvallen. De tenlastelegging omvatte onder andere afpersing en diefstal met geweld, gepleegd in vereniging met anderen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een belangrijke rol speelde in de overvallen, waarbij hij medeverdachten aanzette tot het plegen van de misdrijven en zelf ook betrokken was bij de uitvoering ervan. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op 10 januari 2009 in Vlodrop een overval had gepleegd op een restaurant, waarbij hij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gebruikte om de eigenaar te bedreigen. Daarnaast was hij betrokken bij een overval op een videotheek in Maasbracht op 18 december 2008, waarbij hij samen met medeverdachten de eigenaar onder druk zette met een schroevendraaier. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, rekening houdend met de impact van de misdrijven op de slachtoffers en de rol van de verdachte in de overvallen. Tevens werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/850031-09
Parketnummer : 04/850307-09 (TTZ.GEV)
Datum uitspraak : 4 november 2009
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte 17],
[geboortedatum],
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd in [detentieadres].
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 april 2009, 3 juli 2009 (voortgezet op 6 juli 2009), 26 augustus 2009 en 16 oktober 2009 (voortgezet op 21 oktober 2009).
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
In de zaak met parketnummer 04/850031-09
1.
hij op of omstreeks 10 januari 2009 te Vlodrop, in elk geval in de gemeente Roerdalen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 20] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 20], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit
het op dreigende wijze richten van een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op, althans zwaaien met een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de (directe) nabijheid van genoemde [slachtoffer 20] en/of [slachtoffer 21] en/of [slachtoffer 22], en/of
uit het op dreigende wijze richten van een mes, in elk geval een op een mes gelijkend voorwerp, op althans tonen van een mes, in elk geval een op een mes gelijkend voorwerp aan genoemde [slachtoffer 20] en/of [slachtoffer 21]
en/of (daarbij) dreigend te zeggen: "Geld, geld, geld" en/of "Dat geld…meer" en/of "geldkistje, geldkistje" en/of "Doe niets, ik wil geld, ik wil geld", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking;
(artikel 317 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 19 december 2008 tot en met 4 januari 2009 te Panningen, in elk geval in de gemeente Helden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een schoolgebouw, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een notebook (merk Fujitsu Siemens, type Amilo Pro V8210) en/of een mobiele telefoon (HTC Touch Cruise met IMEI nummer 355980011925678), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een raam van dat schoolgebouw te forceren, in elk geval door middel van braak en/of verbreking;
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 2 geen veroordeling zou volgen:
hij in of omstreeks de periode van 4 januari 2009 tot en met 10 januari 2009, in de gemeente Roermond, in elk geval in Nederland, een mobiele telefoon (HTC Touch Cruise met IMEI nr. 355980011925678) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van die mobiele telefoon wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(artikel 416 Wetboek van Strafrecht)
In de zaak met parketnummer: 850307-09
1.
hij op of omstreeks 18 december 2008 te Maasbracht, in elk geval in de gemeente Maasgouw, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
a.
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
b.
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid geld en/of een portemonnee (met inhoud) en/of een GSM (merk Nokia, type N73) en/of 1 Nintendo DS (kleur zwart) en/of diverse pakje sigaretten en/of een of meer prepaid kaarten en/of een of meer aanstekers en/of een of meer verpakkingen vloeipapier in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan in:
- het in de richting van genoemde [slachtoffer 4] houden, althans het tonen aan deze [slachtoffer 4] van een schroevendraaier, in elk geval van een scherp voorwerp en/of
- het gebruik maken als steekwapen van deze schroevendraaier, in elk geval dit scherp voorwerp en/of
- het maken van (een) stekende zwaaibeweging(en) met genoemde schroevendraaier, in elk geval scherp voorwerp, in de richting van voornoemde [slachtoffer 4] en/of
- het (daarbij) op dreigende wijze zeggen: "Ik wil geld, ik wil geld, waar is het geld? Geef geld anders doe ik je wat." en/of "Waar is de kluis, waar is de kluis?", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking;
art. 317/312 Wetboek van Strafrecht;
De rechtbank leest in de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 04/850031-09 onder 1 achter de woorden “althans zwaaien met een pistool”, in: “in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp”, zoals de steller van de tenlastelegging dat ook heeft gedaan achter de woorden “richten van een pistool”.
De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
Voor zover in de tenlastelegging overigens kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 16 oktober 2009 gevorderd dat het in de zaak met parketnummer 04/850031-09 onder 1 en onder 2 het subsidiair ten laste gelegde bewezen wordt verklaard. In de zaak met parketnummer 04/850307-09 dient het ten laste gelegde bewezen te worden verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd:
In de zaak met parketnummer 04/850031-09:
Feit 1:
Vastgesteld is dat verdachte stond te bellen op het moment dat de overval gepleegd werd. Verdachte is te verwijten dat hij zich niet heeft gedistantieerd op het moment dat het hem duidelijk werd dat de medeverdachten een overval wilden plegen. Zijn rol is miniem geweest, namelijk het besturen van de auto. Een dergelijke minieme rol levert geen medeplegen op maar medeplichtigheid en dat heeft de officier van justitie niet ten laste gelegd.
De verklaringen van de medeverdachten dat verdachte hen onder druk zou hebben gezet om de overval te plegen komen niet overeen met de houding van deze medeverdachten. Zij hadden dan op het moment dat zij in Vlodrop waren, moeten vluchten of de politie moeten (laten) bellen. Ook zou het dan aangewezen zijn dat zij na hun aanhouding de politie verteld zouden hebben over het feit dat zij door verdachte werden bedreigd. Dit is niet gebeurd. Integendeel. Zij hebben de overval gepleegd en hebben in de vluchtauto geprobeerd om sporen te wissen. Als de medeverdachten horen dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven komen ze met het verhaal dat zij door verdachte zijn bedreigd. De verklaringen die daarna door de medeverdachten zijn afgelegd zitten vol tegenstrijdigheden. Deze verklaringen zijn dan ook niet geloofwaardig.
Feit 2:
Op grond van het dossier is niet vast te stellen dat verdachte op 4 januari 2009 in Panningen is geweest. Met de op die dag gestolen telefoon is op 4 januari 2009 vijf keer gebeld, waarbij een van deze contacten voorkomt in de telefoon van verdachte. Ook dit gegeven is te weinig om verdachte met de inbraak in Panningen in verband te brengen. Evenmin is verdachte met de inbraak in verband te brengen als de gestolen telefoon op de achterbank in de auto van verdachte wordt aangetroffen bij zijn aanhouding. Op dat moment treedt verdachte als bestuurder op, terwijl er nog twee andere passagiers in zijn auto zitten. Verdachte heeft geen weet gehad van het feit dat die telefoon in zijn auto lag en al helemaal geen weet of vermoeden gehad van het feit dat die telefoon van diefstal afkomstigs was.
In de zaak met parketnummer 04/850307-09:
Geen enkel technisch bewijs is voorhanden om verdachte te betrekken bij de overval op de videotheek in Maasbracht. De betrokkenheid zou enkel gebaseerd moeten zijn op de verklaringen van de medeverdachten. Deze verklaringen zijn volstrekt onlogisch en dus ongeloofwaardig en worden niet gesteund door ander bewijs en zijn voorts tegenstrijdig met elkaar. Kennelijk is met betrekking tot een mogelijke vierde mededader geoordeeld dat geen waarde dient te worden gehecht aan de verklaringen van zijn medeverdachten, nu deze vierde dader niet meer in detentie zit. Voorts is het zeer wel mogelijk dat de medeverdachten hun verklaringen op elkaar afgestemd hebben op het moment dat zij samen in een parketbusje hebben gezeten. Verdachte was immers niet geliefd omdat hij een aantal namen van daders van overvallen heeft genoemd.
7.2. Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 04/850031-09 onder 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat uit de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat verdachte op 4 januari 2009, ten tijde van het ten laste gelegde feit in Panningen is geweest. Dat de buitgemaakte telefoon op 10 januari 2009 in de auto van verdachte is aangetroffen, maakt nog niet dat verdachte daarvoor alleen verantwoordelijk kan zijn, immers op dat moment zaten nog twee passagiers in de auto van verdachte. De mogelijkheid blijft bestaan dat de telefoon middels een van deze passagiers in de auto van verdachte terecht is gekomen en dat verdachte geen weet heeft gehad van de aanwezigheid van de telefoon in zijn auto en dat deze van diefstal afkomstig zou kunnen zijn.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
7.3. Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen .
In de zaak met parketnummer 04/850031-09.
Feit 1:
Aangever [slachtoffer 20] ziet op 10 januari 2009 een persoon met een bivakmuts zijn restaurant in Vlodrop binnen komen. De man heeft een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn rechterhand. Daarna ziet aangever een tweede man naast hem staan achter de bar bij de kassa. Deze man heeft een mes in zijn hand. Aangever ziet dat de man met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp, het voorwerp van links naar rechts beweegt en van boven naar beneden. De man roept in gebrekkig Nederlands: “Geld, geld.” Omdat het niet lukt de geldlade mee te geven, geeft aangever alleen kleingeld. De man met het mes wijst met het mes naar de kassa en roept: “Dat geld… meer.” Aangever ziet dat de man naar het briefgeld wijst, waarop aangever het geld aan de man geeft. De man met het mes zegt: “geldkistje, geldkistje.”. Aangever zegt dat hij dat niet heeft. Vervolgens lopen beide mannen naar buiten.
Getuige [slachtoffer 22] bevindt zich bij de eettafels gelegen tegenover de bar en ziet de jongen met het pistool haar richting uit wijzen en dat hij met het pistool begint te zwaaien. De getuige hoort dat deze man tegen haar roept: “Doe niets, ik wil geld, ik wil geld.” De getuige schrikt daar behoorlijk van.
Getuige [slachtoffer 21] bevindt zich achter de bar als hij twee personen het restaurant ziet binnen komen. De getuige ziet de man met het mes doorlopen richting kassa en hoort hem om geld roepen. De getuige ziet dat de tweede man een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn handen heeft en ook: “geld, geld,” roept. Deze man loopt niet verder dan de open haard. Deze man zwaait cq dreigt met het vuurwapen, terwijl hij het wapen voor zich houdt.
Medeverdachte [verdachte 6] verklaart op 15 januari 2009 en op 30 januari 2009 over de overval. [verdachte 6] verklaart dat hij op 10 januari 2009 met [verdachte 15] wat is gaan lopen. [verdachte 15] vraagt aan [verdachte 6] of hij mee gaat naar [verdachte 17]. Bij de woning van [verdachte 17] aangekomen zijn ze naar binnen gegaan. [verdachte 6] kijkt dan TV. [verdachte 17] en [verdachte 15] zijn met elkaar aan het praten. Op een gegeven moment zijn ze naar buiten gegaan en in de auto van [verdachte 17], een Renault, gestapt en gaan rijden. In Vlodrop gekomen rijden ze langs een bierwinkel. [verdachte 17] zegt tegen [verdachte 6] dat hij die moet overvallen. [verdachte 17] parkeert de auto op een parkeerplaats met de neus in de richting van de plaats waar zij die parkeerplaats zijn opgereden. Ze stappen alle drie uit. [verdachte 17] geeft [verdachte 6] een mesje. [verdachte 17] zegt dat [verdachte 6] de bierwinkel moet overvallen. [verdachte 6] vraagt aan [verdachte 17] wat hij dan moet zeggen. [verdachte 17] zegt: Geld, geld, geldkistje.” [verdachte 17] zegt dat als ze niet willen meewerken [verdachte 6] hen moet steken. [verdachte 6] loopt dan naar de bierwinkel en kijkt of er mensen binnen zijn en steekt dan de straat over en staat voor het restaurant wat hij later zal overvallen. [verdachte 17] en [verdachte 15] zijn ook dichterbij gekomen. [verdachte 17] zegt dan dat [verdachte 6] het restaurant moet overvallen. Zij zien dat er geen gasten meer in het restaurant zijn. [verdachte 6] loopt dan naar het restaurant en gaat voor de deur staan. [verdachte 6] hoort [verdachte 17] roepen: “Ga naar binnen, ga naar binnen.” [verdachte 6] hoort [verdachte 17] tegen [verdachte 15] zeggen: “Ga met hem mee”. [verdachte 17] en [verdachte 15] staan op dat moment 5-10 meter van [verdachte 6] af. [verdachte 6] ziet dat [verdachte 17] met een hand onder zijn jas gaat en een zwart pistool in zijn handen heeft en dat aan [verdachte 15] geeft. [verdachte 6] ziet dat het pistool nep is. [verdachte 15] houdt zijn hand tegen zijn lichaam om het pistool te verbergen. In zijn andere hand heeft [verdachte 15] een tas van Jan Linders. [verdachte 6] hoort [verdachte 17] roepen: “Ga naar binnen, ga naar binnen.” [verdachte 6] verklaart dat hij vervolgens rustig naar binnen loopt naar de kassa en roept: “Geld, geld, geldkistje.” De man die op een stoel bij de keukendeur zit staat op en loopt paniekerig naar de kassa. [verdachte 6] kijkt om en ziet dat [verdachte 15] bij de deur is blijven staan en dat hij het pistool in zijn handen heeft. De man die naar de kassa is gelopen, opent de kassa. [verdachte 6] heeft het mes dan in zijn rechterhand. Zijn rechterarm is in voorwaartse richting gestrekt en wijst in de richting van die man. [verdachte 6] ziet dat die man een geldlade met munten uit de kassa pakt en aan hem geeft. De man probeert ook het papiergeld dat in een bakje zit, uit de kassa te krijgen. Dat lukt echter niet. De man pakt het papiergeld met zijn handen en geeft dat aan [verdachte 6]. [verdachte 6] loopt naar de uitgang en samen met [verdachte 15] naar buiten en gaan dan rennen. [verdachte 6] ziet in de verte [verdachte 17] in de richting van de auto rennen. [verdachte 6] gaat op de achterbank zitten, [verdachte 15] rechtsvoor en [verdachte 17] achter het stuur. [verdachte 17] start de auto en rijdt weg. [verdachte 6] hoort [verdachte 17] zeggen dat [verdachte 6] het geld ergens in moet doen. [verdachte 6] stopt het geld in zijn jaszak, waarbij enkele munten en papiergeld op de vloer van de auto vallen. [verdachte 17] zegt dat [verdachte 6] alles weg moet doen. [verdachte 6] gooit vervolgens de geldlade en het mes uit de auto. [verdachte 6] verklaart voorts dat als zij in de richting van Vlodrop rijden, dat zij langs een hotel in het bos rijden en op het moment dat zij langs een tankstation rijden, [verdachte 17] er weer over begint om dit tankstation te overvallen. [verdachte 15] begint dan ook te praten over een overval.
Medeverdachte [verdachte 15] verklaart op 11 januari 2009 dat hij wel vaker met [verdachte 17] gaat rijden. [verdachte 15] komt [verdachte 6] tegen en lopen samen naar [verdachte 17]. [verdachte 17] zegt dat zij samen wat gaan rond rijden. Ze stappen met zijn drieën in de groene Renault van [verdachte 17]. Omstreeks 19.00 uur rijden ze weg, eerst door Roermond en daarna richting Melick.
[verdachte 15] verklaart voorts op 15 januari 2009 dat die avond over de overvallen die de laatste tijd in Roermond gebeuren, is gepraat. Op het moment dat [verdachte 17] tegen zijn vriendin zegt dat zij even weg gaan, zegt de vriendin tegen [verdachte 17]: “[verdachte 17], denk goed na bij wat je doet”, of zoiets en het lijkt of de vriendin van [verdachte 17] al weet dat ze iets fouts gaan doen.
[verdachte 15] verklaart vervolgens dat [verdachte 17] begint over hoe je aan veel geld kan komen en dat dat kan door een overval te plegen op een hotel of restaurant. [verdachte 17] is daar al de hele weg over bezig, vanaf het moment dat ze bij hem zijn weggereden. [verdachte 17] wijst naar diverse hotels en restaurants en blijft maar zeuren dat daar veel geld te halen valt. Uiteindelijk stopt [verdachte 17] op een plein in Vlodrop, waar ze ook in de auto stappen na de overval. [verdachte 17] zet zijn auto zo neer dat hij meteen weg kan rijden. Van te voren rijden ze langs het restaurant dat ze later zullen overvallen. [verdachte 17] zegt dan al: “Kijk de klanten gaan al weg nu moet je dat snel doen, we wachten nog even tot de klanten met de auto weg zijn.” [verdachte 6] en [verdachte 15] stappen uit en lopen naar het restaurant. [verdachte 17] stapt ook uit en loopt achter hen aan, maar blijft op het hoekje staan kijken. [verdachte 15] roept tegen [verdachte 6]: “Kom mee.”. [verdachte 15] hoort [verdachte 17] fluiten en ziet dat [verdachte 17] wild staat te zwaaien en dat [verdachte 17] in het Turks roept; Cabuk, Cabuk. Dat betekent snel, snel. [verdachte 15] ziet dat [verdachte 17] boos is. [verdachte 15] en [verdachte 6] lopen naar de ingang en. [verdachte 6] rent naar de kassa. [verdachte 15] hoort dat [verdachte 6] tegen de man bij de kassa zegt “geld, geld” of een “geldkistje” of zoiets. [verdachte 15] roept ook om geld. [verdachte 15] ziet dat de man de kassa opent. [verdachte 15] verklaart dat hij een pistool bij zich had, zo’n plastic ding.
Vervolgens rennen ze naar de auto. [verdachte 15] gaat naast [verdachte 17] zitten. [verdachte 6] springt achterin. [verdachte 15] hoort dat [verdachte 17] een paar keer tegen [verdachte 6] zegt “Doe dat geld weg.” [verdachte 15] hoort dan kleingeld rammelen.
De rechtbank overweegt het volgende.
De medeverdachten [verdachte 15] en [verdachte 6] zijn in de periode na hun aanhouding meermalen gehoord en zij blijven aanvankelijk bij hun verklaring niet bij de overval op het restaurant te zijn betrokken. Op 15 januari 2009, als de politie [verdachte 15] en [verdachte 6] confronteert met de verklaring die verdachte heeft afgelegd, gaan zij ook verklaren over de overval op het restaurant. Hun verklaringen over de toedracht van de overval , zoals die hiervoor door de rechtbank bij de bewijsmiddelen zijn opgesomd, sluiten aan bij de verklaringen van aangever [slachtoffer 20] en de getuigen [slachtoffer 22] en [slachtoffer 21].
Dat beide medeverdachten na een aanvankelijke ontkenning de overval bekennen, openheid van zaken geven over de toedracht en de daarbij betrokken medeverdachten acht de rechtbank geen ongebruikelijke houding van de medeverdachten. De rechtbank ziet die opstelling deels terug in de verklaringen van verdachte na de overval. Verdachte ontkent eerst betrokken te zijn bij de overval op het restaurant, maar komt daar later deels op terug en verklaart niet geweten te hebben dat de medeverdachten een overval gingen plegen en onder bedreiging de vluchtauto te hebben bestuurd. Dat er veelvuldig over de overvallen is gesproken leidt de rechtbank voorts af uit de voorhanden zijnde verklaringen van verdachte, waarin hij verklaart over meerdere in die periode gepleegde overvallen en wie daarbij betrokken waren.
Het feit dat verdachte heeft getelefoneerd tijdens het plegen van de overval sluit, gelet op de door de rechtbank gebruikt bewijsmiddelen, naar het oordeel van de rechtbank niet uit dat verdachte de overval heeft kunnen medeplegen. Immers van het gesprek en de duur ervan zijn niets vast te stellen.
De rechtbank verwerpt dan ook de door de raadsman gevoerde verweren.
In de zaak met parketnummer 04/850307-09:
Aangever [slachtoffer 4] , doet namens [benadeelde 1] te Maasbracht aangifte van een overval op 18 december 2008.
Aangever ziet dat omstreeks 21.25 uur twee personen de zaak binnen komen. Beide mannen lopen direct langs de balie naar de daarachter liggende werkruimte. Een van de daders (dader 1) heeft een schroevendraaier in zijn rechterhand. Dader 1 loopt niet voorop maar komt plotseling achter dader 2 te voorschijn. Dader 1 houdt de punt van de schroevendraaier omhoog in zijn richting. Dader 1 zegt tegen aangever: “Ik wil geld, ik wild geld, waar is het geld?! Geef geld, anders doe ik je wat.” Op dat moment voelt aangever zich bedreigd. Uit angst dat dader 1 hem zal steken doet aangever de kassalade open. Dader 2 wil de kassalade er uit tillen, hetgeen hem echter niet lukt. Terwijl dader 2 met beide handen aan de kassalade trekt hoort aangever dader 1 schreeuwen: “Waar is de kluis, waar is de kluis.” Aangever antwoordt dat hij geen kluis heeft, maar dader 1 blijft doorvragen. Dader 1 zet zijn vraag kracht bij door met de schroevendraaier wilde stekende bewegingen te maken in de richting van aangever. Dader 1 laat aangever door naar de kluis en loopt achter hem aan. Aangever opent dan de kluis en neemt de inhoud daaruit, kleingeld en papiergeld, ongeveer € 800,00. Nadat aangever het geld heeft gegeven aan dader 1 hoort hij dader 1 iets roepen tegen dader 2. Aangever ziet dader 2 komen aanlopen met een big shopper, waarin hij goederen ziet zitten. Beide daders lopen dan de winkel uit.
Aangever ziet dan nog dat zijn portemonnee waarin zijn rijbewijs, twee bankpassen, een overschrijvingsbewijs en diverse lidmaatschapkaartjes zitten, is weggenomen. Aangever mist voorts nog een Nintendo DS, diverse sigarettenpakjes, twee prepaidkaarten, meerdere aanstekers en meerdere verpakkingen vloeipapier.
Medeverdachte [verdachte 15] verklaart op 10 maart 2009 dat hij op het pleintje is en dat hij [verdachte 17] naar hem toe ziet komen. In de auto van [verdachte 17] zit nog een andere jongen, [verdachte 3]. [verdachte 17] vraagt of [verdachte 15] weet waar [verdachte 7] woont. [verdachte 15] stapt in de auto van [verdachte 17] en rijden naar de straat van [verdachte 7]. Omdat [verdachte 7] niet thuis is, wachten ze op de hoek. [verdachte 15] hoort dat [verdachte 17] met [verdachte 3] afspreekt dat [verdachte 3] tegen [verdachte 7] zal zeggen dat [verdachte 7] de tante van [verdachte 3] heeft overvallen en dat [verdachte 3] dan geld van [verdachte 7] kan vragen. [verdachte 3] zegt dat ook zo tegen [verdachte 7]. Opeens begint [verdachte 17] te rijden. [verdachte 17] rijdt naar Maasbracht langs een juwelier en zegt dan: “Daar gaat het gebeuren.” Na een tijdje rijdt [verdachte 17] een straat in waar een kleine videotheek ligt. [verdachte 17] stopt daar in de buurt. [verdachte 15] krijgt van [verdachte 17] een grote tas van Jan Linders en een schroevendraaier. [verdachte 17] zegt tegen [verdachte 15] dat hij die tas onder zijn trui moet verstoppen en dat [verdachte 15] en [verdachte 7] hun gezicht moeten bedekken. [verdachte 15] krijgt nog een zonnebril van [verdachte 17]. [verdachte 17] en [verdachte 3] zijn uitgestapt en lopen naar de videotheek. Ze lopen daar voorbij en gaan aan de overkant staan. Bij het restaurant op de hoek geeft [verdachte 15] de tas aan [verdachte 7]. [verdachte 15] ziet dat [verdachte 17] gebaart dat ze naar binnen moeten gaan. [verdachte 7] loopt voorop. [verdachte 15] heeft de schroevendraaier in de rechterhand, voor zijn lichaam, met het metalen gedeelte, de punt naar voren richting de man. [verdachte 15] staat op één meter afstand van de man in de videotheek, met de schroevendraaier in zijn handen en roept: “Geld, geld.”De man maakt de kassa open. [verdachte 7] pakt het papiergeld en het kleingeld uit de kassa. [verdachte 7] en [verdachte 15] staan op dat moment achter de toonbank waar de kassa staat. [verdachte 7] neemt ook sigaretten, aanstekers, vloeitjes en telefoonkaarten mee. Deze spullen worden in een Jan Linders tas gedaan. Bij de kassa zijn ook nog een Nintendo spelcomputer en een Nokia mobiele telefoon weggenomen. Vervolgens vraagt [verdachte 15] de man naar de kluis. [verdachte 17] heeft verteld dat daar een geldkist of zoiets is. Als e man zegt dat er geen kluis is, roept [verdachte 15] harder en dreigt met de schroevendraaier. [verdachte 15] ziet dat die man bang is. De man doet het kluisje open. In de kluis staan bekertjes met muntgeld en er ligt een zwarte beurs in. Vervolgens gaan [verdachte 7] en [verdachte 15] naar buiten en rennen naar de auto van [verdachte 17]. [verdachte 17] wil weten hoeveel zij buitgemaakt hebben en gooit de tas om in de kofferbak van zijn auto. [verdachte 15] ziet dat [verdachte 17] een beurs openmaakt en daar geld uit pakt dat hij meteen in zijn kleding wegstopt. Daarna verdelen [verdachte 17] en [verdachte 3] het geld uit de kassa. Samen met [verdachte 17] en [verdachte 3] gaan zij het huis van de vriendin van [verdachte 17] in en verdelen de buit. De vriendin van [verdachte 17] is daar ook bij.
Medeverdachte [verdachte 7] verklaart op 20 februari 2009 dat hij bij de overval op de videotheek in Maasbracht betrokken is. [verdachte 17] en [verdachte 15] zitten in de auto van [verdachte 17]. In de auto zit nog iemand anders. [verdachte 7] wordt door hen opgehaald. Eerst rijden ze rond. De overval op de videotheek is het idee van [verdachte 17] en [verdachte 17] zegt dat die videotheek gemakkelijk te overvallen is. Zij rijden met de auto van [verdachte 17] daar naar toe. Er is alleen een man in de videotheek aanwezig. Als ze naar binnen gaan heeft [verdachte 15] een schroevendraaier in zijn hand en heeft [verdachte 7] een soort shopper in zijn hand. [verdachte 17] heef gezegd dat [verdachte 7] achter de kassa sigaretten in de tas moet doen. [verdachte 17] zal buiten blijven wachten en alleen naar binnen komen om te helpen als het fout gaat lopen. [verdachte 15] komt binnen en neemt die man mee naar achteren. [verdachte 15] wil de kluis zien. [verdachte 7] hoort dat [verdachte 15] dit roept. Even later ziet [verdachte 7] [verdachte 15] naar hem toekomen en ziet dan dat [verdachte 15] bakjes met muntgeld bij zich heeft. Terwijl [verdachte 15] achter is doet [verdachte 7] sigaretten in de shopper en nadat [verdachte 7] de kassa open maakt en het geld daaruit pakt, het geld ook in de shopper. Vervolgens rennen ze weg. [verdachte 17] loopt ook al naar de auto en start deze zodat ze direct kunnen vertrekken. [verdachte 7] zet de shopper achter in de auto, niet in de kofferruimte. [verdachte 15] en [verdachte 7] krijgen elk € 50,00 omdat zij met de trein verder gaan. In het huis van de vriendin van [verdachte 17] wordt de buit verdeeld. [verdachte 17], die ene man, [verdachte 15] en hijzelf en ook de vriendin van [verdachte 17] zijn daarbij aanwezig.
De rechtbank acht, anders dan de raadsman, en mede gezien het hiervoor overwogene de door de medeverdachten [verdachte 15] en [verdachte 7] afgelegde verklaringen op hoofdlijnen geloofwaardig en betrouwbaar. De medeverdachten verklaren gelijkluidend over de rit naar de videotheek, dat er over een overval is gesproken, over de terugreis met de trein en over de verdeling van de buit in het huis van de vriendin van verdachte. De medeverdachten hebben deze verklaringen bij de eerste gelegenheid dat zij over deze overval werden gehoord, afgelegd. De verklaringen komen voor wat betreft hetgeen in de videotheek is voorgevallen ook overeen met de door de aangever afgelegde verklaring.
De rechtbank is voorts ambtshalve bekend met het feit dat medeverdachte [verdachte 7] op 18 februari 2009 is aangehouden en in detentie is geplaatst onder beperkingen. De beperkingen zijn op 10 maart 2009 opgeheven. Dat is de dag dat medeverdachte [verdachte 15] voor de eerste keer is gehoord over de overval op de videotheek te Maasbracht. Verder is de rechtbank gebleken dat de verdachten [verdachte 15] en [verdachte 7] niet op dezelfde dag naar een zitting in het kader van de voorlopige hechtenis in een parketbusje zijn vervoerd. Dat de medeverdachten hun verklaringen op elkaar zouden hebben afgestemd, zoals door de raadsman is betoogd, komt de rechtbank dan ook onaannemelijk voor.
De rechtbank verwerpt dan ook de verweren van de raadsman.
7.4. Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 04/850031-09 feit 1 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer: 04/850307-09 heeft begaan, met dien verstande dat:
In de zaak met parketnummer 04/850031-09
1.
hij op 10 januari 2009 te Vlodrop, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 20] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 20], welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het op dreigende wijze zwaaien met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de (directe) nabijheid van genoemde [slachtoffer 20], [slachtoffer 21] en [slachtoffer 22], en
uit het op dreigende wijze richten van een mes, op genoemde [slachtoffer 20] en [slachtoffer 21]
en (daarbij) dreigend te zeggen: "Geld, geld, geld" en "Dat geld…meer" en "geldkistje, geldkistje" en "Doe niets, ik wil geld, ik wil geld", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking.
In de zaak met parketnummer: 850307-09
hij op 8 december 2008 te Maasbracht, tezamen en in vereniging met anderen,
a. met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan [benadeelde 1],
en
b. met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, een portemonnee met inhoud, een GSM (merk Nokia, type N73), 1 Nintendo DS (kleur zwart), diverse pakjes sigaretten, prepaid kaarten, aanstekers en verpakkingen vloeipapier, toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 4] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
welke bedreiging met geweld heeft bestaan in:
- het in de richting van genoemde [slachtoffer 4] houden van een schroevendraaier, en
- het maken van een stekende zwaaibeweging met genoemde schroevendraaier in de richting
van voornoemde [slachtoffer 4] en
- het (daarbij) op dreigende wijze zeggen: "Ik wil geld, ik wil geld, waar is het geld? Geef
geld anders doe ik je wat." en "Waar is de kluis, waar is de kluis?”;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
Ten aanzien van 04/850031-09 feit 1:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 317 in verband met artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van 04/850307-09:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 317 in verband met artikel 312 en artikel 312 in verband met artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 16 oktober 2009 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 3,5 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijk deel met begeleiding door de reclassering.
10.3. De overwegingen van de rechtbank
In de maanden november/december 2008 en januari 2009 werd Roermond en omgeving opgeschrikt door een groot aantal gewapende overvallen op onder andere tankstations, supermarkten, fritures, een restaurant, een woning en een dierenkliniek waarbij sprake was van een grotere en steeds wisselende dadergroep, welke golf van gewapende overvallen veel commotie heeft veroorzaakt en met name voor de slachtoffers en andere ondernemers in die betreffende branches een bijzonder gevoel van onveiligheid teweeg heeft gebracht (Hyena onderzoek).
De door verdachte (tezamen met zijn medeverdachten) gepleegde gewapende overval op [benadeelde 1] en op [benadeelde 7] te Vlodrop, maken hier deel van uit. Een medewerker van [benadeelde 1] wordt op 18 december 2008 geconfronteerd met twee overvallers. Een van de medeverdachten bedreigt de medewerker met een schroevendraaier, waarna deze geld afgeeft. Verdachte heeft daarbij de rol van regisseur en vervoerder. De medeverdachten gaan, met verdachte als bestuurder van zijn auto op zoek naar mogelijkheden om een overval te plegen. Het is verdachte die op een gegeven moment aangeeft dat de videotheek overvallen moet worden, poolshoogte neemt van de aanwezigheid van personen in de winkel en aan de medeverdachten aangeeft dat ze naar binnen moeten gaan. Verdachte wil na de overval weten wat de buit is geweest en verdeelt de buit, waarbij het er op lijkt dat hij zichzelf bevoordeelt ten opzichte van zijn nog jeugdige mededaders.
Op 10 januari 2009 volgt dan de overval op [benadeelde 7] in Vlodrop. Een van de twee medeverdachten van de overval heeft in het restaurant in zijn rechterhand een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en heeft om geld geroepen. Zij worden even later door de politie aangehouden. Bij deze overval speelt verdachte dezelfde rol als bij de overval op de videotheek.
Naar de ervaring leert, hebben dergelijke geweldsmisdrijven een enorme impact op de slachtoffers en kunnen zij nog lange tijd psychisch nadelige gevolgen daarvan ondervinden. Dat zulks ook het geval is geweest blijkt uit de voegingsformulieren van de benadeelde partijen [slachtoffer 20] en [slachtoffer 22] ([benadeelde 7] te Vlodrop). Slachtoffer [slachtoffer 20] heeft tijdens de overval doodsangst uitgestaan. Hij voelde zich machteloos tegen het op hem gerichte wapen. Nog zeker vier weken heeft [slachtoffer 20] zich onveilig gevoeld in zijn eigen restaurant. Tot op de dag van de indiening van zijn vordering heeft [slachtoffer 20] nog onveilige gevoelens en is waakzaam en wantrouwend ten opzichte van zijn omgeving. Slachtoffer [slachtoffer 22] heeft bij de overval eveneens doodsangsten uitgestaan. Ook zij heeft zich nog lang onveilig gevoeld en is zeer waakzaam en wantrouwend ten opzichte van haar omgeving. Zij schrikt als zij wordt geconfronteerd met mensen die de leeftijd en lichaamskenmerken van de verdachten hebben.
De rechtbank acht het uitermate kwalijk dat verdachte, hetgeen ook uit verklaringen van medeverdachten van andere overvallen in het Hyena-onderzoek naar voren komt, een belangrijke rol lijkt te vervullen in deze overvallen. Uit die verklaringen komt naar voren dat verdachte de voor het merendeel minderjarige verdachten aanzet tot of in elk geval steunt in het plegen van deze overvallen, dient als toevluchtsoord na een overval en mee deelt in de buit, zoals geld en sigaretten. De rechtbank leidt dit mede af uit de door verdachte afgelegde verklaringen over andere overvallen in het Hyena-onderzoek waarin hij de namen noemt van de bij overvallen betrokken daders en andere daderinformatie geeft.
De rechtbank rekent het verdachte voorts aan dat hij probeert zijn eigen rol te minimaliseren.
Blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister is verdachte reeds meermalen veroordeeld wegens gewelds- en vermogensdelicten, het merendeel weliswaar van 10 jaar geleden, maar kennelijk heeft verdachte hieruit geen lering getrokken.
De rechtbank is -gelet op vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien- van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan een gevangenisstraf van 3 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
10.4. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
10.4.1. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 20]
[slachtoffer 20], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor in de zaak met parketnummer 04/850031-09 onder 1 ten laste gelegde feit geleden materiële schade en immateriële schade.
[slachtoffer 20] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 16,81 en de immateriële schade op een bedrag van € 1.650,00 gesteld en wil die schades vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor in de zaak met parketnummer 04/850031-09 onder 1 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de vordering is opgebouwd uit de navolgende posten.
Immateriële schade:
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Of de door het slachtoffer opgelopen immateriële schade een bedrag van € 1.650,00 rechtvaardigt,
kan de rechtbank op basis van de haar beschikbare informatie niet beoordelen.
Voor zover deze vordering van immateriële schade het bedrag van € 1.000,00 overstijgt,
is deze vordering naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zal de benadeelde partij voor dit deel niet ontvankelijk in haar vordering dienen te worden verklaard en zal de rechtbank bepalen
dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, alsnog bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Materiële schade:
Naar het oordeel van de rechtbank is deze post ad € 16,81, die door verdachte niet is weersproken, voor toewijzing vatbaar.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering toewijsbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 1.016,81, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 10 januari 2009 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 1.016,81 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 10 januari 2009 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 20] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
10.4.2. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 22]
[slachtoffer 22], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor in de zaak met parketnummer 04/850031-09 onder 1 ten laste gelegde feit geleden immateriële schade.
[slachtoffer 22] voornoemd heeft de immateriële schade op een bedrag van € 1.650,00 gesteld en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor in de zaak met parketnummer 04/850031-09 onder 1 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de vordering is opgebouwd uit de navolgende posten.
Immateriële schade:
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Of de door het slachtoffer opgelopen immateriële schade een bedrag van € 1.650,00 rechtvaardigt,
kan de rechtbank op basis van de haar beschikbare informatie niet beoordelen.
Voor zover deze vordering van immateriële schade het bedrag van € 1.000,00 overstijgt,
is deze vordering naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zal de benadeelde partij voor dit deel niet ontvankelijk in haar vordering dienen te worden verklaard en zal de rechtbank bepalen
dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, alsnog bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering toewijsbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 10 januari 2009 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 1.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 10 januari 2009 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 22] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 57, 310, 312, 317
12. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 04/850031-09 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 04/850031-09 onder 1 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 04/850307-09 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 3 jaren;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Beslissingen op de vordering van de benadeelde partijen.
In de zaak met parketnummer 04/850031-09 feit 1:
wijst gedeeltelijk toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 20], [adres] en veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 1.016,81, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 10 januari 2009 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan;
verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 20] voornoemd voor het overige niet-ontvankelijk, aangezien de vordering op dat onderdeel naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, met bepaling dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is alsnog bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 1.016,81, subsidiair 20 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 20] voornoemd, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 10 januari 2009 tot de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat de subsidiaire hechtenis ook van toepassing is op de vervallen rentetermijnen;
bepaalt dat indien verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.016,81, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 10 januari 2009 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten
behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
In de zaak met parketnummer 04/850031-09 feit 1
wijst gedeeltelijk toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 22], [adres] en veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 10 januari 2009 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan;
verklaart vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 22], voornoemd voor het overige niet-ontvankelijk, aangezien de vordering op dat onderdeel naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, met bepaling dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is alsnog bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 1.000,00, subsidiair 20 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 22] voornoemd, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 10 januari 2009 tot de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat de subsidiaire hechtenis ook van toepassing is op de vervallen rentetermijnen;
bepaalt dat indien verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 10 januari 2009 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten
behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Vonnis gewezen door mrs. C.A.M. Schaap-Meulemeester, M.I.J. Hegeman en M.J.H. van den Hombergh, rechters, van wie mr. M.I.J. Hegeman voorzitter, in tegenwoordigheid van J.H.J. van Daal als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 4 november 2009.