ECLI:NL:RBROE:2009:BK4400

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
24 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/545
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toezicht op de juiste werking van digitale tachograaf en boeteoplegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 24 november 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een werkgever, en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een boete van € 2.200,00 die was opgelegd wegens vermeende overtredingen van het Arbeidstijdenbesluit vervoer en de EEG-verordening 3821/85. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur op 23 juni 2008 had geconstateerd dat het controleapparaat in het voertuig van eiseres niet het kenteken weergaf, wat leidde tot de boete. Eiseres betwistte echter dat zij als werkgever de norm van toezicht op de juiste werking van het controleapparaat had overtreden, omdat zij een gespecialiseerd installatiebedrijf had ingeschakeld voor de installatie van de digitale tachograaf.

De rechtbank oordeelde dat niet eenduidig kon worden vastgesteld dat het verzuim voor eiseres voldoende herkenbaar was. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had kunnen weten dat het kenteken in het systeem moest worden ingevoerd, aangezien zij niet was geïnformeerd door het installatiebedrijf. Gezien de omstandigheden oordeelde de rechtbank dat het geconstateerde verzuim niet voldoende bewijs bood voor het niet toezien op de juiste werking en het juiste gebruik van het controleapparaat. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, waardoor de boete werd ingetrokken. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers met betrekking tot de installatie en het gebruik van controleapparaten in het wegvervoer, en de noodzaak voor duidelijke communicatie van installatiebedrijven over de vereisten voor het gebruik van dergelijke apparaten.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 09 / 545
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake
[naam]. te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde mr.drs. C.M.J.E.P. Meerts
tegen
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze: de Directeur-Generaal, verweerder.
1. Procesverloop
1.1. Bij besluit van 30 maart 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen boeteoplegging wegens overtreding van het Arbeidstijdenbesluit vervoer, ongegrond verklaard. Tegen dat besluit is bij deze rechtbank beroep ingesteld.
1.2. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan de gemachtigde van eiseres gezonden.
1.3. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 14 oktober 2009, waar eiseres is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde die zich heeft laten bijstaan door [persoon 1] van [bedrijf 1], en waar verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. J. Dos Santos.
2. Overwegingen
2.1. Door de inspecteur van de Inspectie Verkeer en Waterstaat is op 23 juni 2008 het motorvoertuig met het kenteken 47-VDP-5, een trekker met oplegger in eigendom van eiseres, aan de hand van de data van de digitale tachograaf geconstateerd dat het vereiste controleapparaat in het voertuig niet het kenteken weergaf. De Inspecteur van de Arbeidsinspectie heeft 20 januari 2009 een boeterapport opgesteld waarin als overtreding is beschreven dat eiseres niet heeft toegezien op initialisering van de digitale tachograaf alvorens het voertuig in te zetten binnen zijn onderneming en dat het controleapparaat niet voldeed aan de voorschriften van de EEG-verordening 3821/85. Op 23 januari 2009 heeft verweerder aan eiseres het voornemen kenbaar gemaakt om, op grond van de in het boeterapport geconstateerde overtreding voor zover in geding, een boete op te leggen van € 2.200,00. Van de mogelijkheid een zienswijze in te dienen heeft eiseres geen gebruik gemaakt.
2.1.1. Bij besluit van 13 februari 2009 heeft verweerder beslist conform het voornemen. Eiseres heeft tegen dat besluit een bezwaarschrift ingediend en heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid om het bezwaar tegen dit besluit mondeling toe te lichten.
2.2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat bij de installatie van het controleapparaat niet alle voorgeschreven stappen zijn doorlopen. De invoer van het kentekennummer en keuring van het controleapparaat hebben niet plaatsgevonden en daarmee heeft eiseres artikel 13 van de EEG-verordening 3821/85 overtreden en tevens artikel 2.4:13 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer (Atbv). Overeenkomstig de beleidsregels Arbeidstijdenwet Vervoer is een boete opgelegd van € 2.200,00 en er zijn naar de mening van verweerder geen feiten of bijzondere omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven af te wijken van de beleidsregels.
2.3. In beroep heeft eiseres betwijfeld of de installatiefout wel een overtreding is omdat artikel 13 van de EEG-verordening niet rept over installatie. Nu die installatie bovendien is uitgevoerd door een gespecialiseerd bedrijf heeft eiseres voldoende zorg betracht en kan haar de installatiefout niet worden verweten. Voorts is eiseres van mening dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd ten aanzien van de feiten en omstandigheden die in bezwaar zijn aangevoerd om verweerder te doen afwijken van zijn beleid. Tot slot is eiseres van mening dat verweerder de afspraak bij de hoorzitting dat eiseres nog zou kunnen reageren op het commentaar van de inspecteur op haar stelling dat het invoeren van het chassisnummer voldoende zou moeten zijn, niet is nagekomen.
2.4. Bij verweerschrift heeft verweerder aangegeven dat de overtreding niet is gelegen in de installatie maar in het niet toezien op het juiste gebruik van het controleapparaat ten aanzien waarvan verweerder van mening is dat dit eiseres dient te worden verweten omdat eiseres bij controle had kunnen zien dat het kenteken niet was geregistreerd. Verweerder heeft voorts geen aanleiding gezien de stelling met betrekking tot het chassisnummer aan de inspecteur voor te leggen.
2.5. De rechtbank dient op basis van de aangevoerde beroepsgronden te beoordelen of het bestreden besluit de rechterlijke toets kan doorstaan.
2.5.1. Bij Verordening (EEG) nr. 1463/70 (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2828/77 (5), is bij het wegvervoer een controleapparaat ingevoerd. Bij EEG-Verordening nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het control van wegvervoer (verder de Verordening) zijn eenvormige eisen voor installatie, goedkeuring, gebruik, ijkingen en periodieke controles vastgesteld.
2.5.2. In artikel 13 van de Verordening is bepaald dat de werkgever en de bestuurders toezien op de juiste werking en het juiste gebruik van het apparaat.
2.5.3. In artikel 2.4:13, tweede lid, van het Arbeidstijdenbesluit vervoer (Atbv) is bepaald dat het verboden is te handelen in strijd met, voor zover thans relevant, artikel 13 van de Verordening.
2.5.4. In artikel 8:1, eerste lid, van het Atbv, zoals dat artikellid luidde ten tijde van de besluitvorming, is, voor zover relevant, bepaald dat het niet naleven van artikel 2.4:13, tweede lid, van het Atbv een beboetbaar feit oplevert.
2.5.5. Ingevolge de beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer en de daarbij behorende bijlagen wordt het onvoldoende toezicht op het juiste gebruik van het controleapparaat beboet met € 2.200,00.
2.6. De vraag die allereerst ter beantwoording voorligt is de vraag of eiseres artikel 13 van de Verordening, dat toezicht op de juiste werking en het juiste gebruik van het controleapparaat opdraagt aan, in dit geval, de werkgever, heeft overtreden. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat, nu de installatie niet geheel volgens de voorschriften heeft plaatsgevonden, zich bij gebruik van het controleapparaat het feit heeft voorgedaan dat het kenteken van de vrachtauto niet werd afgedrukt op de controleslips als gevolg van het feit dat dit kenteken niet in het systeem was ingevoerd. Volgens verweerder behoorde eiseres te weten dat het kenteken moest zijn ingevoerd en dat het kenteken bij gebruik zichtbaar moest en derhalve verifieerbaar kon zijn.
Ter zitting is van de zijde van het installatiebedrijf toegelicht hoe de installatie in het concrete geval heeft plaatsgevonden en in welke zin wijzigingen in de installatievoorschriften in de loop van de tijd de werkwijze heeft aangescherpt. Eiseres heeft, als eigen vervoerder met één vrachtwagen waarvoor de plicht van een digitale tachograaf alleen geldt als daar een trekker achter hangt, voor de installatie, ijking en het kalibreren een ter zake kundig bedrijf ingeschakeld. De betreffende wagen is voorzien van een controleapparaat in de beginperiode van omschakeling van analoge naar digitale tachograaf, terwijl de voorlichting in die periode is aangescherpt. Van de zijde van het installatiebedrijf is eiseres niet geattendeerd op de plicht om zich na het verkrijgen van het definitieve kenteken opnieuw bij de installateur te melden voor het invoeren van het kenteken in het systeem. In zoverre verschilt de procedure bij het installeren van de analoge tachograaf: daarbij werd aanvankelijk geïnstalleerd en geijkt aan de hand van het chassisnummer en werd bij herijking (na twee jaar) het kenteken pas ingevoerd.
Ter zitting zijn de controleslips getoond, waarbij door de rechtbank is vastgesteld dat het ontbreken van het kenteken niet als zodanig wordt aangegeven of anderszins blijkt.
2.7. Niet in geschil is dat hier sprake is van een verzuim dat niet heeft geleid tot enige vorm van gevaarzetting noch van verminderde mogelijkheden tot controle van de digitale tachograaf. Eiseres heeft ook onmiddellijk na constatering het verzuim laten herstellen.
2.8. De rechtbank is gegeven het vorenstaande van oordeel dat niet kan worden geconcludeerd dat eiseres als werkgever de tot haar gerichte norm van toezien op de juiste werking en het juiste gebruik van het controleapparaat heeft overtreden nu de rechtbank niet eenduidig heeft kunnen vaststellen dat het verzuim voor eiseres voldoende duidelijk herkenbaar is geweest. Gegeven de omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank ook niet komen vast te staan of het geconstateerde verzuim in voldoende mate wijst op het niet toezien op de juiste werking het juiste gebruik.
2.9. Het beroep van eiseres is gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd. Nu er geen grondslag is voor boeteoplegging dient het primaire besluit te worden herroepen.
De rechtbank acht verder termen aanwezig om verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het bezwaar en dit beroep, een en ander overeenkomstig de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen wordt vier punten toegekend (één voor het bezwaarschrift; één voor het bijwonen van de hoorzitting; één voor het beroepschrift en één voor het bijwonen van de zitting van de rechtbank). Het gewicht van de zaak wordt bepaald op gemiddeld, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor 1.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
herroept het primaire besluit van 13 februari 2009;
veroordeelt verweerder in de kosten van de bezwaarprocedure alsmede van de beroepsprocedure bij de rechtbank, aan de zijde van eiseres begroot op € 1288,00 (wegens kosten van rechtsbijstand) te betalen aan eiseres;
bepaalt dat verweerder aan eiseres het door of namens deze betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 volledig vergoedt.
Aldus gedaan door mr. C.M.W. Nobis in tegenwoordigheid van J.N. Buddeke als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2009.
w.g. J.N. Buddeke,
griffier w.g. mr. C.M.W. Nobis,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
verzonden op: 24 november 2009
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.