ECLI:NL:RBROE:2009:BK6492

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
11 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
237437 \ CV EXPL 09-1038
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • O.M. de Lange
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een mobiele telefonieovereenkomst wegens wanbetaling en de vraag naar onredelijk bezwarende bedingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 11 november 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Intrum Justitia Nederland B.V. en een gedaagde die in persoon procedeerde. De eiseres, Intrum Justitia Nederland B.V., vorderde op basis van de algemene voorwaarden de vaste maandelijkse abonnementskosten tot het einde van de contractsperiode, nadat de overeenkomst met betrekking tot mobiele telefonie was ontbonden wegens wanbetaling. De centrale vraag in deze procedure was of het beding dat eiseres hanteert, onredelijk bezwarend is in de zin van de wet.

De kantonrechter heeft in zijn vonnis verwezen naar relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, die de rechter verplicht tot toetsing van onredelijk bezwarende bedingen in consumentenovereenkomsten. De rechter heeft vastgesteld dat de eiseres zich bij akte dient uit te laten over de werkelijke schade die zij heeft geleden door de ontbinding van de overeenkomst. Dit is van belang voor de beoordeling of het beding dat eiseres hanteert, als onredelijk bezwarend kan worden aangemerkt.

De zaak is eerder behandeld in een tussenvonnis van 22 juli 2009, waarin eiseres de gelegenheid kreeg om informatie en stukken over te leggen. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling ook gekeken naar de omstandigheden van het geval, waaronder de waarde van de aan gedaagde verstrekte telefoontoestellen. De rechter heeft de zaak aangehouden voor verdere uitlatingen van partijen en heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot de rolzitting van 9 december 2009.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector kanton
Zaaknummer: 237437 \ CV EXPL 09-1038
Vonnis van de kantonrechter te Venlo d.d. 11 november 2009
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Intrum Justitia Nederland B.V., gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
gemachtigde: Kuik & Partners Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde], wonende te [woonplaats] aan de [adres],
gedaagde,
procederende in persoon.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
? Het tussenvonnis d.d. 22 juli 2009;
? De akte van eiseres;
? De antwoordakte van gedaagde met productie.
1.2. De zaak is daarna weer op vonnis gesteld en de uitspraak daarvan is bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1. De kantonrechter verwijst allereerst naar het tussenvonnis van 22 juli 2009 en volhardt bij de inhoud daarvan. In dit tussenvonnis is eiseres in de gelegenheid gesteld informatie en stukken te geven c.q. over te leggen.
2.2. In haar akte geeft eiseres aan dat het niet mogelijk is historische uittreksel uit het GBA over te leggen omdat zij simpelweg geen toegang heeft tot die stukken. Beide in het tussenvonnis genoemde overeenkomsten zijn op 16 maart 2004 beëindigd. In de conclusie van repliek is abusievelijk 2 oktober 2003 als ingangsdatum vermeld. Het gaat om contractsverlengingen d.d. 2 oktober 2003. Voorafgaand aan laatstgenoemde datum maakte gedaagde al gebruik van de diensten van eiseres, althans van haar voorgangster.
2.3. Gedaagde heeft een uitreksel uit de gemeentelijke basisadministratie overgelegd. Hieruit blijkt dat haar woonadres sinds 10 oktober 2007 aan de [adres] te [woonplaats] is en dat zij voordien woonde aan de [adres] te [woonplaats]. Zij was daarom makkelijk traceerbaar.
2.4. Ter afwering van de vordering heeft gedaagde aangevoerd dat zij opnieuw aangesloten zou worden indien zij op 1 april 2004 aan haar betalingsverplichtingen zou hebben voldaan. Van deze afspraak blijkt echter in het geheel niets, zodat hieraan voorbij zal worden gegaan.
2.5. Eiseres stelt dat op grond van de algemene voorwaarden een schadevergoeding in rekening wordt gebracht van EUR 1.058,82 excl. BTW. Volgens eiseres bestaat dit bedrag uit de vaste maandelijkse abonnementskosten tot het einde van de contractperiode. Nu eiseres een beroep doet op de algemene voorwaarden en dan in het bijzonder op de ontbinding van de overeenkomst en het hierbij in rekening brengen van de abonnementskosten over de resterende looptijd, is de kantonrechter het navolgende van oordeel.
2.6. Ingevolge de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, hierna HvJ, van 27 juni 2000 (NJ 27 juni 2000/730 Océano) en 26 oktober 2006 (NJ 2007/201 Mostaza Claro) is de (kanton)rechter ambtshalve verplicht tot toetsing van onredelijk bezwarende bedingen in algemene voorwaarden in consumentenovereenkomsten.
In de EG Richtlijn 93/13/EEG van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is bepaald in artikel 3:
“Artikel 3
1. Een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, wordt als
oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
2. (…)
3. De bijlage bevat een indicatieve en niet uitputtende lijst van bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt.”
In de bijlage bij Richtlijn 93/13/EEG is opgenomen onder e) dat als oneerlijk in de zin van artikel 3 lid 3 van de Richtlijn kunnen worden aangemerkt, bedingen, die tot doel of tot gevolg hebben: “de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen.”
Onder o) van dezelfde richtlijn is opgenomen dat als oneerlijk in de zin van artikel 3 lid 3 kunnen worden aangemerkt bedingen die tot doel of tot gevolg hebben: “de consument te verplichten al zijn verbintenissen na te komen, zelfs wanneer de verkoper zijn verbintenissen niet nakomt”.
2.7. De factuur van 16 maart 2004, waarbij aan gedaagde een bedrag van onder meer EUR 1.058,82 exclusief BTW in rekening is gebracht heeft kennelijk betrekking op de ontbinding van de overeenkomst en het in rekening brengen van de abonnementskosten over de resterende looptijd van de overeenkomst. De kantonrechter begrijpt dat voornoemde beëindigingsvergoeding gebaseerd is op de algemene voorwaarden. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat dit mogelijk een onredelijk bezwarend beding betreft, welk beding de kantonrechter gelet op voornoemde arresten, op grond van artikel 6:233 sub a BW zou kunnen vernietigen. Of daadwerkelijk sprake is van een onredelijk bezwarend beding dient te worden beoordeeld in het licht van alle omstandigheden van het geval. Eiseres zal zich bij akte hierover kunnen uitlaten waarbij de kantonrechter vooral van belang acht de werkelijke schade die eiseres heeft geleden nu zij zich genoodzaakt zag de overeenkomst te ontbinden. In haar conclusie van repliek heeft eiseres reeds aangegeven dat aan gedaagde twee telefoontoestellen om niet zijn verstrekt met een totaalwaarde van EUR 580,00, zodat hierin reeds een deel van de geleden schade kan zijn gelegen.
2.8. Gedaagde zal in de gelegenheid worden gesteld een akte te nemen waarbij zij kan reageren op de akte van eiseres.
2.9. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
3.1. Verwijst de zaak naar de rol van 9 december 2009 voor akte uitlating eiseres.
3.2. Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.M. de Lange, kantonrechter, en ter openbare civiele terechtzitting op 11 november 2009 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.