ECLI:NL:RBROE:2009:BK6632
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.C.G. Brants
- Rechtspraak.nl
Verzoek om omgangsregeling tussen verzoeker en jongste kind na beëindiging van affectieve relatie met verweerster
In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 16 december 2009 uitspraak gedaan in een verzoek tot het treffen van een omgangsregeling tussen verzoeker en het jongste kind, [minderjarige 2]. Verzoeker, die een affectieve relatie had met verweerster, de moeder van het kind, heeft verzocht om een regeling waarbij hij het kind op bepaalde dagen van school kan ophalen en tijd met haar kan doorbrengen. Verzoeker stelt dat hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot [minderjarige 2] en dat hij als sociaal ouder moet worden aangemerkt. Verweerster heeft echter verzocht om verzoeker niet ontvankelijk te verklaren en heeft betwist dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de affectieve relatie tussen verzoeker en verweerster, de rol van verzoeker in het leven van de kinderen en de wensen van verweerster als gezaghebbende ouder.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoeker voldoende concrete omstandigheden heeft gesteld die wijzen op een nauwe persoonlijke betrekking tot [minderjarige 2], maar heeft ook vastgesteld dat de kinderen verzoeker niet als een vaderfiguur hebben ervaren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat, gezien de huidige situatie en de wensen van verweerster, het contact tussen verzoeker en [minderjarige 2] niet in het belang van het kind is en zelfs schadelijk kan zijn. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling afgewezen. De beslissing is genomen met inachtneming van de zwaarwegende belangen van het kind en de noodzaak om het gezinsleven van verweerster te beschermen.