ECLI:NL:RBROE:2010:BL4058

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
12 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09 / 320
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van herzieningsverzoeken inzake schadebesluit door eisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 12 februari 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, [naam eiser 1] en [naam eiser 2], en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Echt-Susteren. De eisers hebben herhaaldelijk verzocht om een schadebesluit met betrekking tot een besluit van 30 juni 1998, maar de rechtbank oordeelt dat er al eerder onherroepelijke rechterlijke uitspraken zijn gedaan over deze verzoeken. De rechtbank stelt vast dat eisers geen procesbelang meer hebben, aangezien zij geen eigenaar meer zijn van het perceel waar het verzoek betrekking op heeft. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep van eisers niet-ontvankelijk wordt verklaard.

De rechtbank wijst erop dat het herhaald indienen van verzoeken onnodig beslag legt op de gemeentelijke organisatie. De eerdere uitspraken hebben duidelijk gemaakt dat de verzoeken van eisers niet kunnen leiden tot een positief besluit. De rechtbank benadrukt dat eisers inmiddels zouden moeten begrijpen dat hun verzoeken niet zullen worden ingewilligd, gezien de eerdere uitspraken en de formele rechtskracht van de besluiten die al zijn genomen.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een van de partijen in de proceskosten te veroordelen. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden aangevochten binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 09 / 320
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake
[naam eiser 1] en [naam eiser 2] te Echt, eisers,
tegen
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Echt-Susteren, verweerder.
1. Procesverloop
1.1. Bij brief van 22 oktober 2008 hebben eisers verweerder verzocht om een zuiver schadebesluit te nemen. Op 12 december 2008 hebben eisers bij verweerder een bezwaarschrift ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op voornoemde aanvraag. Op 3 maart 2009 hebben eisers bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun bezwaar.
1.2. Het door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb ingezonden verweerschrift is in afschrift aan eisers gezonden.
1.3. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 5 februari 2010, waar van eisers [naam eiser 2] is verschenen mede namens [naam eiser 1] en waar verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. N.W.M.J. Wijsma.
2. Overwegingen
2.1. Het beroep ziet op het uitblijven van een beslissing op het bezwaar van eisers tegen het uitblijven van een beslissing op hun (herhaald) verzoek dat erop is gericht dat verweerder een schadebesluit neemt ter zake van de vermeende (rest)schade als gevolg van het bij besluit van 30 juni 1998 gevestigde voorkeursrecht ingevolge de Wet voorkeursrecht gemeenten op het perceel gemeente Echt, [naam sectie].
2.2. De rechter stelt vast dat sprake is van een meermaals herhaald verzoek, waarop steeds in voor eisers negatieve zin is beslist. De president van de rechtbank heeft al in een uitspraak van 30 november 2001 met procedurenummer AWB 01 / 1015 – zij het in die zaak ten overvloede – de vraag gesteld ‘of verzoekers nog wel enig procesbelang hebben bij de onderhavige procedures. Ter terechtzitting is immers gebleken dat zij inmiddels geen eigenaar meer zijn van het perceel waarop de procedure AWB 1999 / 107 betrekking had, hetgeen tot de conclusie zou kunnen leiden dat dat procesbelang is komen te ontvallen’.
2.3.1. De rechtbank heeft verder laatstelijk bij uitspraak van 4 juli 2006 met procedurenummer AWB 06 / 361 geoordeeld ‘dat door de Raad van de voormalige gemeente Echt op 16 september 1999 een onteigeningsbesluit als bedoeld in de Onteigeningswet is genomen ten aanzien van het perceel [naam sectie]…Door het nemen van een onteigeningsbesluit en de effectuering ervan is de werking van het besluit tot vestiging van een voorkeursrecht van rechtswege komen te vervallen. Herziening van laatstbedoeld besluit is zinledig en sorteert geen enkel effect meer. Omdat eisers schadeloos zijn gesteld, kan niet worden gezegd dat door het vestigen van het voorkeursrecht schade voor hun rekening is gebleven en zij om die reden belang hebben bij een herziening van het besluit van 30 juni 1998. Daarbij komt dat op 27 oktober 2004 negatief is beslist op een verzoek van eisers om een schadebesluit te nemen ter zake van de vermeende (rest)schade als gevolg van de vestiging van het voorkeursrecht, welk besluit formele rechtskracht heeft gekregen’.
2.3. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eisers ter zake van voornoemd besluit van 30 juni 1998 bij herhaling gebruik hebben gemaakt van de wettelijke mogelijkheden om herzieningsverzoeken in te dienen, terwijl daarover al eerder een onherroepelijk rechterlijk oordeel is gegeven. Daardoor wordt onnodig beslag gelegd op de gemeentelijke organisatie. Eisers behoren, gelet op de eerdere, hiervoor deels geciteerde, rechterlijke uitspraken, inmiddels te begrijpen dat op hun verzoeken afwijzend wordt beslist en dat die beslissingen rechtens juist zijn. Gelet op het vorenstaande is de rechter van oordeel dat een procesbelang ontbreekt, zodat de rechter het ingestelde beroep niet-ontvankelijk zal verklaren.
2.4. Voor een veroordeling van een partij in de proceskosten van de wederpartij ziet de rechtbank geen aanleiding. Mitsdien wordt als volgt beslist.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep niet ontvankelijk.
Aldus gedaan door mr. C.M.W. Nobis in tegenwoordigheid van mr. F.A. Timmers als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2010
w.g. mr. F.A. Timmers,
griffier w.g. mr. C.M.W. Nobis,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
verzonden op:12 februari 2010
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.