ECLI:NL:RBROE:2010:BM2358

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
21 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
97522 / FA RK 09-1547
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over proceskosten na intrekking verzoek alimentatie door de man

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 21 april 2010 uitspraak gedaan in een procedure tussen een man en een vrouw, die in het verleden met elkaar waren getrouwd en een minderjarig kind hebben. De man had een verzoekschrift ingediend om de kinderbijdrage te wijzigen, maar trok dit verzoek in voordat de behandeling plaatsvond. De vrouw verzet zich tegen deze intrekking en vraagt om een kostenveroordeling, omdat zij meent dat de man haar nodeloos in rechte heeft betrokken. De man stelt echter dat zijn financiële situatie is veranderd, waardoor hij nu in staat is om een bijdrage te betalen.

De rechtbank overweegt dat in zaken tussen ex-partners niet snel tot een kostenveroordeling moet worden overgegaan. De emotionele lading van dergelijke geschillen kan invloed hebben op de procesvoering. De rechtbank concludeert dat het verzoek van de man niet kennelijk onrechtmatig of ongegrond is en dat hij geen misbruik heeft gemaakt van zijn procesrecht. Daarom wordt er geen kostenveroordeling opgelegd en worden de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten draagt. De man wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, aangezien hij dit heeft ingetrokken.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de man zijn verzoek tot wijziging van de kinderbijdrage heeft ingetrokken en dat de proceskosten worden gecompenseerd. Dit betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen, zonder dat er een veroordeling tot betaling van de proceskosten aan de vrouw wordt opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. M.M.T. Coenegracht en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaaknummer : 97522 / FA RK 09-1547
Beschikking van 21 april 2010 betreffende alimentatie
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de man,
advocaat: mr. N. Geradts;
tegen:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat: mr.drs. I. Ligtelijn- Huisman.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Dit blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 18 november 2009;
- het verweerschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 20 januari 2010;
- de brief van 22 februari 2010 zijdens de man;
- de brief van de rechtbank van 15 maart 2010 aan partijen;
- het telefaxbericht van 18 maart 2010 zijdens de vrouw;
- de brief van 15 maart 2010 zijdens de man.
2. De vaststaande feiten
2.1. Op grond van de overgelegde - niet weersproken - producties gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten.
2.2. Uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk is geboren de thans nog minderjarige:
- [de minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995.
2.3. Bij uitspraak van 7 februari 2007 heeft deze rechtbank met ingang van 1 september 2007 aan de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding, verder te noemen de kinderbijdrage, opgelegd van EUR 150,= per maand.
2.4. Het hoger beroep tegen deze beslissing heeft de man ingetrokken.
3. Het verzoek
3.1. Het verzoekschrift houdt in dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, de kinderbijdrage zal wijzigen en met ingang van 18 november 2009 zal bepalen op nihil.
3.2. De man stelt dat de uitspraak van de rechtbank nooit aan de wettelijke maatstaven voldaan heeft danwel dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden op grond waarvan de eerdere rechterlijke uitspraak niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet en voert daartoe het volgende aan. De man heeft nooit draagkracht gehad tot betaling van enige onderhoudsbijdrage. Hij heeft van zijn vriendin geleend om de kinderbijdrage te kunnen betalen.
4. Het verweer
4.1. De vrouw concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de man in het verzoek, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van de man in de proceskosten. Zij betwist de door de man gestelde grondslagen voor zijn verzoek. Zij stelt voorts dat de man voldoende draagkracht heeft tot betaling van de geldende bijdrage.
5. De beoordeling
5.1. De man heeft zijn verzoek bij brief van 22 februari 2010 ingetrokken. De vrouw heeft zich tegen deze intrekking verzet in die zin dat zij een kostenveroordeling van de man wenst nu hij de vrouw nodeloos in rechte heeft betrokken, wetende dat zijn verzoek geen kans van slagen had.
De man betwist dat. Hij stelt dat hij zijn verzoek heeft ingetrokken omdat hij tijdens de procedure zijn huis heeft verkocht en aldus over vermogen en over tijdelijke extra rente-inkomsten beschikt, waardoor zijn draagkracht tot betaling van een kinderbijdrage is toegenomen.
De rechtbank zal een oordeel geven over de vraag wie de proceskosten dient te dragen.
5.2. De redelijkheid en billijkheid brengen mee dat in zaken tussen ex-partners niet te snel tot een kostenveroordeling ten laste van een der partijen wordt overgegaan. Een zakelijk “gelijk” van de een op een of meer onderdelen van de rechtstrijd tussen partijen betekent immers niet zonder meer dat de ander, de aard van de geschilpunten in aanmerking genomen, de zaak zonder behoorlijke gronden aanhangig heeft gemaakt of verweer heeft gevoerd tegen de verzoeken van de ander. Die gronden kunnen deels gelegen zijn in de emotionele geladenheid van de problematiek. De rechter in familierechtelijke aangelegenheden zou zijn taak miskennen, indien hij uitsluitend toegankelijk zou zijn voor een zakelijke en juridische argumentatie. Om die reden behoren geen te hoge drempels te worden opgeworpen voor de toegang tot de rechter. Ook in familierechtelijke zaken kunnen zich echter gevallen voordoen waarbij het juist in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou zijn de kosten te compenseren (zie Gerechtshof Leeuwarden 19-11-2008, LJN: BG4803).
Van dit laatste is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake. Het verzoek van de man valt niet op voorhand aan te merken als kennelijk onrechtmatig of ongegrond. De man heeft naar het oordeel van de rechtbank geen misbruik gemaakt van zijn bevoegdheid om de vrouw in rechte te betrekken. Voor een proceskostenveroordeling acht de rechtbank dan ook geen plaats.
De rechtbank zal de proceskosten tussen partijen dan ook compenseren, zodanig dat ieder van hen de eigen kosten draagt en de man voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek, nu hij dat heeft ingetrokken.
6. De beslissing
De rechtbank:
6.1. compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elk van hen de eigen kosten draagt;
6.2. verklaart de man voor het overige niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M.T. Coenegracht en ter openbare civiele terechtzitting van 21 april 2010 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.