ECLI:NL:RBROE:2010:BM3947

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
4 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/850524-08
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs in valsheid van geschriftenzaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Roermond, stond de verdachte terecht voor het gebruik maken van vervalste hypotheekaanvragen en werkgeversverklaringen. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzittingen van 27 januari en 20 april 2010. De verdachte betwistte de beschuldigingen en stelde dat zijn handtekening was vervalst door een derde. Het originele dossier ontbrak, waardoor grafologisch onderzoek naar de handtekening niet mogelijk was. Dit gebrek aan bewijs leidde ertoe dat de rechtbank de verklaringen van de medeverdachte, die belastende verklaringen had afgelegd, niet als voldoende betrouwbaar beschouwde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in staat was om de beschuldigingen te weerleggen, wat resulteerde in een vrijspraak. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten. De uitspraak vond plaats op 4 mei 2010, waarbij de rechtbank de verdachte vrijsprak van alle beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer: 04/850524-08
Datum uitspraak: 4 mei 2010
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats],
wonende te [adres].
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 januari 2010 en
20 april 2010.
2.De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2005 tot en met 19 augustus 2005 te Reuver en/of te Venlo, althans in het arrondissement Roermond, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) nader te omschrijven hypotheekaanvra(a)g(en) en/of werkgeversverklaring(en) en/of salarisspecificatie(s), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken (telkens) hierin dat hij,verdachte, en/of zijn mededader(s) die hypotheekaanvra(a)g(en) en/of werkgeversverklaring(en) en/of salarisspecificatie(s) heeft/hebben doen toekomen aan (een) nader genoemde hypotheekverstrekker(s) ten behoeve van het verkrijgen van (een) hypothecaire geldlening(en) voor de aankoop van (een) nader genoemd woning(en)
en bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat die hypotheekaanvra(a)g(en) en/of werkgeversverklaring(en) en/of salarisspecificaties in strijd met de waarheid vermeldde(n) dat nader te noemen hypotheekaanvrager(s) in dienst was/waren bij nader te noemen bedrijf/bedrijven
en/of
dat nader te noemen hypotheekaanvrager(s) (een) hoger inkomen(s) geno(o)t(en) dan hij/zij daadwerkelijk geno(o)t(en) en/of dat nader te noemen hypotheekaanvrager(s) (een) vast(e) dienstverband(en) had(den),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (onder meer)
- in of omstreeks de periode van 1 juli 2005 tot en met 2 augustus 2005 ter verkrijging van een hypothecaire geldlening voor de aankoop van perceel [adres], een (digitale) hypotheekaanvraag (waarop als aanvrager(s) was/waren vermeld [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]) en/of een werkgeversverklaring van het bedrijf [naam bedrijf 1] betreffende [medeverdachte 1] en/of een salarisspecificatie (over de maand juli 2005) van het bedrijf [naam bedrijf 1] betreffende [medeverdachte 1], verzonden aan, althans doen toekomen aan ABN-AMRO Bank NV; (zaakdossier 2)
en/of
- in of omstreeks de periode van 1 juli 2005 tot en met 31 juli 2005 ter verkrijging van een hypothecaire geldlening voor de aankoop van perceel [adres], een werkgeversverklaring van het bedrijf [naam bedrijf 1] betreffende [medeverdachte 1] en/of een salarisspecificatie (over de maand juli 2005) van het bedrijf [naam bedrijf 1] betreffende [medeverdachte 1], verzonden aan, althans doen toekomen aan Westland Utrecht Hypotheekbank NV, althans ING Bank NV; (zaakdossier 3)
en/of
- in of omstreeks de periode van 1 augustus 2005 tot en met 19 augustus 2005 ter verkrijging van een hypothecaire geldlening voor de aankoop van perceel [adres], een hypotheekaanvraag (waarop als aanvrager was vermeld [naam]) en/of een werkgeversverklaring van het bedrijf [naam bedrijf 2] betreffende [naam] en/of een salarisspecificatie (over de maand juli 2005) van het bedrijf [naam bedrijf 2] betreffende [naam], verzonden aan, althans doen toekomen aan BLG Hypotheekbank NV; (zaakdossier 4)
(artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2005 tot en met 19 augustus 2005 te Reuver en/of te Venlo, althans in het arrondissement Roermond, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk nader te omschrijven werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie(s), zijnde die werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie(s) (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt, althans heeft vervalst,
hebbende hij,verdachte, en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid
- een werkgeversverklaring van het bedrijf [naam bedrijf 1], waarop de persoonsgegevens waren vermeld van [medeverdachte 1] en/of waarop was vermeld dat genoemde [medeverdachte 1] een arbeidsovereenkomst had voor onbepaalde tijd of was aangesteld in vaste dienst bij genoemd bedrijf en/of waarop als functie van die [medeverdachte 1] was vermeld 'Fiscalist' en/of waarop
was vermeld dat genoemde [medeverdachte 1] een bruto jaarsalaris had van euro 60888,- van zijn,verdachtes, handtekening voorzien; (zaakdossier 2 en 3)
en/of
- een salarisspecificatie over de maand juli 2005 opgesteld, althans ingevuld en/of daarin als werkgever vermeld [naam bedrijf 1] en/of als werknemer vermeld [medeverdachte 1] en/of daarin als beroep van die [medeverdachte 1] vermeld 'Fiscalist' en/of daarin als netto loonbedrag vermeld een bedrag van euro 3173,26; (zaakdossier 2 en 3)
en/of
- een salarisspecificatie over de maand juni 2005 opgesteld, althans ingevuld en/of daarin als werkgever vermeld [naam bedrijf 3] en/of als werknemer vermeld [medeverdachte 2] en/of daarin als beroep van die [medeverdachte 2] vermeld 'Administratief medewerkster' en/of daarin als netto loonbedrag vermeld een bedrag van euro 1625,76; (zaakdossier 3)
en/of
- een salarisspecificatie over de maand juli 2005 opgesteld, althans ingevuld en/of daarin als werkgever vermeld [naam bedrijf 2] en/of als werknemer vermeld [naam] en/of daarin als beroep van die [naam] vermeld 'Algemene manager' en/of daarin als netto loonbedrag vermeld een bedrag van euro 4631,11, (zaakdossier 4)
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.Bewijsoverwegingen
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 20 april 2010 gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en dat het subsidiair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard, met dien verstande dat verdachte partieel zal worden vrijgesproken met betrekking tot het valselijk opmaken van de werkgeversverklaring. De officier van justitie stoelt de bewezenverklaring op de verklaringen van [medeverdachte 1] en de drie e-mailberichten die zijn aangetroffen op de computer van verdachte, welke naar mening van de officier van justitie vals zijn opgemaakt en afkomstig zijn van verdachte, hetgeen de verklaring van [medeverdachte 1] een stuk betrouwbaarder maakt.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman – kort samengevat – aangevoerd dat enkel [medeverdachte 1] belastende verklaringen jegens verdachte heeft afgelegd, maar deze vinden geen steun in objectieve bewijsmiddelen. Het feit dat [medeverdachte 1] ook zichzelf heeft belast, is geen reden om zijn verklaringen ook voor het overige betrouwbaar te achten, te meer omdat zijn verklaringen tegenstrijdigheden bevatten. Bovendien heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij toegang had tot de computer van verdachte en had hij derhalve toegang tot de klantgegevens en kan hij de valse
e-mailberichten in een onbewaakt moment hebben gemaakt om verdachte de schuld in de schoenen te schuiven.
7.2.Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De officier van justitie baseert het bewijs van het ten laste gelegde voornamelijk op de verklaringen van [medeverdachte 1]. Verdachte betwist deze verklaringen en met name ontkent verdachte dat de handtekeningen op de valse werkgeversverklaringen de zijne zijn.
Verdachte heeft daarom gevraagd om nader grafologisch onderzoek naar de juistheid van die handtekeningen te laten verrichten. De officier van justitie heeft zich niet tegen deze onderzoekswens verzet. De rechtbank heeft ter terechtzitting van 27 januari 2010 de zaak daartoe verwezen naar de rechter-commissaris. Dat onderzoek blijkt evenwel thans niet meer mogelijk omdat, blijkens het proces-verbaal van de rechter-commissaris van 13 april 2010, het originele dossier niet meer beschikbaar is en het NFI heeft bericht dat een adequaat grafologisch onderzoek naar de betwiste handtekeningen aan de hand van kopieën niet mogelijk is.
Nu verdachte daardoor niet meer in staat is om de verdenking dat de handtekeningen op de werkgeversverklaringen de zijne zijn te ontzenuwen, brengt dat tevens mee dat verdachte de mogelijkheid is ontnomen om daarmee de betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte 1] aan te tasten. Dit geldt temeer nu uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 1] jegens verdachte niet steeds consistent verklaart.
Tegen die achtergrond acht de rechtbank zich niet vrij het bewijs tegen verdachte mede te baseren op de verklaring van [medeverdachte 1]. Zulks leidt tot het oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
8.Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Vonnis gewezen door mrs. L.J.A. Crompvoets, M.B.T.G. Steeghs en E.A.M. van Oorschot, rechters, van wie mr. L.J.A. Crompvoets voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.E.A. van Eijk-Bronkhorst en mr. H.M.E. de Beukelaer als griffiers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 4 mei 2010.