ECLI:NL:RBROE:2010:BM4018

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
12 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/660008-08
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/660008-08
Datum uitspraak : 12 mei 2010
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige economische strafkamer
in de zaak tegen:
[verdachte],
[geboortedatum en plaats],
[adres en woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 28 april 2010.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 13 augustus 2007, te [plaats], in elk geval in de gemeente [naam gemeente], als werkgever als bedoeld in artikel 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, handelingen heeft verricht en/of nagelaten in strijd met voornoemde wet of de daarop berustende bepalingen, aangezien hij toen en aldaar een werknemer, te weten [slachtoffer], arbeid heeft laten
verrichten op een arbeidsplaats als bedoeld in artikel 1 lid 3 onder g van de Arbeidsomstandighedenwet, bestaande die arbeid uit het klaarzetten en/althans verplaatsen en/althans stapelen van pakken isolatieplaten, al dan niet met
behulp van een shovel,terwijl hij, verdachte, (telkens) -zakelijk weergegeven-
in strijd met het bepaalde in artikel 3.2 lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit,
geen, dan wel onvoldoende zorg heeft gedragen dat de arbeidsplaats veilig toegankelijk was en veilig kon worden verlaten en/of dat de arbeidsplaats zodanig was ontworpen, gebouwd, uitgerust, in bedrijf gesteld, gebruikt en onderhouden, dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk was voorkomen, immers waren op de arbeidsplaats pakken isolatieplaten tot een hoogte van vier pakken opgestapeld terwijl volgens het Technisch productblad (stapelvoorschrift) niet meer dan twee pallets (pakken) op elkaar dienden te worden gestapeld, zulks terwijl daardoor gevaar bestond voor instorten, omvallen of kantelen van die pakken isolatieplaten en/of
in strijd met artikel 5 lid 1 en lid 3 van de Arbeidsomstandighedenwet,
bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid geen inventarisatie en evaluatie schriftelijk heeft vastgelegd welke risico's de arbeid voor de werknemers met zich brengt en/of geen plan van aanpak, waarin is aangegeven welke maatregelen zullen worden genomen in verband met de bedoelde risico's en de samenhang daartussen, te weten de risico's in verband met het klaarzetten en/althans verplaatsen en/althans stapelen van pakken isolatieplaten, een en
ander overeenkomstig artikel 3 van de Arbeidsomstandighedenwet, heeft vastgelegd dat deel uitmaakt van de risico-inventarisatie en -evaluatie, terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs had moeten weten, dat daardoor
levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van die [slachtoffer], in elk geval een of meer werknemer(s) van hem, verdachte, kon ontstaan en/of was te verwachten;
artikel 32 Arbeidsomstandighedenwet;
Althans indien terzake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 13 augustus 2007 te [plaats], in elk geval in de gemeente [naam gemeente], grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig een werknemer, te weten [slachtoffer], werkzaamheden heeft laten
verrichten, bestaande die werkzaamheden uit het -al dan niet met behulp van een shovel- klaarzetten en/althans verplaatsen en/althans stapelen van pakken isolatieplaten in de directe nabijheid van pakken isolatieplaten die tot een hoogte van vier pakken waren opgestapeld, terwijl volgens het stapelvoorschrift niet meer dan twee pallets (pakken) op elkaar dienden te
worden gestapeld, op het moment dat één of meer isolatiepak(ken) zijn omgevallen althans gekanteld, waardoor één of meer isolatiepak(ken) op die [slachtoffer] is/zijn terechtgekomen, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zodanig letsel heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden;
art. 307 Wetboek van Strafrecht;
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Ten aanzien van de bewezenverklaring
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 28 april 2010 gevorderd dat het primair ten laste gelegde (zowel onderdeel 1, als onderdeel 2) bewezen wordt verklaard. De officier van justitie acht verdachte als werkgever verantwoordelijk, nu verdachte het slachtoffer had ingehuurd om voor hem werkzaamheden te verrichten ten behoeve van de bouw van een hal. De officier van justitie is van mening dat de isolatieplaten niet overeenkomstig de voorschriften gestapeld waren en er was geen schriftelijk risico-inventarisatie en evaluatieplan.
De verdediging heeft zich blijkens de ter terechtzitting overgelegde pleitnotities op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Naar de mening van de raadsman was er sprake van een veilige, toegankelijke en overzichtelijke arbeidsplaats, die geen gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers opleverde. Bovendien was er wel een risico-inventarisatie en evaluatieplan opgesteld voor de 1ste fase van de bouw. Dit plan gold ook voor de 3de fase. Daarnaast heeft de verdediging nog opgemerkt dat verdachte weliswaar werkgever was, maar niet als verantwoordelijke kan worden aangemerkt, omdat hij voor de bouw een toezichthouder had ingehuurd.
7.2. Overwegingen van de rechtbank
Met betrekking tot het ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft drie hallen laten bouwen. Tijdens de bouw van de laatste hal heeft een dodelijk ongeval plaatsgevonden. Het slachtoffer verrichtte in dienst van verdachte werkzaamheden die - voor zover hier van belang - bestonden uit het met een shovel vervoeren van isolatieplaten naar de plaats waar deze platen werden verwerkt. De isolatieplaten stonden – telkens vier pakken hoog – opgeslagen op het bedrijfsterrein van verdachte. Een van deze stapels is omgevallen en het slachtoffer is onder een pak isolatieplaten (van enkele honderden kilo’s) geraakt en vermoedelijk als gevolg hiervan overleden.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte heeft erkend dat het slachtoffer bij hem in dienst was en op 13 augustus 2007 werkzaamheden ten behoeve van de bouw van de hal heeft verricht. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte als werkgever van het slachtoffer dient te worden aangemerkt en dat hij in die zin ook verantwoordelijk is voor de naleving van de arbo-wetgeving. Desalniettemin acht de rechtbank verdachte niet schuldig aan hetgeen hem (zowel primair, als subsidiair) ten laste is gelegd en wel om de volgende redenen.
Verdachte wordt verweten dat hij – kort samengevat – het slachtoffer in een gevaarlijke situatie heeft gebracht door pakken isolatiemateriaal vier-hoog te stapelen, terwijl deze pakken slechts twee-hoog gestapeld mochten worden en doordat hij geen risico-inventarisatie en evaluatieplan had opgesteld waarin het risico van het te hoog stapelen van die pakken werd vermeld.
De rechtbank heeft in het dossier een productblad van de leverancier van de platen aangetroffen, waarop onder het kopje “transport en opslag” is aangegeven: “Niet meer dan 2 pallets op elkaar stapelen”. Uit niets blijkt echter dat het bij deze instructie gaat om een veiligheidsvoorschrift. Uit de omstandigheden zoals die blijken uit het dossier kan ook niet worden afgeleid dat verdachte anderszins wist of had moeten weten dat het vier-hoog stapelen van pakken isolatieplaten, zoals dat op het bouwterrein werd gedaan, gevaar opleverde. Voorts is niet komen vast te staan dat het een feit van algemene bekendheid is dat het vier-hoog stapelen van pakken isolatieplaten gevaar oplevert, te meer omdat uit foto’s die door de verdediging zijn overgelegd blijkt dat de platen door de fabrikant en transporteur op hun eigen bedrijfsterrein ook vier-hoog worden gestapeld.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden bewezen verklaard dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten weten dat levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid kon ontstaan en/of was te verwachten door het vier-hoog stapelen van de pakken isolatieplaten. Aangezien ook anderszins niet is gebleken van (onvoldoende zorg voor) een onveilige arbeidsplaats wordt verdachte van het 1ste onderdeel van het primair ten laste gelegde vrijgesproken.
Ten aanzien van het 2de onderdeel van het primair ten laste gelegde merkt de rechtbank op dat er naar haar oordeel geen risico-inventarisatie en evaluatieplan aanwezig was. Een dergelijk plan was wel opgesteld ten behoeve van de bouw van de 1ste hal, maar niet ten behoeve van de 3de hal. Nu de 3de hal op een ander tijdstip is gebouwd vindt de rechtbank dat hier een nieuw plan voor had moeten worden opgesteld. Aan verdachte wordt echter specifiek verweten dat hij geen plan had opgesteld waarin de risico’s van het klaarzetten/verplaatsen en stapelen van pakken isolatieplaten wordt beschreven. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen omtrent de risico’s van het vier-hoog stapelen, acht de rechtbank het ontbreken van een beschrijving van deze risico’s onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het 2de onderdeel van het primair ten laste gelegde te komen. Verdachte zal dus ook hiervan worden vrijgesproken.
Rest het subsidiair ten laste gelegde. Nu de rechtbank van oordeel is dat verdachte niet had moeten/kunnen weten dat het vier-hoog stapelen van de isolatieplaten een gevaarlijke situatie zou kunnen opleveren, valt niet in te zien dat verdachte verwijtbaar heeft gehandeld door het slachtoffer [slachtoffer] werkzaamheden te laten verrichten met en/of in de buurt van de stapels isolatieplaten.
De verdachte wordt derhalve vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
8. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
Vonnis gewezen door mrs. Crompvoets, M.B.T.G. Steeghs en J.M.E. Kessels, rechters, van wie mr. L.J.A. Crompvoets voorzitter, in tegenwoordigheid van C. van Est als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 12 mei 2010.
Mrs. M.B.T.G. Steeghs en J.M.E. Kessels zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
typ: cve