ECLI:NL:RBROE:2010:BN0295

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
7 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
265632 \ CV EXPL 10-569
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • O.M. de Lange
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betalingsregeling en proceskosten in civiele procedure

In deze civiele procedure tussen de stichting Stichting Zorggroep Noord- en Midden-Limburg, eiseres, en een gedaagde die procedeerde in persoon, stond een betalingsregeling centraal. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van EUR 91,20 aan hoofdsom, samen met bijkomende kosten zoals buitengerechtelijke incassokosten en rente. De gedaagde had eerder een betalingsregeling afgesproken, maar voldeed niet aan de voorwaarden, wat leidde tot een dagvaarding. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde in verzuim was, maar dat de eiseres ook een zorgplicht had om de schade voor de gedaagde te beperken. De rechter wees een bedrag van EUR 26,09 toe aan de eiseres, onder aftrek van reeds gedane betalingen, en kende de explootkosten van EUR 93,88 toe. De rechter benadrukte dat de eiseres geen redelijk belang had bij het dagvaarden, gezien de verhouding tussen de hoofdsom en de reeds gedane betalingen. De uitspraak vond plaats op 30 juni 2010, waarbij de kantonrechter de gedaagde veroordeelde tot betaling van het toegewezen bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en de explootkosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector kanton
Zaaknummer: 265632 \ CV EXPL 10-569
Vonnis van de kantonrechter te Venlo d.d. 30 juni 2010
in de zaak van:
de stichting Stichting Zorggroep Noord- en Midden-Limburg, gevestigd te Venlo,
eiseres,
gemachtigde: dw. M.M.J. Hafkamp (H&P Venlo),
tegen:
[gedaagde], wonende te [woonplaats] aan de [adres],
gedaagde,
procederende in persoon.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
? Het exploot van dagvaarding met producties;
? Het mondeling antwoord;
? De conclusie van repliek;
? De conclusie van dupliek met producties.
1.2. Na de conclusiewisseling is de zaak op vonnis gesteld. De uitspraak daarvan is bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1. Eiseres vordert van gedaagde betaling van EUR 91,20 aan hoofdsom, EUR 37,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten, EUR 7,03 wegens niet verrekenbare BTW over de incassokosten, EUR 1,74 wegens tot 27 januari 2010 vervallen vertragingsrente en onder aftrek van een door eiseres op 19 januari 2010 van gedaagde ontvangen betaling in mindering van EUR 55,44. Eiseres vordert in totaal derhalve EUR 81,53. Tevens vordert eiseres de proceskosten: de kosten dagvaarding d.d. 29 januari 2010 ad EUR 93,88, het griffierecht ad EUR 63,00 en het salaris gemachtigde ad EUR 60,00, derhalve samen EUR 216,88.
2.2. De vordering van eiseres is gegrond op aan gedaagde verleende kraamzorg van 6 juni 2009 tot en met 13 juni 2009 ad EUR 91,20 (eigen bijdrage van gedaagde). Eiseres heeft gedaagde gefactureerd op 16 juli 2009 (prod. 1 bij dagvaarding). Toen betaling niet volgde heeft de gemachtigde van eiseres bij brief van 20 oktober 2009 gedaagde gesommeerd de verschuldigde hoofdsom en de incassokosten (EUR 37,00 plus EUR 7,03 aan BTW) en rente (EUR 0,82) te betalen.
2.3. Op 3 november 2009 sommeerde de gemachtigde opnieuw:
“ Geachte heer/mevrouw [gedaagde],
In bovenstaande zaak mochten wij tot op heden geen enkele reactie en/of betaling van u ontvangen, zulks niettegenstaande aanmaning in der minne. U dient thans nog te voldoen, met inbegrip van rente en kosten, de som van € 136,19. Bij deze sommeren wij u voor de laatste maal om voormeld bedrag binnen vijf dagen na heden aan ons te betalen, bij gebreke waarvan onmiddellijk tot dagvaarding zal worden overgegaan. Wellicht ten overvloede wijzen wij u op de bijkomende (hoge) proceskosten, die alsdan geheel voor uw rekening komen.”
2.4. Op 10 december 2009 volgde volgens eiseres een vruchteloos huisbezoek (niemand aangetroffen), waarbij een brief werd achtergelaten. Op 11 december 2009 nam gedaagde telefonisch contact op met de gemachtigde. Er werd een betalingsregeling afgesproken. De gemachtigde heeft die als volgt op schrift gesteld:
“ Geachte mevrouw [gedaagde],
In bovenstaande zaak kunnen wij u naar aanleiding van ons telefonisch onderhoud berichten dat cliënte akkoord gaat met uw voorstel om het verschuldigde af te lossen met € 55,44 per maand.
Uw eerste betaling dient uiterlijk 15 december 2009 in ons bezit te zijn en zo vervolgens elke volgende maand tot aan de algehele voldoening. Vorenstaande instemming vindt uiteraard plaats onder reserve van alle rechten, meer in het bijzonder ten aanzien van de blijvende opeisbaarheid van het totaal van de vordering. U dient zich stipt aan de regeling te houden, bij gebreke waarvan de nodige rechts- en/of beslagmaatregelen zullen volgen. De daaraan verbonden (aanzienlijke) kosten komen voor uw rekening. Voor de goede orde: u dient zelf voor de betalingen zorg te dragen. ofwel op onze bankrekening, dan wel per kas op een van onze kantoren. Vermeld bij uw betalingen s.v.p.. bovenstaand(e) dossiernummer(s). De bedragen worden niet automatisch geïncasseerd!”.
2.5. Op 15 januari 2010 heeft de gemachtigde gedaagde opnieuw gesommeerd (bijlage 6 bij dagvaarding), omdat er geen betaling was binnengekomen:
“ In bovenstaande zaak heeft u volgens onze gegevens op 11 december jl. een betalingsregeling afgesproken om de vordering in 3 termijnen te voldoen. Tot op heden hebben wij nog geen gelden van u mogen ontvangen; de overeengekomen betalingsregeling is daarmee feitelijk komen te vervallen, hetgeen betekent dat u gehouden bent tot betaling ineens. U dient thans nog te voldoen, met inbegrip van (rente en) kosten, de somma van € 166,66. Bij deze verzoeken wij u dringend om ofwel voormeld bedrag binnen vijf dagen na heden aan ons te betalen, dan wel per omgaande contact met ons op te nemen, bij gebreke waarvan de nodige rechts- en/of beslagmaatregeIen zullen volgen.
De daaraan verbonden (hoge / ongeveer € 350,00) kosten komen voor uw rekening”.
2.6. Op 19 januari 2010 betaalde gedaagde EUR 55,44. Op 17 februari 2010 betaalde gedaagde wederom EUR 55,44.
2.7. Gedaagde heeft ten verwere aangevoerd dat zij in december 2009 met de gemachtigde heeft afgesproken – omdat zij pas rond de 15e van iedere maand de uitkering krijgt – zij de eerste betaling de volgende maand zou doen. Ook in een tweede telefoongesprek (de gemachtigde ontkent dat dit heeft plaatsgevonden) in januari 2010 is dat zo besproken, althans volgens gedaagde. Bewijs van haar stellingen biedt gedaagde niet aan.
2.8. De kantonrechter overweegt dat gedaagde in verzuim was, zodat er door eiseres terecht is gedagvaard. De kosten van de dagvaarding dienen dan ook voor rekening van gedaagde te komen.
2.9. De overige kosten van het geding zijn voor rekening van eiseres. De kantonrechter gaat er daarbij van uit dat de betalingsregeling zo is als door de gemachtigde bij brief d.d. 11 december 2009 geschreven. Op gedaagde rustte de plicht om, zo het afgesprokene niet in die brief stond, dan daarop dadelijk (schriftelijk en bewijsbaar) te reageren. Dat heeft zij niet gedaan. Duidelijk is ook dat gedaagde die regeling dan niet stipt heeft uitgevoerd. Maar wel duidelijk is dat zij op 19 januari 2010 een eerste (deel)betaling deed. Daaruit kan worden afgeleid dat zij in ieder geval een aanvang nam met de betaling(en). Zij gaf daarmede uitvoering aan de betalingsregeling, ook al was het te laat. De kantonrechter overweegt dat, ook al was gedaagde in verzuim, dan nog op de crediteur de plicht rust om de schade voor de debiteur zoveel mogelijk te beperken. De kantonrechter ziet niet in welk redelijk belang ermee gediend kan zijn - gelet op de verhouding tussen de hoofdsom en de gedane betaling op 19 januari 2010 - op 29 januari 2010 een dagvaarding uit te brengen voor de gevorderde bedragen, waarvan al EUR 55,44 was voldaan. Op dat moment bestond immers de mogelijkheid dat gedaagde in de toekomst (nl. rond de 15e februari 2010 een tweede betaling zou doen. Het renteverlies kan worden opgevangen door de rente in rekening te brengen. Vergoeding van griffierecht baat eiseres economisch niet, want wat zij daarmee wint heeft ze al afgedragen aan de Staat. Die kosten zijn nodeloos gemaakt. Hetzelfde geldt de kosten salaris voor de gemachtigde van eiseres. Het doen van de salaris-verrichting had voorkomen kunnen worden.
2.10. De kantonrechter komt dan ook tot het volgende:
Aan verminderde hoofdsom zal een bedrag van EUR 26,09 worden toegewezen, onder aftrek van hetgeen aantoonbaar is betaald. Ter zake proceskosten zal een bedrag van EUR 93,88 aan explootkosten worden toegewezen.
3. Beslissing
3.1. Veroordeelt gedaagde om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van EUR 26,09, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2010 tot de dag der algehele voldoening.
3.2. Veroordeelt gedaagde om aan eiseres te voldoen de explootkosten ad EUR 93,88.
3.3. Bepaalt dat op vorenstaande veroordelingen in mindering strekt hetgeen aantoonbaar in mindering is voldaan.
3.4. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.5. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.M. de Lange, kantonrechter, en ter openbare civiele terechtzitting op 30 juni 2010 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: PLG
coll: