ECLI:NL:RBROE:2010:BN0937

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
7 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/606
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen communicatie met gemeente

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 7 juli 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, wonende te Kessel, en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Peel en Maas. De zaak betreft een besluit van 19 april 2010, waarbij het bezwaar van eisers tegen een brief van 2 februari 2010, waarin de gemeente aankondigde voortaan uitsluitend schriftelijk met hen te communiceren, niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de brief van 2 februari 2010 niet is gericht op rechtsgevolg en derhalve geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Eisers hebben beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit van 19 april 2010 de rechterlijke toets kan doorstaan. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de mededeling van de gemeente over de schriftelijke communicatie een feitelijke mededeling betreft en niet gericht is op enig rechtsgevolg. Dit betekent dat er geen rechtsverhouding wordt vastgesteld, gewijzigd of opgeheven door de brief van 2 februari 2010.

De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft besloten tot niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van eisers. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank gaat niet in op de inhoudelijke geschilpunten tussen partijen. Tegen deze uitspraak staat het rechtsmiddel verzet open, dat binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak kan worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 10 / 606
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met toepassing van artikel 8:54 van de Awb
inzake
[eisers] te Kessel, eisers,
gemachtigde mr. J.H.M. Verstraten,
tegen
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Peel en Maas, verweerder.
1. Procesverloop
1.1. Bij besluit van 19 april 2010, verzonden op 6 mei 2010, heeft verweerder het namens eisers ingediende bezwaar, gericht tegen het schrijven van 2 februari 2010 inzake de communicatie met de gemeente, niet-ontvankelijk verklaard omdat dit niet is gericht tegen een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
1.2. Namens eisers is tegen voornoemde beslissing beroep ingesteld bij schrijven van 12 mei 2010. De gronden van het beroep zijn op 27 mei 2010 ingezonden.
1.3. De rechtbank heeft ambtshalve besloten om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:52 van de Awb. Hiervan zijn partijen bij brieven van 20 mei 2010 in kennis gesteld.
1.4. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb ingezonden stukken en het verweerschrift zijn op 15 juni 2010 in afschrift aan de gemachtigde van eisers toegezonden.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:54 van de Awb kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is omdat zij kennelijk onbevoegd is, dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2.2. De rechtbank acht in dit geval termen aanwezig om van vorenbedoelde bevoegdheid gebruik te maken.
2.3. Bij brief van 2 februari 2010 (uitgereikt en verzonden op 22 februari 2010) heeft verweerder aan eisers meegedeeld dat is besloten om in het vervolg uitsluitend schriftelijk met hen te communiceren, dit vanwege het onevenredige beslag dat eisers volgens verweerder leggen op de ambtelijke en bestuurlijke organisatie.
2.4. Op 26 maart 2010, ingekomen bij verweerder op 29 maart 2010, is namens eisers bezwaar gemaakt tegen de brief van verweerder van 2 februari 2010 over de communicatie met de gemeente.
2.5. Bij het bestreden besluit van 19 april 2010 (verzonden op 6 mei 2010) is besloten tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eisers omdat het bezwaar niet is gericht tegen een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb.
2.6. De rechtbank dient te beoordelen of het bestreden besluit van 19 april 2010 de rechterlijke toets kan doorstaan. Daarbij mag de rechtbank enkel beoordelen of verweerder terecht het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk heeft verklaard en terecht niet is overgegaan tot inhoudelijke behandeling van het bezwaar.
2.7. Het besluit waartegen het beroep van eisers is gericht, is een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Een beslissing op een bezwaarschrift als bedoeld in de Awb behelst als zodanig een publiekrechtelijke rechtshandeling en is dus zonder meer aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van die wet. De rechtbank acht zich daarom bevoegd om in deze procedure een uitspraak te doen.
2.8. In voornoemde brief van 2 februari 2010 is de mededeling van verweerder vervat dat in het vervolg uitsluitend nog schriftelijk met eisers wordt gecommuniceerd. Ook zal bij aanvragen in het kader van bijzondere bijstand en minimaregelingen gebruik dienen te worden gemaakt van daarvoor bestemde formulieren. De rechtbank is van oordeel dat de aankondiging van verweerder hoe voortaan ten opzichte van eisers zal worden gehandeld en op welke wijze eisers aanvragen dienen te doen een mededeling van feitelijke aard betreft, die (nog) niet is gericht op enig rechtsgevolg. Immers door voornoemde brief wordt geen rechtsverhouding vastgesteld, gewijzigd of opgeheven. Hiervan zal eerst sprake zijn bij het indienen van een concreet verzoek, waarop dan separaat zal worden beslist en waarbij eisers op dat moment de rechtmatigheid van het genomen besluit in rechte aan de orde kunnen stellen. Een en ander maakt dat verweerder thans terecht het standpunt heeft ingenomen dat de brief van 2 februari 2010 niet is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
2.9. De rechtbank is in verband daarmee van oordeel dat verweerder bij het besluit op bezwaar van 19 april 2010 terecht en op goede gronden heeft besloten tot niet ontvankelijkheid van het bezwaar, gericht tegen de brief van 2 februari 2010.
2.10. Het vorenstaande voert tot het oordeel dat het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep voor ongegrond moet worden gehouden. Een en ander heeft tot gevolg dat de rechtbank niet zal ingaan op hetgeen partijen inhoudelijk verdeeld houdt.
2. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr.drs. E.J. Govaers in tegenwoordigheid van
J.B.J.C.L. Caelers-Sijbers als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2010
w.g. A. Caelers-Sijbers,
griffier w.g. E.J. Govaers,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
verzonden op: 7 juli 2010
AC
Tegen deze uitspraak staat het rechtsmiddel verzet open. Indien u daarvan gebruik wenst te maken, dient u binnen zes weken na dagtekening van de verzending van het afschrift van deze uitspraak, een verzetschrift aan deze rechtbank (p.a. Rechtbank Roermond Postbus 950, 6040 AZ Roermond) te zenden. Daarin vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt. Tevens gelieve u aan te geven of u wel/niet in de gelegenheid gesteld wilt worden over het verzet te worden gehoord.