ECLI:NL:RBROE:2010:BN3084

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
4 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
259903 \ CV EXPL 09-4811
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • O.M. de Lange
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oneerlijk beding in consumentenovereenkomst met betrekking tot telefoonabonnement

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Venlo, heeft de eiseres, Intrum Justitia Nederland B.V., een vordering ingesteld tegen de gedaagde met betrekking tot een telefoonabonnement dat voortijdig is beëindigd. De eiseres stelt dat de gedaagde verplicht is tot betaling van resterende contractstermijnen, maar de kantonrechter oordeelt dat deze vordering niet toelaatbaar is. De kantonrechter verwijst naar de EG Richtlijn 93/13/EEG, die oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten verbiedt. De eiseres heeft in haar dagvaarding gesteld dat de gedaagde gehouden is tot betaling van de vaste periodieke kosten over de resterende contractsduur, maar de kantonrechter oordeelt dat deze bepaling als oneerlijk moet worden aangemerkt.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiseres haar vordering heeft gebaseerd op de bepalingen uit haar algemene voorwaarden, zonder te verwijzen naar de verplichting tot schadevergoeding op grond van artikel 6:277 lid 1 BW. Dit wordt gezien als een poging om onder de consumentenbescherming uit te komen. De kantonrechter wijst de vordering van de eiseres af voor zover deze ziet op betaling van de resterende abonnementskosten tot het einde van het contract. De kantonrechter merkt op dat de gedaagde niet kan worden verplicht tot compensatie voor de gratis TomTom en mobiele telefoon die door Vodafone zijn verstrekt, aangezien dit tot het ondernemersrisico van Vodafone behoort.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van EUR 160,86, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elk van de partijen de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 4 augustus 2010 door mr. O.M. de Lange, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector kanton
Zaaknummer: 259903 \ CV EXPL 09-4811
Vonnis van de kantonrechter te Venlo d.d. 4 augustus 2010
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Intrum Justitia Nederland B.V., gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
gemachtigde: Kuik & Partners Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde], wonende te [woonplaats] aan de [adres],
gedaagde,
gemachtigde: mr. P.A. van Enckevort.
1. Het verloop van de procedure
1.1. De kantonrechter verwijst hiervoor naar het in deze zaak gewezen tussenvonnis van 12 mei 2010.
1.2. Eiseres heeft zich naar aanleiding van dit tussenvonnis bij akte nader uitgelaten.
1.3. Gedaagde heeft daarop bij antwoordakte gereageerd.
1.4. De zaak is vervolgens wederom op vonnis gesteld en de kantonrechter heeft de uitspraak daarvan bepaald op heden.
2. Vaststaande feiten en de (nadere) stellingen van partijen
2.1. Ook hier verwijst de kantonrechter naar het tussenvonnis van 12 mei 2010 en volhardt bij de inhoud daarvan.
2.2. De kantonrechter heeft eiseres bij voormeld tussenvonnis opgedragen de opbouw van de vordering nader uit te leggen en indien daarvoor een beroep op haar algemene voorwaarden wordt gedaan, deze in het geding te brengen.
2.3. Daarnaast is aan gedaagde opgedragen zich bij antwoordakte uit te laten omtrent het of hij al dan niet voornemens is het oneerlijke en niet-bindende karakter van het ten processe bedoelde beding in te roepen.
2.4. Eiseres heeft bij akte onder meer – kort en zakelijk samengevat – aangegeven dat de door haar gevorderde schadevergoeding niet haar rechtsgrond vindt in enig beding in de algemene voorwaarden, maar in de wet. De door de kantonrechter in het tussenvonnis van 12 mei 2010 genoemde Richtlijn 93/13/EEG is dus niet aan de orde.
2.5. Eiseres heeft aangegeven dat de tekortkoming aan de zijde van gedaagde grond voor ontbinding van de overeenkomst heeft opgeleverd, zodat gedaagde op grond van artikel 6:277 lid 1 BW verplicht is tot volledige vergoeding van de schade die Vodafone lijdt, doordat geen wederzijdse nakoming van de overeenkomst plaatsvindt.
2.6. De geleden schade betreft in de eerste plaats gederfde winst. Voorts is van belang dat Vodafone bij het sluiten van de overeenkomst een TomTom Europe en een mobiel telefoontoestel ter waarde van EUR 250,00 om niet aan gedaagde heeft verstrekt. Zowel de TomTom als het telefoontoestel waren op de datum van ontbinding nagenoeg nieuw.
2.7. Gedaagde heeft bij antwoordakte gereageerd op de nadere stellingen van eiseres. Gedaagde heeft daarbij onder meer – eveneens kort en zakelijk samengevat – het navolgende naar voren gebracht.
2.8. Eiseres heeft in haar inleidende dagvaarding gedaagde meermalen gewezen op de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden. In nummer 9 van de dagvaarding stelt eiseres onder meer dat gedaagde gehouden is tot betaling van de vaste periodieke kosten over de resterende contractsduur. Deze bepaling vindt letterlijk haar grondslag in de toepasselijke voorwaarden van Vodafone. De vordering van eiseres is dus terdege gebaseerd op hetgeen in de algemene voorwaarden is bepaald. De eerdergenoemde Richtlijn is dus van toepassing. Eiseres doet pas na het tussenvonnis van 12 mei 2010 een beroep op de algemene ontbindingsregeling van artikel 6:277 lid 1 BW.
3. Het oordeel van de kantonrechter
3.1. De kantonrechter komt – gezien de stukken - tot de navolgende overwegingen.
3.2. In de inleidende dagvaarding stelt eiseres onder punt 7:
“Op deze tussen gedaagde en Vodafone Libertel B.V. gesloten overeenkomst zijn van toepassing de door Vodafone Libertel B.V. gehanteerde algemene voorwaarden”.
3.3. Vervolgens stelt eiseres onder punt 9 van de dagvaarding het navolgende:
“Indien deze overeenkomst tussentijds is cq wordt beëindigd, hetzij als gevolg van een opzegging door gedaagde, hetzij als gevolg van ontbinding door Vodafone Libertel B.V. wegens niet-nakoming van gedaagde, gedaagde gehouden tot betaling van de vaste periodieke kosten over de resterende contractsduur”.
3.4. Vervolgens stelt eiseres onder punt 15 van de dagvaarding:
“Eiseres heeft uit hoofde van de aankoop van de vordering van gedaagde op gedaagde, alsmede uit hoofde van de tussen Vodafone Libertel B.V. en gedaagde gesloten overeenkomst en de daarvan deeluitmakende voorwaarden, zoals hiervoor omschreven, van gedaagde opeisbaar een bedrag te vorderen van EUR 588,42, zoals nader omschreven in de door Vodafone Libertel B.V. aan gedaagde verzonden facturen, verklarende eiseres zich bereid om op eerste verzoek een kopie van de onderhavige facturen te overleggen”.
3.5. Uit het vorenstaande blijkt ontegenzeglijk dat eiseres haar vordering heeft gebaseerd op de bepalingen uit haar algemene voorwaarden. Eiseres rept in de inleidende dagvaarding met geen enkel woord over de verplichting tot schadevergoeding aan de kant van gedaagde op grond van het bepaalde in artikel 6:277 lid 1 BW. Evenmin heeft eiseres voornoemde bepaling als subsidiaire grondslag voor haar vordering opgevoerd. De kantonrechter houdt het er dan ook voor dat de vordering van eiseres gestoeld is op het bepaalde in haar algemene voorwaarden. De bij akte opgevoerde grondslag is te zien als een processuele poging om onder de dwingendrechtelijke consumentenbescherming uit te komen. De kantonrechter acht die poging ontoelaatbaar.
3.6. De kantonrechter verwijst vervolgens naar hetgeen in het tussenvonnis van 12 mei 2010 onder rechtsoverweging 5.3. tot en met rechtsoverweging 5.8. is overwogen. De kantonrechter is van oordeel dat het beding in de algemene voorwaarden op grond waarvan eiseres haar vordering heeft ingesteld moet worden aangemerkt als oneerlijk in de zin van artikel 3 lid 2 van de Richtlijn 93/13/EEG.
3.7. Uit het vorenstaande volgt dat de vordering van eiseres voor zover deze ziet op betaling van de resterende abonnementskosten tot einde contract (factuurnummer 000123387526) ad EUR 427,56 zal worden afgewezen.
3.8. Gedaagde beroept zich in deze procedure op de zijdens Vodafone gedane toezegging dat met het afsluiten van een nieuw abonnement het vorige zal worden stopgezet. Eiseres betwist dit standpunt en heeft in dat verband gesteld dat het niet ongebruikelijk is dat een consument meerdere contracten naast elkaar heeft lopen.
Gedaagde heeft de toezegging waarop hij zich beroept onvoldoende weten te onderbouwen. Gedaagde had zich ervan moeten vergewissen dat met het afsluiten van een nieuw contract de oude overeenkomst zou worden beëindigd en dit desnoods schriftelijk door Vodafone moeten laten bevestigen. Nu dit niet is gebeurd kan gedaagde zich niet met succes op enige toezegging van de kant van Vodafone beroepen. Gedaagde dient dan ook de facturen die na 3 maart 2009 zijn ontstaan te voldoen. Dat betekent dat gedaagde nog een bedrag van EUR 160,86 aan eiseres verschuldigd is.
3.9. Voorts merkt de kantonrechter nog op dat het feit dat Vodafone aan gedaagde een gratis TomTom Europe en mobiele telefoon heeft verschaft, niet betekent dat zij daarvoor bij voortijdige beëindiging van het contract op enigerlei wijze gecompenseerd dient te worden. Het is de vrij keuze van Vodafone als ondernemer om voormelde goederen om niet aan gedaagde ter hand te stellen. Nu niet gebleken is dat partijen contractueel zijn overeengekomen dat deze goederen bij verbreking van het contract – op welke wijze dan ook – aan Vodafone moeten worden geretourneerd, moet Vodafone deze artikelen als voor haar verloren gegaan beschouwen. Een en ander behoort tot het ondernemersrisico van Vodafone.
3.10. Nu partijen over en weer in het gelijk zijn gesteld zal de kantonrechter de proceskosten compenseren in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
4. BESLISSING
4.1. Veroordeelt gedaagde om aan eiseres tegen behoorlijke kwijting te voldoen een bedrag van EUR 160,86, te vermeerderen met de wettelijke rente over de respectievelijke factuurbedragen vanaf de dag der opeisbaarheid daarvan tot aan de dag der algehele voldoening.
4.2. Compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
4.3. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
4.4. Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.M. de Lange, kantonrechter, en ter openbare civiele terechtzitting op 4 augustus 2010 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.