ECLI:NL:RBROE:2010:BO8476

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
21 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10 / 805
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.M. Schelfhout
  • C.H.M. Bartholomeus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van openbaarmaking van kandidatenlijsten en geboortedata bij gemeenteraadsverkiezingen

In deze zaak heeft eiser op 24 januari 2010 een verzoek ingediend bij de burgemeester van de gemeente Echt-Susteren op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) om kopieën van de kandidatenlijsten voor de gemeenteraadsverkiezingen van 3 maart 2010, inclusief geboortedata en adressen van de kandidaten. Bij besluit van 4 februari 2010 heeft de burgemeester het verzoek deels geweigerd, waarbij de adresgegevens zijn weggelakt uit de kandidatenlijsten, met als argument de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 14 juni 2010 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 30 augustus 2010 besloten dat beperking van de kennisneming van de kandidatenlijsten gerechtvaardigd was, maar de gemachtigde van eiser heeft toestemming verleend om op basis van deze lijsten uitspraak te doen. De rechtbank heeft vervolgens de relevante artikelen van de WOB en de Kieswet besproken, waarbij het belang van openbaarmaking van de geboortedata werd afgewogen tegen de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De rechtbank concludeert dat de geboortedata openbaar zijn, terwijl de adresgegevens niet langer verplicht zijn om te vermelden op de kandidatenlijsten, wat betekent dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten om deze gegevens niet te verstrekken.

De rechtbank oordeelt dat de weigering om de geboortedata te verstrekken onvoldoende gemotiveerd is en dat de burgemeester niet in redelijkheid tot deze weigering heeft kunnen besluiten. De rechtbank verklaart het beroep van eiser gegrond, vernietigt het bestreden besluit en verplicht de burgemeester om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 874,00 worden begroot, en moet het griffierecht van € 150,00 aan eiser worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 10 / 805
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake
[eiser] te [woonplaats], eiser,
gemachtigde mr. H. van Drunen,
tegen
De Burgemeester van de gemeente Echt-Susteren, verweerder.
1. Procesverloop
Op 24 januari 2010 heeft eiser zich tot verweerder gewend met het verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB). Bij besluit van 4 februari 2010 heeft verweerder het verzoek deels geweigerd. Tegen dit besluit is namens eiser een bezwaarschrift ingediend.
Bij besluit van 14 juni 2010 heeft verweerder dat bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dat laatste besluit is bij deze rechtbank beroep ingesteld.
De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan de gemachtigde van eiser gezonden.
Bij beslissing van 30 augustus 2010 heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist dat beperking van de kennisneming van de kandidatenlijsten, zoals die op verzoek van de griffier aan de rechtbank zijn toegezonden, is gerechtvaardigd.
De gemachtigde van eiser heeft bij schrijven van 2 september 2010 aan de rechtbank toestemming verleend om mede op basis van de kandidatenlijsten uitspraak te doen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 17 november 2010, waar eiser zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. H. van Drunen, en waar verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door G. van Gisteren en mr. R.M.M. Engelen.
2. Overwegingen
2.1. Eiser heeft bij verzoek van 24 januari 2010, met een beroep op de WOB, aan verweerder gevraagd om kopieën van de kandidatenlijsten (model H1) voor de gemeenteraadsverkiezingen van 3 maart 2010, met daarop de geboortedata en adressen van de kandidaten.
2.2. Bij besluit van 4 februari 2010 (genomen namens het college van burgemeester en wethouders) zijn de gevraagde kieslijsten toegezonden echter zonder de gevraagde geboortedata en adresgegevens. De verstrekking van deze gegevens is geweigerd met een beroep op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zoals geregeld in artikel 10, tweede lid, onder e, van de WOB. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder te noemen de Afdeling) van 22 februari 1996 heeft eiser aangevoerd dat de genoemde weigeringsgrond niet aan de orde is omdat de lijsten voor eenieder ter inzage hebben gelegen.
2.3. Bij thans bestreden besluit heeft verweerder als bevoegd orgaan, in afwijking van het advies van de commissie bezwaarschriften, het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder heeft ter motivering van de weigering om de geboortedata en adresgegevens te verschaffen, verwezen naar het advies van de commissie bezwaarschriften en een advies van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) van 22 april 2010. In dit laatste advies worden ook geboortedata, naast adressen als privacygevoelige informatie aangemerkt.
2.4. In beroep heeft eiser de in bezwaar aangevoerde gronden herhaald en voorts betoogd dat de weigering om de adressen en geboortedata van de kandidaten te verstrekken onvoldoende is gemotiveerd en verweerder ten onrechte een belangenweging achterwege heeft gelaten. Voorts heeft eiser aangevoerd dat de kandidaten, gelet op de plaatsing van de gegevens op de kandidatenlijst, hebben ingestemd met openbaarmaking van de geboortedata en adressen.
2.5. De rechtbank dient op basis van de aangevoerde beroepsgronden te beoordelen of het bestreden besluit in strijd is met het geschreven of ongeschreven recht dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel. De rechtbank stelt vast, en overigens is tussen partijen niet in geschil, dat het verzoek van eiser gericht op verkrijging van kopieën van de kandidatenlijst model H1 is bedoeld en ook dient te worden aangemerkt als een verzoek in de zin van artikel 3 van de WOB.
2.6. Ingevolge artikel H2 van het Kiesbesluit (de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel H8 van de Kieswet) zoals deze gold ten tijde hier van belang, wordt een kandidaat op de kandidatenlijst model H1 vermeld met naam, voorletters, geboortedatum en woonplaats en kan (onderstreping rechtbank) het adres van de kandidaat worden vermeld.
2.7. Ingevolge artikel 3, vijfde lid, van de WOB dient informatie over bestuurlijke aangelegenheden openbaar te worden gemaakt, tenzij daarvan op grond van de in artikel 10 en 11 van de WOB opgenomen gronden moet worden afgezien.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de WOB blijft het verstrekken van informatie op grond van deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
Ingevolge het derde lid is het tweede lid, aanhef en onder e, niet van toepassing voor zover de betrokken persoon heeft ingestemd met openbaarmaking.
2.8. Aan de orde is de vraag of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zich verzet tegen openbaarmaking van de geboortedata en adressen van de kandidaten zoals die vermeld staan op de kandidatenlijsten model H1. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
2.9. Gelet op het bepaalde in artikel 10, tweede lid, van de Wob, dient bij het hanteren van een weigeringsgrond een belangenafweging plaats te vinden.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder andere de uitspraken van 20 mei 2009, LJN: BI4558 en 24 maart 2010, LJN: BL8728) worden bij de te verrichten belangenafweging betrokken het publieke belang bij openbaarmaking van de gevraagde informatie en de door de weigeringsgronden te beschermen belangen. In het onderhavige geval gaat het daarom om de weging tussen het algemene belang bij openbaarmaking van de gevraagde informatie ten dienste van een goede en democratische bestuursvoering en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
2.10. De rechtbank stelt, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 22 februari 1996 (LJN: ZF2009), voorop dat de gegevens op de kandidatenlijsten (die op grond van de toepasselijke bepalingen van de Kieswet ter inzage hebben gelegen) openbaar zijn en dat bescherming van de persoonlijke levenssfeer zodoende in beginsel geen grond biedt voor weigering van de gevraagde gegevens.
Naar het oordeel van de rechtbank gaat dit uitgangspunt niet meer onverkort op voor het verstrekken van adresgegevens, aangezien de verplichting tot opgave van de adresgegevens op de kandidatenlijst als gevolg van de wijziging van het Kiesbesluit per 1 januari 2010, is komen te vervallen. In het midden kan blijven of dit uitgangspunt nog steeds opgaat indien de adresgegevens feitelijk wel ter inzage hebben gelegen, nu uit de voorhanden gegevens moet worden geconcludeerd dat dit niet het geval is geweest omdat die gegevens reeds bij de terinzagelegging zijn weggelakt.
2.11. Met inachtneming van het vorenstaande overweegt de rechtbank ten aanzien van de weigering om de adressen te verstrekken, als volgt.
Uit de Nota van Toelichting behorende bij de wijziging van het Kiesbesluit (Staatsblad 2009, nr 453, pagina 4) volgt dat de wetgever het omwille van veiligheidsredenen onwenselijk acht dat adresgegevens van kandidaten worden gepubliceerd. Dit is ook de reden waarom de verplichte vermelding van het adres op de kandidatenlijst is komen te vervallen. De adviezen van het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) d.d. 11 februari 2010 en van VNG d.d. 12 februari 2010 om de adresgegevens weg te lakken uit de kandidatenlijsten sluiten, gezien de verwijzing ernaar, aan op het gewijzigde Kiesbesluit.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot het weigeren van informatie over de adressen van de kandidaten. De rechtbank verwerpt het standpunt van eiser als zouden de kandidaten door vermelding van het adres op de kandidatenlijst hebben ingestemd met de openbaarmaking van hun adressen. De openbaarmaking was immers niet bij wet voorgeschreven en verweerder heeft, zoals door zijn gemachtigde ter zitting is verklaard, al voor de terinzagelegging de adresgegevens weggelakt en niet is gebleken dat de kandidaten hebben ingestemd met de verstrekking van de gegevens. De tegen de weigering van de adresgegevens gerichte gronden falen daarom.
2.12. Anders dan ten aanzien van de adresgegevens is het wel verplicht om de geboortedata op de kandidatenlijsten te vermelden. Onder verwijzing naar de onder 2.10 genoemde rechtspraak overweegt de rechtbank dat deze gegevens (gelet op het bepaalde in de Kieswet) openbaar zijn alsmede dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in beginsel geen grond vormt voor de weigering van de gevraagde gegevens. Gelet hierop is de enkele verwijzing naar een e-mail van VNG d.d. 22 april 2010 waarin geboortedata als privacy-gevoelige informatie wordt aangemerkt, geen draagkrachtige onderbouwing voor het laten prevaleren van de privacybelangen boven die van de openbaarmaking van de geboortedata. Dit leidt tot de conclusie dat verweerder niet in redelijkheid tot weigering van verstrekking van geboortedata heeft kunnen overgaan. De hiertegen gerichte beroepsgrond slaagt dan ook, zodat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt.
2.13. De rechtbank acht verder termen aanwezig om verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep, een en ander overeenkomstig de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen worden twee punten toegekend. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op gemiddeld, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor één.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
veroordeelt verweerder in de kosten van de beroepsprocedure bij de rechtbank, aan de zijde van eiser begroot op € 874,00 (wegens kosten van rechtsbijstand) te betalen aan eiser;
bepaalt dat verweerder aan eiser het door of namens deze betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 volledig vergoedt.
Aldus gedaan door mr. Th.M. Schelfhout in tegenwoordigheid van mr. C.H.M. Bartholomeus als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2010.
w.g. mr. C.H.M. Bartholomeus,
griffier w.g. mr. Th.M. Schelfhout,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
verzonden op: 21 december 2010.
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer gronden tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.