ECLI:NL:RBROE:2010:BP0238

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
1 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
101366 / HA ZA 10-422
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid curator in faillissement en zorgplicht ten aanzien van goederen van derden

In deze zaak vorderden eisers, [eiser 1] en [eiser 2], schadevergoeding van de curator, mr. A.F.T.M. Heutink, in het faillissement van Silver Hill BV en Silver Hill Beheer BV. De eisers stelden dat de curator tekort was geschoten in zijn zorgplicht met betrekking tot de Rolls Royce en andere goederen die eigendom waren van hen. De rechtbank Roermond oordeelde dat de curator niet aansprakelijk was, omdat het faillissement op 3 september 2009 was geëindigd en de eisers geen vordering hadden ingediend in het faillissement. De rechtbank stelde vast dat de curator had gehandeld zoals van hem verwacht mocht worden en dat er geen bewijs was dat de curator persoonlijk betrokken was bij de verdwijning van goederen. De rechtbank concludeerde dat de curator niet aansprakelijk was voor de staat van de goederen en dat de vorderingen van de eisers tegen de curator in hoedanigheid niet ontvankelijk waren. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 101366 / HA ZA 10-422
Vonnis van 1 december 2010
in de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. A.C.H. Jansen te Wijchen,
tegen
1. Mr. A.F.T.M. HEUTINK,
kantoorhoudende te Gennep,
2. Mr. A.F.T.M. HEUTINK
in hoedanigheid van curator in het faillissement van Silver Hill BV en Silver Hill Beheer BV,
kantoorhoudende te Gennep,
gedaagden,
advocaat mr. W.M.J. Saes te Roermond.
Partijen zullen hierna [eiser 1], [eiser 2] en de curator genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 juli 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 11 oktober 2010 met de daaraan gehechte brieven van mr. Jansen van 25 oktober 2010 en van mr. Saes van 22 oktober 2010 en 1 november 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Silver Hill en Silver Hill Beheer zijn op 22 januari 2008 respectievelijk 29 januari 2008 in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. Heutink tot curator.
Bestuurder van Silver Hill was de heer [X].
De faillissementen zijn op 3 september 2009 geëindigd door het verbindend worden van de slotuitdelingslijsten.
2.2. [eisers] waren geen schuldeisers in de faillissementen van Silver Hill en Silver Hill Beheer.
2.3. [eisers] hebben Silver Hill in 2003 opdracht gegeven tot restauratie van een aan hen toebehorende personenauto, verder te noemen de Rolls Royce. Op 23 mei 2007 hebben [eisers] aan Silver Hill opdracht gegeven om de Rolls Royce voor hen te verkopen. De Rolls Royce stond ten tijde van het faillissement nog gestald bij Silver Hill.
2.4. Vóór het faillissement van Silver Hill is het motorblok van de Rolls Royce naar Polen gebracht voor reparatie.
2.5. In een brief van 8 februari 2008 (productie 2 dagvaarding) vraagt mr. Jansen namens [eisers] aan de curator hen toestemming te verlenen de Rolls Royce met toebehoren, waaronder het motorblok, alsmede een motorfiets van [eiser 2] te mogen ophalen. Verder staat in die brief onder meer het volgende.
Voor zover u niet bereid bent aan dit verzoek gehoor te geven, verzoek ik u in ieder geval ervoor te zorgen dat de Rolls Royce met toebehoren en de motorfiets voor aanstaande dinsdag 12 februari 15.00 uur naar een veilige locatie worden vervoerd waar derden geen toegang toe hebben, dan wel cliënten daartoe toestemming te verlenen. Daarnaast verzoek ik u cliënten toestemming te geven van genoemde goederen foto’s te maken zodat de staat waarin deze zich bevinden kan worden vastgesteld.
2.6. De curator antwoordt in een brief van 11 februari 2008 gericht aan mr. Jansen en motiveert waarom hij niet voldoet aan de verzoeken van [eisers].
Aan het verzoek tot afgifte van de Rolls Royce kan de curator niet voldoen omdat hij nader onderzoek moet doen naar de rechtmatigheid van de aanspraken op de eigendom van de Rolls Royce aangezien een derde eveneens de eigendom van de Rolls Royce claimde.
2.7. Bij de stukken bevindt zich een lijst motoronderdelen (productie 6 dagvaarding) die eigendom zijn van [eisers] en die zij terug willen hebben. Na de opsomming van 10 onderdelen staat het volgende.
Feitelijk een compleet gereviseerd 8 cilinder motorblok met alles wat eraan hangt van een Silver Cloud II.
Dezelfde lijst bevindt zich als productie 2 bij de conclusie van antwoord met dien verstande dat bij de 10 onderdelen parafen staan van de bestuurder van Silver Hill, de heer [X].
2.8. Op 25 maart 2008 schrijft de curator aan mr. Jansen (productie 7 dagvaarding) dat hij voornemens is de Rolls Royce terug te geven aan [eisers] na betaling van openstaande facturen van € 11.000,-- en een bijdrage in de faillissementskosten.
2.9. Op 25 april 2008 schrijft de curator aan mr. Jansen dat hij zal overgaan tot afgifte van de Rolls Royce met bijbehorende motor en onderdelen aan [eisers] zodra een overeengekomen boedelbijdrage van € 1.000,-- is ontvangen (productie 12 dagvaarding).
2.10. In een e-mail van 28 april 2008 schrijft mr. Jansen aan de curator onder meer het volgende.
Mijn cliënten zijn vandaag voor alle zekerheid bij de Rolls Royce wezen kijken en hebben helaas moeten constateren dat een groot aantal onderdelen ontbreekt (waaronder onderdelen op de opgestelde lijst). Ook is een groot aantal gereviseerde onderdelen van hun auto inmiddels vervangen door oude onderdelen, die veel minder waard zijn. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn en is niet acceptabel.
De heer [X] verklaarde aan mijn cliënten dat een groot aantal onderdelen de afgelopen weken naar Polen is afgevoerd.
(…)
U zult begrijpen dat mijn cliënten nu wensen dat hun auto op zeer korte termijn zeker wordt gesteld dan wel aan hen wordt afgegeven. (…).
2.11. Bij de stukken bevindt zich een ‘VERKLARING VAN ONTVANGST’ van
29 april 2008 ondertekend door [eiser 2] en de curator. [eiser 2] verklaart op die dag in ontvangst te hebben genomen een Rolls Royce, type Silver Cloud II met een complete versnellingsbak met rembekrachtiging (nieuw) en toebehoren alsmede een motorfiets Honda. Op die verklaring staan verder nog 9 onderdelen van de Rolls Royce vermeld met het volgende door de curator met de hand geschreven bijschrift:
Komt na – uit Polen – zsm uiterlijk 1 juni 2008.
Bij de vermelding van de versnellingsbak staat nog het volgende bijschrift van de curator:
(stelt dat versnellingsbak niet bij deze auto behoort) L273 (zijnde het nummer van de versnellingsbak, rechtbank).
2.12. Op 11 juni 2008 gaan [eisers] naar Silver Hill om de resterende onderdelen van de Rolls Royce op te halen. Zij weigeren de onderdelen mee te nemen omdat die volgens hen niet compleet en/of beschadigd zijn.
[eiser 1] doet die dag ten laste van de heer [X] aangifte van verduistering van onderdelen van de Rolls Royce in de periode van 1 augustus 2007 tot 11 juni 2008.
2.13. Bij de stukken bevindt zich een handgeschreven lijst van onderdelen. De lijst is gedateerd 10 september 2008 en voorzien van de handtekening van de aanwezigen: [eisers], de heer [X], de heer [Y] en de curator. [eisers] hebben de op die lijst vermelde onderdelen die dag meegenomen.
3. Het geschil
3.1. [eisers] vorderen bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- te verklaren voor recht dat de curator jegens hen toerekenbaar tekort is geschoten en onrechtmatig heeft gehandeld;
- de curator hoofdelijk te veroordelen de schade die [eisers] daardoor lijden en geleden hebben te vergoeden, welke schade door de rechtbank in goede justitie moet worden vastgesteld, dan wel nader moet worden opgemaakt bij staat;
- de curator te veroordelen het schadebedrag dan wel een voorschot van € 20.000,-- dan wel een door de rechtbank te bepalen voorschot binnen twee weken na dagtekening van dit vonnis te betalen aan [eisers] en deze zaak te verwijzen naar de schadestaatprocedure;
- de curator te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over het schadebedrag vanaf
11 juni 2008 althans een door de rechtbank te bepalen datum;
- de curator te veroordelen tot betaling van € 4.576,30 aan buitengerechtelijke kosten met rente daarover vanaf de dag van dagvaarding;
- een en ander met veroordeling van de curator in de proceskosten, inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten.
3.2. [eisers] leggen allereerst aan hun vordering ten grondslag dat de curator heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheidsnorm waaraan het handelen van een curator moet worden getoetst.
Zij verwijten de curator dat hij niet heeft voldaan aan hun herhaalde verzoek om de Rolls Royce op een veilige plek te stallen en om foto’s van de Rolls Royce te maken teneinde vast te leggen in welke staat de Rolls Royce zich bevond.
Volgens [eisers] waren er duidelijke aanwijzingen voor het feit dat de Rolls Royce niet veilig stond in de garage van Silver Hill. Silver Hill had een opslagruimte gehuurd om bepaalde goederen buiten het faillissement te houden en er waren aanwijzingen dat de Rolls Royce als donorauto werd gebruikt, aldus [eisers]. De plek waar de Rolls Royce stond was voor iedereen toegankelijk.
[eisers] leggen verder aan hun vordering ten grondslag dat de curator de schriftelijke garantie om de onderdelen die zich in Polen bevonden, uiterlijk
1 juni 2008 af te geven niet is nagekomen. Die onderdelen bleken immers niet alle aanwezig te zijn en deels beschadigd te zijn.
3.3. De curator voert verweer.
Hij voert daartoe aan dat de vordering ten aanzien van de curator qq niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de faillissementen zijn geëindigd op 3 september 2009 door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst terwijl [eisers] in het faillissement van Silver Hill geen vordering hebben ingediend.
De curator betwist verder persoonlijk aansprakelijk te zijn voor de door [eisers] gestelde schade. Volgens de curator had hij geen reden om aan te nemen dat de Rolls Royce niet veilig stond in de garage van Silver Hill. De Rolls Royce stond in een afgesloten ruimte, waar overdag mensen aan het werk waren en waar na sluitingstijd een alarminstallatie was ingeschakeld. Verder betwist de curator dat er concrete aanwijzingen waren dat de Rolls Royce als donorauto werd gebruikt, zoals [eisers] stellen. De toestand van de Rolls Royce is volgens de curator vanaf de dag van het faillissement niet gewijzigd.
De curator betwist voorts dat sprake is van de door [eisers] gestelde garantie ten aanzien van het afleveren van de ontbrekende onderdelen. De curator wijst er op dat [eisers] op 10 september 2008 hebben getekend voor ontvangst van de onderdelen en dat als laatste onderdeel staat vermeld ‘carburateurs compleet’.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De vorderingen ten aanzien van de curator in hoedanigheid zullen niet ontvankelijk worden verklaard. Een vordering tegen een curator in hoedanigheid levert immers een boedelvordering op en een dergelijke vordering moet in het faillissement worden ingediend. Dat is niet gebeurd, terwijl het faillissement inmiddels is geëindigd.
4.2. Het gaat in deze zaak daarom uitsluitend over de persoonlijke aansprakelijkheid van de curator in het faillissement van Silver Hill.
Als maatstaf voor de beoordeling van de persoonlijke aansprakelijkheid van een curator geldt de zogenaamde Maclou-norm. Die norm houdt in dat de curator behoort te handelen zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzicht verricht (HR 19 april 1996, NJ 1996, 727 Maclou). De taak van de curator bestaat volgens artikel 68 Faillissementswet uit het beheer en de vereffening van de boedel. Als algemene beheerstaak wordt beschouwd het bewaren van de boedel en ervoor zorgen dat geen vermogensbestanddelen verdwijnen. Het gaat in deze zaak echter niet om vermogensbestanddelen van de failliete boedel maar om eigendommen van derden die níet tot de failliete boedel behoorden. De curator heeft immers nooit gepretendeerd dat de Rolls Royce tot de failliete boedel behoorde. Dat is ook niet de reden dat de curator de Rolls Royce aanvankelijk niet aan [eisers] heeft afgegeven. De reden hiervan was immers dat een derde persoon de eigendom van die Rolls Royce claimde en de curator nader onderzoek diende te doen naar de rechtmatige eigenaar van de Rolls Royce, wat later [eisers] bleken te zijn.
4.3. Ten aanzien van zaken zoals de Rolls Royce, die zich in de feitelijke macht van de curator bevinden en die niet tot de boedel behoren, omdat een derde daarvan eigenaar is, rust op de curator de zorgplicht van een goed huisvader, bewaarder of zaakwaarnemer (Vgl. Wessels, Insolventierecht deel IV, nummer 4089).
De rechtbank zal daarom de verwijten van [eisers] mede in het kader van de voormelde zorgplicht beoordelen. Daar komt bij dat voor de persoonlijke aansprakelijkheid van een curator is vereist dat de curator persoonlijk een voldoende ernstig verwijt moet treffen.
4.4. De door [eisers] gestelde verwijten zijn onvoldoende als grondslag voor de persoonlijke aansprakelijkheid van de curator. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.5. Anders dan [eisers] stellen heeft de curator wel degelijk foto’s van de Rolls Royce gemaakt. Als niet weersproken staat vast dat dit is gebeurd daags na het uitspreken van het faillissement. De curator heeft op de comparitie kleurenafdrukken van die foto’s overgelegd en de op die foto’s voorkomende auto is door [eisers] herkend als hun Rolls Royce. Op die foto’s is te zien dat het motorblok uit de Rolls Royce is verwijderd en dat in de kofferbak van de Rolls Royce allerlei losse onderdelen liggen.
4.6. Er is ook geen sprake van schending van de bedoelde zorgplicht door niet in te gaan op het verzoek van [eisers] om de Rolls Royce op een veilige plek te stallen. Door [eisers] is niet betwist dat de Rolls Royce in een afgesloten ruimte stond, dat er overdag mensen aan het werk waren en dat na sluiting van de garage van Silver Hill de alarminstallatie in werking werd gezet. Door er voor te zorgen dat de Rolls Royce na het faillissement van Silver Hill op deze wijze kon worden gestald, heeft de curator de zorg betracht die redelijkerwijze van hem kon worden verlangd. Dat de garage overdag voor iedereen toegankelijk is, maakt dit oordeel niet anders omdat [eisers] zelf de Rolls Royce immers al jaren in die garage hadden gestald onder dezelfde omstandigheden als na het faillissement van Silver Hill.
4.7. [eisers] stellen dat er aanwijzingen waren dat de Rolls Royce niet veilig stond bij Silver Hill omdat was gebleken dat Silver Hill opslagruimte had gehuurd om bepaalde goederen buiten het faillissement te houden. [eisers] noemen in dit kader de motorfiets van [eiser 2] die is aangetroffen in de bedoelde opslagruimte. Dit feit kan naar het oordeel van de rechtbank echter niet als onderbouwing dienen voor de stelling van [eisers] dat er goederen buiten het faillissement werden gehouden. Die motorfiets was immers eigendom van [eiser 2] en daarom dus niet een goed dat tot de failliete boedel van Silver Hill behoorde. De curator heeft verder niet weersproken aangevoerd dat hij de bedoelde opslagruimte heeft onderzocht en daar geen goederen heeft aangetroffen die tot de failliete boedel behoorden. De rechtbank is van oordeel dat de curator op deze wijze heeft gehandeld zoals van een curator en goed huisvader, bewaarder of zaakwaarnemer redelijkerwijs mag worden verlangd. Van schending van enige zorgplicht is daarom geen sprake.
4.8. [eisers] stellen verder dat er aanwijzingen waren dat de Rolls Royce als donorauto werd gebruikt en dat er onderdelen naar het buitenland zijn verdwenen. De curator voert aan dat de toestand van de Rolls Royce vanaf de dag van het faillissement niet is gewijzigd omdat hij daartoe geen opdracht heeft gegeven en dat hij de door [eisers] gestelde aanwijzingen heeft onderzocht en ongegrond bevonden.
4.9. De rechtbank stelt voorop dat de curator vanaf de uitspraak van het faillissement van Silver Hill een zorgplicht had ten aanzien van de goederen van derden waaronder [eisers] die zich bij Silver Hill bevonden. Voor goederen van [eisers] die voordien zijn verdwenen is de curator niet aansprakelijk. Dit betekent concreet dat de curator niet aansprakelijk is voor de teruggave van goederen van [eisers] die vóór het faillissement naar Polen zijn gestuurd. Ook is de curator niet aansprakelijk voor de staat waarin die goederen zich bevonden ten tijde van de teruggave aan [eisers].
4.10. [eisers] stellen dat gedurende het faillissement nog goederen van [eisers] zijn verdwenen. Zij voeren daartoe ten eerste aan dat de onderdelen vermeld op de lijst van 10 september 2008 niet overeenstemmen met de onderdelen die staan vermeld op de lijst die als productie 6 bij de dagvaarding is gevoegd en dat de terug ontvangen onderdelen, anders dan staat vermeld op die productie 6, niet zijn gereviseerd. Bij de brief die als bijlage 35 van de dagvaarding is gevoegd, bevindt zich tot slot nog een lijst van 19 onderdelen die volgens [eisers] na het faillissement zijn verdwenen.
De curator betwist dat tijdens het faillissement goederen van [eisers] zijn verdwenen. Volgens de curator hebben [eisers] alles terug gekregen zoals per faillissementsdatum door hem is aangetroffen bij Silver Hill alsmede de onderdelen die uit Polen zijn teruggekomen.
4.11. De rechtbank is van oordeel dat voor de aansprakelijkheid van de curator eerst zou moeten komen vast te staan dat de door [eisers] bedoelde goederen zich ten tijde van het faillissement in de door hen gestelde staat bij Silver Hill bevonden.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door de curator zouden [eisers] daarvan de bewijslast dragen. Indien [eisers] zouden slagen in dat bewijs zou dat leiden tot aansprakelijkheid van de curator in hoedanigheid.
Hiervoor is in rov 4.1 echter al overwogen dat de vorderingen van [eisers] tegen de curator in hoedanigheid niet ontvankelijk zullen worden verklaard en daarom is het door [eisers] te leveren bewijs in zoverre niet relevant.
4.12. De rechtbank is van oordeel dat het te leveren bewijs voor de persoonlijke aansprakelijkheid van de curator ook niet relevant is. De verwijten van [eisers] zijn onvoldoende ernstig om tot persoonlijke aansprakelijkheid van de curator te leiden. De curator heeft, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijkerwijs gedaan wat van hem als goed huisvader/bewaarder of zaakwaarnemer mag worden verlangd. Dat de curator persoonlijk betrokken zou zijn bij de gestelde verdwijning van goederen is niet gesteld en ook niet gebleken. Daarom bestaat er geen grond voor persoonlijke aansprakelijkheid van de curator.
4.13. [eisers] leggen aan hun vordering mede ten grondslag dat de curator een door hem gegeven garantie zou hebben geschonden door niet alle onderdelen van de Rolls Royce af te geven. [eisers] beschouwen het handgeschreven bijschrijft van de curator op de verklaring van ontvangst van 29 april 2008 als een garantie van de curator dat de op die verklaring vermelde onderdelen uiterlijk op 1 juni 2008 door de curator aan [eisers] zouden worden afgegeven. Uit het feit dat de lijst onderdelen van 10 september 2008 niet overeenstemt met de opsomming op de lijst van goederen die als productie 6 bij de dagvaarding is gevoegd, leiden [eisers] af dat de curator de garantie niet is nagekomen.
4.14. De rechtbank onderschrijft het standpunt van de curator dat [eisers] het bewuste bijschrift onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet hebben kunnen opvatten als een garantie van de kant van de curator. Dat zou namelijk betekenen dat de curator had gegarandeerd dat hij aan [eisers] onderdelen zou afgegeven die hij ten tijde van de verklaring van 29 april 2008 feitelijk niet in zijn macht had en ten aanzien waarvan hij dus geen zaakwaarnemer was.
[eisers] hebben naar het oordeel van de rechtbank het bedoelde bijschrift redelijkerwijs hooguit kunnen opvatten als een inspanningsverplichting van de curator om voor afgifte van de bewuste goederen te zorgen, maar schending van een dergelijke verplichting is niet gesteld en ook niet gebleken, nog daargelaten of een dergelijke schending tot persoonlijke aansprakelijkheid van de curator zou leiden.
4.15. De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot de slotsom dat de vorderingen van [eisers] tegen de curator persoonlijk zullen worden afgewezen.
4.16. [eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de curator worden begroot op:
- vast recht € 540,00
- salaris advocaat 1.158,00 (2,0 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 1.698,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart [eisers] niet-ontvankelijk in de vorderingen tegen de curator in hoedanigheid in het faillissement van Silver Hill,
5.2. wijst de vorderingen tegen de curator persoonlijk af,
5.3. veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van Heutink tot op heden begroot op € 1.698,00,
5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Vanhommerig en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2010.?