ECLI:NL:RBROE:2011:BQ3504

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
11 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
101584 HA ZA 10-449
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D.C.M. Bomans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van convenant in huwelijksgoederengemeenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 11 mei 2011 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde] betreffende de vernietiging van een convenant in het kader van een huwelijksgoederengemeenschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] geen belang heeft bij zijn vordering tot vernietiging van het convenant, omdat partijen gebonden zijn aan de onherroepelijke beschikking van 8 april 2009, waarin de verdeling conform het convenant is vastgesteld. De rechtbank heeft eerder, in een tussenvonnis van 16 februari 2011, partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het voornemen om [eiser] niet ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. Na de beoordeling van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen, concludeert de rechtbank dat de vernietiging van het convenant niet leidt tot een andere uitkomst, aangezien de beschikking van 8 april 2009 nog steeds van kracht is.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de juridische vraagstukken van dwaling, zoals genoemd in artikel 3:196 van het Burgerlijk Wetboek, en de valsheid van stukken, zoals genoemd in artikel 382 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, niet met elkaar vergeleken kunnen worden. De rechtbank benadrukt dat het volgen van twee afzonderlijke procedures in dit geval in strijd is met de goede procesorde. Uiteindelijk heeft de rechtbank [eiser] niet ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen en hem veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] zijn begroot op EUR 941,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. D.C.M. Bomans.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 101584 / HA ZA 10-449
Vonnis van 11 mei 2011
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. L.E.I.K. Jaminon,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. D.J.P.H. Stoelhorst.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 februari 2011.
2. De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank blijft bij hetgeen zij bij haar vonnis van 16 februari 2011 heeft overwogen en beslist.
Bij genoemd vonnis heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het voornemen van de rechtbank om [eiser] wegens gebrek aan belang in zijn vordering niet ontvankelijke te verklaren. Partijen hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.
2.2. [eiser] heeft allereerst aangevoerd, dat de rechtbank bij haar beschikking betreffende echtscheiding van 8 april 2009 geen verdeling heeft vastgesteld. De rechtbank kan [eiser] in die zienswijze niet volgen. Onder 3.2. van de beschikking is de volgende beslissing opgenomen: ‘bepaalt dat de onderlinge vermogensrechtelijke regeling, als opgenomen in het overgelegde convenant d.d. 5 maart 2009, waarvan een door de griffier gewaarmerkt afschrift van drie (3) bladzijden aan deze uitspraak is gehecht, als in deze beschikking opgenomen wordt beschouwd’. Met deze beslissing heeft de rechtbank de verdeling conform de inhoud van het convenant vastgesteld. Het feit dat de rechtbank daarbij voor de wijze waarop zij de verdeling vaststelt ter wille van de efficiency verwijst naar de in het convenant opgenomen regeling doet daaraan niet af.
2.3. Verder heeft [eiser] nog aangevoerd, dat hij belang heeft bij zijn vordering omdat, indien de in het convenant opgenomen verdeling wordt vernietigd op grond van dwaling omtrent de waarde van een of meer van de te verdelen goederen en schulden de valsheid van de overeenkomst, in welke deze onjuiste verdeling is overeengekomen, vaststaat. Voor het aanvechten van de beschikking van 8 april 2009 middels een beroep op herroeping op grond van artikel 382 aanhef en onder b Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) dient volgens [eiser] vóór het indienen van dit beroep de valsheid van het echtscheidings-convenant waar de beschikking op berust komen vast te staan.
2.4. De rechtbank overweegt het volgende. De in artikel 3:196 Burgerlijk Wetboek (BW) genoemde dwaling en de in artikel 382 aanhef en onder b Rv genoemde valsheid van stukken betreffen verschillende juridische vraagstukken. Met andere woorden de beoordeling op grond van genoemde artikelen vindt naar verschillende maatstaven plaats. Dit betekent dat de uitkomst op grond van het ene artikel niet noodzakelijkerwijs tot een zelfde uitkomst op grond van het andere artikel hoeft te leiden. Overigens, indien dat wel zo zou zijn, valt niet in te zien waarom daarover twee verschillende procedures gevolgd zouden moeten worden. Integendeel, indien de uitkomst in beide procedures gelijkluidend zou zijn, nog daargelaten dat geenszins vast staat dat de beschikking van 8 april 2009 aantastbaar zou zijn gezien de in artikel 383 Rv opgenomen termijn van 3 maanden, dan zou het in strijd met een goede procesorde zou zijn om daarover twee verschillende procedures te volgen.
2.5. Concluderend is de rechtbank van oordeel, dat [eiser] geen belang heeft bij zijn vordering tot vernietiging van de in het convenant overeengekomen verdeling, aangezien partijen in geval van vernietiging van het convenant nog steeds gebonden zouden zijn aan de inhoud van de inmiddels onherroepelijke beschikking van 8 april 2009, waarin de verdeling is vastgesteld overeenkomstig de inhoud van het convenant.
De rechtbank zal [eiser] dan ook niet ontvankelijk verklaren.
2.6. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden tot op heden begroot op:
- griffierecht EUR 263,00
- kosten advocaat 678,00 (1,5 punt x EUR 452,00)
- Totaal EUR 941,00
3. De beslissing
de rechtbank
3.1. verklaart [eiser] niet ontvankelijk in zijn vorderingen,
3.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 941,00, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 56.99.90.661 ten name van MvJ Arrondissement Roermond (544) onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
3.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.M. Bomans en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2011.?