ECLI:NL:RBROE:2011:BQ4761

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
11 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
294671 \ CV EXPL 11-75
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de kantonrechter bij franchise- en huurovereenkomsten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Roermond werd behandeld, ging het om een geschil tussen de vennootschap onder firma V.O.F. en de besloten vennootschap MultiVlaai Retail B.V. De procedure betrof een incidentele vordering van MultiVlaai, die stelde dat de kantonrechter zich onbevoegd moest verklaren en de zaak moest verwijzen naar een andere kamer van de rechtbank. MultiVlaai baseerde deze vordering op de franchiseovereenkomst die tussen partijen was gesloten, waarbij de huurovereenkomst slechts een bijkomstigheid was. De V.O.F. voerde echter aan dat de kantonrechter wel degelijk bevoegd was, omdat de vorderingen betrekking hadden op zowel de franchiseovereenkomst als de huurovereenkomst.

De kantonrechter oordeelde dat bij een samenstel van vorderingen, waarbij één van de vorderingen een aardvordering betreft, de kantonrechter bevoegd is om alle vorderingen te behandelen. Dit is in lijn met artikel 93 en 94 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kantonrechter wees de incidentele vordering van MultiVlaai af en oordeelde dat de aardvordering dominant was, waardoor de andere vorderingen meegetrokken werden naar de kantonrechter.

De beslissing van de kantonrechter hield in dat MultiVlaai als de in het ongelijk gestelde partij werd veroordeeld in de kosten van de procedure in het incident. De hoofdzaak werd vervolgens verwezen naar de rol van 9 juni 2011 voor conclusie van antwoord. Dit vonnis werd uitgesproken op 11 mei 2011 door mr. J.W. Rijksen, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector kanton
Zaaknummer: 294671 \ CV EXPL 11-75
Vonnis in het incident van de kantonrechter te Venlo d.d. 11 mei 2011
in de zaak van:
1. de vennootschap onder firma V.O.F. [de V.O.F.], gevestigd en kantoorhoudende te [verstigingsplaats] aan de [verstigingsadres],
2. [vennoot 1], vennoot van eiseres sub 1, wonende te [woonplaats] aam de [adres]
3. [vennote 2], vennote van eiseres sub 1, wonende te [woonplaats] aan de [adres],
eisers,
gemachtigde: mr. J.H. Kolenbrander,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MultiVlaai Retail B.V., statutair zetelende te Bunschoten en kantoorhoudende te 5975 CD Sevenum aan de
Steeg 27,
gedaagde,
gemachtigde: dw. M.M.J. Hafkamp (H&P Venlo).
Partijen worden hierna aangeduid als: [de V.O.F.] en MultiVlaai.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
• Het exploot van dagvaarding met producties;
• De akte overlegging producties van [de V.O.F.];
• De incidentele conclusie houdende beroep op onbevoegdheid;
• De conclusie van antwoord in het incident.
1.2. De zaak is vervolgens op vonnis in het incident gesteld en de uitspraak daarvan is bepaald op heden.
2. De incidentele vordering
2.1. MultiVlaai heeft in het incident gevorderd dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaard en de zaak verwijst naar een andere kamer van rechtbank overeenkomstig artikel 71 Rv. Aan deze vordering heeft MultiVlaai ten grondslag gelegd dat de basis van het geschil is gelegen in de franchiseovereenkomst die partijen hebben gesloten. De huurovereenkomst wordt er enkel bij betrokken omdat [de V.O.F.] niet alleen het einde nastreeft van de franchiseovereenkomst maar ook die van de onderhuurovereenkomst.
3. Het verweer tegen de incidentele vordering
3.1. [de V.O.F.] voert allereerst aan dat MultiVlaai in strijd met artikel 20 lid 2 Rv handelt en aanstuurt op onnodige vertraging van deze procedure.
MultiVlaai is reeds op 24 december 2010 gedagvaard tegen de civiele terechtzitting van 12 januari 2011. Reeds op 9 maart 2011 was MultiVlaai gehouden te concluderen voor antwoord. Zij heeft echter slechts een incidentele conclusie van amper drieënhalve pagina genomen. Een dergelijke korte conclusie had reeds veel eerder ingediend kunnen worden. [de V.O.F.] verzoekt dan ook het verval van recht toe te passen conform artikel 1.7 van het Landelijke Rolreglement.
3.2. Verder voert [de V.O.F.] aan dat de kantonrechter wel degelijk bevoegd is van de vordering kennis te nemen. [de V.O.F.] verwijst daartoe naar artikel 93 Rv en artikel 94, lid 2 Rv. De vorderingen betreffen immers een beoordeling van een franchiseovereenkomst alsmede van een onderhuurovereenkomst.
4. De beoordeling
4.1. [de V.O.F.] heeft verzocht het recht van verval toe te passen. Dit recht van verval is echter opgenomen in het landelijk reglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken. Het landelijk procesreglement voor civiele rol van de kantonsectoren kent een dergelijke regeling c.q. sanctie echter niet, zodat deze ook niet toegepast kan worden.
4.2. Aan de rechtsverhouding tussen partijen wordt inhoud gegeven door twee overeenkomsten, te weten een franchiseovereenkomst en een huurovereenkomst. Ter zake van huurovereenkomsten geldt, als bekend, een bijzondere bevoegdheidsregeling. Deze zaken worden uitsluitend berecht door de kantonrechter, ongeacht het beloop van de vordering.
4.3. In artikel 97 Rv is bepaald dat een samenstel van vorderingen zoveel mogelijk wordt behandeld door dezelfde rechter. Artikel 94 Rv legt een verband tussen deze bepaling en artikel 93 Rv en trekt daaruit de consequentie dat bij een samenstel van vorderingen waarvan er één een “aardvordering” is, de normale “subsectorcompetentieregels” worden doorbroken en in beginsel alle vorderingen worden behandeld door de kantonrechter. De aardvordering is dan dominant en trekt de andere vorderingen mee naar de kantonrechter.
4.4. Uit het voorgaande volgt dat de kantonrechter bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen, zodat de incidentele vordering tot onbevoegdheid zal worden afgewezen. MultiVlaai zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure in het incident.
5. De beslissing
5.1. Wijst de incidentele vordering af.
5.2. Veroordeelt MultiVlaai in de kosten van deze procedure in het incident aan de kant van [de V.O.F.] gevallen en aan die kant tot heden begroot op EUR 200,00.
5.3. Verwijst de hoofdzaak naar de rol van 9 juni 2011 voor conclusie van antwoord, peremptoir.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen, kantonrechter, en ter openbare civiele terechtzitting op 11 mei 2011 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.