ECLI:NL:RBROE:2011:BR2115

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
12 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10 / 278
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van gemeenten om reclamebelasting te heffen en de impact van de Wet BI-zones

In deze uitspraak heeft de Rechtbank Roermond geoordeeld over de rechtsgeldigheid van de "Verordening reclamebelasting 2009" van de gemeente Venray. Eiseres had betoogd dat deze verordening op grond van artikel 122 van de Gemeentewet van rechtswege was vervallen, omdat de Wet BI-zones per 1 mei 2009 in werking was getreden. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat gemeenten op basis van artikel 227 van de Gemeentewet het recht hebben om reclamebelasting te heffen. De rechtbank concludeert dat de gemeente Venray de keuze heeft om zowel reclamebelasting te heffen als een BIZ-bijdrage op basis van de Wet BI-zones, zonder dat de inwerkingtreding van de Wet BI-zones een verplichting met zich meebrengt om deze wet te gebruiken voor het verwerven van middelen voor collectieve activiteiten.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de gemeente Venray de opbrengst van de reclamebelasting mag besteden aan de financiering van activiteiten en voorzieningen in het centrum van de gemeente. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat de gemeente niet verplicht was om de verordening te laten vervallen en de heffingsbevoegdheid correct is toegepast. De uitspraak is gedaan in het kader van een geschil over een aanslag reclamebelasting die aan eiseres was opgelegd, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 12 juli 2011.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 10 / 278
Uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres
(gemachtigde: mr. drs. P.A.M. van Hoef),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Venray, verweerder.
1. Procesverloop
1.1. Bij besluit van 17 april 2009 heeft verweerder aan eiseres een aanslag reclamebelasting ten bedrage van € 575,= opgelegd.
1.2. Bij besluit van 9 februari 2010 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres omgegrond verklaard.
1.3. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaak met procedurenummer
AWB 10 / 247, plaatsgevonden op 29 juni 2011. Namens eiseres is de heer Van Hoek verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.M.M. Duits, verbonden aan Van den Bosch & partners te Sliedrecht.
1.6. Na de behandeling ter zitting heeft de rechtbank de zaken gesplitst en separaat uitspraak gedaan.
2. Overwegingen
2.1. Op 17 april 2009 is aan eiseres een aanslag reclamebelasting opgelegd, vanwege een openbare aankondiging, zijnde een reclameobject met een oppervlakte van tussen de
0,5 m² en 2,5 m² aan de gevel van het pand [adres] te Venray.
Wettelijk kader
2.2. Ingevolge artikel 216 van de Gemeentewet besluit de raad tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van een gemeentelijke belasting door het vaststellen van een belastingverordening.
2.3. Op grond van artikel 227 van de Gemeentewet kan ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar van de openbare weg een reclamebelasting worden geheven.
2.4. Op 16 december 2008 heeft de raad van de gemeente Venray de “Verordening reclamebelasting 2009” (hierna: de Verordening) vastgesteld.
2.5. In artikel 2 van de Verordening is het belastinggebied beperkt tot het centrumgebied. Als bijlage bij de verordening is een kaart toegevoegd, waarbinnen de reclamebelasting zal worden geheven, is afgebakend.
2.6. Ingevolge artikel 3 van de Verordening wordt onder reclamebelasting een belasting geheven ter zake van een openbare aankondiging (reclame-uiting) zichtbaar van de openbare weg.
2.7. Artikel 4, eerste lid, van de Verordening bepaalt dat de reclamebelasting wordt geheven van degene wie, dan wel ten behoeve van wie, al dan niet met vergunning, de reclameobjecten worden aangetroffen.
2.8. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Verordening ontstaat de belastingschuld bij het begin van het belastingtijdvak. Bij het eindigen van de belastingplicht in de loop van een belastingtijdvak wordt de aanslag op verzoek van een belastingplichtige verminderd voor
- kort gezegd - de resterende maanden.
2.9. Artikel 122 van de Gemeentewet luidt, voor zover thans van belang als volgt: “De bepalingen van de gemeentelijk verordeningen in wier onderwerp door een wet wordt voorzien, zijn van rechtswege vervallen.”
Geschil
2.10. Niet in geschil is dat eiseres gebruiker is van het pand Paterstraat 14, dat het pand gelegen is in het gebied waarop de Verordening van toepassing is en dat op 1 januari 2009 sprake was van een openbare aankondiging die vanaf de openbare weg zichtbaar is. Evenmin is in geschil dat verweerder bevoegd is om op grond van artikel 227 van de Gemeentewet reclamebelasting te heffen.
2.11. Eiseres heeft echter aangevoerd, onder verwijzing naar artikel 122 van de Gemeentewet dat de Verordening waarop de bestreden aanslag is gebaseerd, per 1 mei 2009 is vervallen. De op 1 mei 2009 in werking getreden Wet van 19 maart 2009, houdende tijdelijke regels voor experimenten met een gebiedsgerichte bestemmingsheffing ten behoeve van aanvullende activiteiten van samenwerkende ondernemers mede in het publiek belang (hierna: de Wet BI-zones), voorziet immers in hetzelfde onderwerp en beoogt hetzelfde resultaat als de Verordening. De reclamebelasting, zoals die is ingesteld bij de Verordening, is immers een heffing die uitsluitend bedoeld is om de bekostiging van activiteiten van de stichting Venray Centraal (hierna: de stichting) af te dwingen.
De belastingheffing zou derhalve, in de visie van eiseres, tot 1 mei 2009 beperkt dienen te zijn.
Beoordeling
2.12. De rechtbank overweegt dat de bevoegdheid van de gemeente om reclamebelasting te heffen en te beperken tot een bepaald gedeelte van de gemeente is gebaseerd op artikel 227 van de Gemeentewet. Gemeenten hebben een beperkte heffingsbevoegdheid. Gemeenten mogen slechts belastingen of heffingen opleggen indien de wet dit uitdrukkelijk mogelijk maakt. Het betreft hier een bevoegdheid van de gemeenten tot het invoeren van een algemene belasting, bedoeld om inkomsten te genereren. De belasting kan mede strekken tot het reguleren van reclame-uitingen, naar aantal of wijze.
2.13. Met de Verordening heeft de gemeente Venray van deze bevoegdheid gebruik gemaakt. Zoals de Hoge Raad heeft overwogen in zijn uitspraak van 21 juni 2011
(LJN: AA6253), staat het de gemeente vrij om de heffing van een bestemmingsbelasting te beperken tot een bepaald gedeelte van de gemeente, mits daarvoor een objectieve en redelijke grond bestaat. Ook reclamebelasting is een dergelijke bestemmingsbelasting. Van deze bevoegdheid heeft de gemeente gebruik gemaakt, door het belastinggebied te beperken tot het centrumgebied van Venray. De rechtbank is voorts, onder verwijzing naar de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 15 oktober 2010
(LJN: BO1201), van oordeel dat de omstandigheid dat een gemeente deze belasting heft met als doel de financiering van de activiteiten en voorzieningen, zoals in het onderhavige geval in het centrum van Venray, op zich niet met zich brengt dat verweerder zijn bevoegdheid om reclamebelasting te heffen heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor hem die bevoegdheid is gegeven, namelijk het genereren van inkomsten. Het staat verweerder eveneens vrij om de opbrengst uit de heffing van de reclamebelasting te besteden aan de financiering van activiteiten en voorzieningen in het centrum.
2.14. De rechtbank overweegt vervolgens dat per 1 mei 2009 de gemeenteraad kan beslissen om op grond van artikel 1, eerste lid, van de Wet BI-zones bij wijze van experiment een BIZ-bijdrage te heffen ter zake van binnen een bepaald gebied in de gemeente gelegen onroerende zaken die niet in de hoofdzaak tot woning dienen (een zogeheten BI-zone). Uit het tweede lid van dit artikel blijkt dat de BIZ-bijdrage een belasting is die strekt ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een nader mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone.
2.15. Uit het hiervoor overwogene blijkt dat gemeenten op grond van artikel 227 van de Gemeentewet reclamebelasting mogen heffen en op grond van artikel 1 van de Wet BI-zones een BIZ-bijdrage mogen heffen. Zowel de Gemeentewet als de Wet BI-zones zijn wetten in formele zin. Uit de tekst noch uit het doel of de strekking van de Wet BI-zones blijkt dat met de inwerkingtreding van deze wet voor gemeenten een verplichting bestaat tot het gebruik van deze wet als een gemeente middelen wil verwerven voor bekostiging van collectieve activiteiten in bijvoorbeeld een centrumgebied. Ter zitting is bevestigd dat de gemeente Venray van de mogelijkheid om het wel te doen geen gebruik heeft gemaakt. Het betoog van eiser dat de Verordening op grond van artikel 122 van de Gemeentewet van rechtswege is vervallen, faalt derhalve reeds om die reden, los van de vraag of de Verordening en de Wet BI-zones tot hetzelfde doel strekken.
De rechtbank is vervolgens van oordeel dat de gemeente Venray derhalve de keuze heeft mogen maken om ook na de inwerkingtreding van de Wet BI-zones op grond van artikel 227 van de Gemeentewet nog reclamebelasting te heffen. Zoals reeds onder 2.12. overwogen, staat het gemeente Venray vervolgens vrij om de opbrengst van deze heffing te besteden aan de financiering van activiteiten en voorzieningen in het centrum van Venray.
2.16. Op grond van voorgaande overwegingen, is de rechtbank van oordeel dat het beroep ongegrond is.
2.17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.H. Machiels, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.P. van der Pijl, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2011.
w.g. mr. R.P. van der Pijl,
griffier w.g. mr. F.H. Machiels,
rechter
Voor eensluidend afschrift,
de (wnd.) griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 12 juli 2011
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ te ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep .
Partijen kunnen ook beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH ‘s-Gravenhage. Dit is echter alleen mogelijk indien de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.