beschikking
RECHTBANK ROERMOND
zaaknummer / rekestnummer: 98789 / FA RK 10-99
Beschikking van 10 augustus 2011
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
advocaat mr. B. du Fosse,
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
advocaat mr. M.A.P.J. van den Biggelaar.
Partijen zullen verder de vrouw en de man genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van 31 maart 2010
- het schrijven van 27 augustus 2010
- het schrijven van 6 september 2010
- het schrijven van 1 december 2010
- het schrijven van 2 december 2010
- het proces-verbaal van behandeling van een verzoekschrift van 16 december 2010
- het schrijven van 24 januari 2011
- het schrijven van 22 februari 2011
- het schrijven van 1 april 2011.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn op huwelijkse voorwaarden gehuwd geweest. Het huwelijk is op
11 januari 2010 geëindigd door middel van inschrijving van de beschikking betreffende echtscheiding van 12 augustus 2009 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2. Partijen leven sinds 1 juli 2008 feitelijk gescheiden van elkaar.
2.3. In de akte huwelijksvoorwaarden is onder andere het volgende opgenomen:
‘artikel 2 sub a: Ieder der echtgenoten zal dus de persoonlijke eigendom behouden zowel van de zaken, welke hij of zij bij de voltrekking van het huwelijk bezit, als van die, welke hij of zij gedurende het huwelijk zal verwerven.
artikel 2 sub b: De door ieder der echtgenoten voor hun huwelijk gemaakte en na de voltrekking van het huwelijk nog te maken schulden....blijven te zijnen of haren laste.
artikel 4 sub a: Per het einde van elk kalenderjaar voegen de echtgenoten ter verdeling bij helfte bijeen, hetgeen van hun inkomen over dat jaar onverteerd is of door belegging van onverteerd inkomen is verkregen.
artikel 4 sub c: De verplichting tot bijeenvoeging en verdeling geldt niet met betrekking tot de tijd dat de echtelijke samenwoning verbroken is geweest’.
artikel 6 sub a: Bestaat tussen de echtgenoten een geschil aan wie van hen beiden enig goed toebehoort en kan geen van beiden zijn recht op dit goed bewijzen, dan geldt het vermoeden dat het goed aan ieder der echtgenoten voor de helft toebehoort.
3. Het geschil
3.1. Partijen vorderen bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking zakelijk weergegeven de verdeling en verrekening vast te stellen.
4. De beoordeling
4.1. Peildatum
4.1.1. Op grond van de huwelijkse voorwaarden zal de rechtbank voor de verrekening voor zover die aan de orde is uitgaan van 1 juli 2008 zijnde de datum waarop partijen feitelijk uiteen zijn gegaan. Voor de verdeling zal de rechtbank volgens vaste jurisprudentie uitgaan van de datum van verdeling.
4.2. Woning [adres] te [plaats]
4.2.1. De woning betreft gemeenschappelijk eigendom van partijen zodat in ieder geval verdeling daarvan aan de orde is. Partijen hebben in hun huwelijkse voorwaarden een verrekenbeding opgenomen, zodat de rechtbank zal moeten bezien of naast verdeling tevens verrekening aan de orde is. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
4.2.2. Tussen partijen staat vast dat er ten behoeve van de financiering van het onroerend goed een hypothecaire geldlening is afgesloten bij de ING bank onder nummer 14.36.19.06 ter grootte van EUR 22.689,01 (50.000 gulden). Verder heeft de vrouw - onweersproken door de man - in haar schrijven van 27 augustus 2010 aangegeven dat er ten behoeve van de financiering een (hypothecair) krediet bij de ING Bank onder rekeningnummer 66.19.85.849 ten bedrage van EUR 22.689,01 (50.000 gulden) is afgesloten. Dit krediet blijkt uit de door de man overgelegde met ING gesloten overeenkomst (productie 22 bij schrijven van 30 juli 2009).
Tevens heeft de vrouw gesteld dat de aanschaf van het perceel alsmede de bouw van de woning mede is gefinancierd door middel van een lening van de ouders van de vrouw
van EUR 22.689,01 (50.000 gulden). De vrouw heeft de lening van EUR 22.689,01 onderbouwd door middel van een bankafschrift van de ouders van de vrouw (productie bij schrijven van 1 december 2010). De man heeft de stelling van de vrouw met betrekking tot de lening van het bedrag van EUR 22.689,01 niet met zoveel woorden betwist. Tevens heeft de man niet aangegeven waaraan de lening zou zijn besteed indien die niet ter financiering van het onroerend goed is ingezet. De rechtbank zal dan ook uitgaan van de juistheid van de stelling van de vrouw. De vrouw heeft verder nog gesteld dat de aanschaf van het perceel alsmede de bouw van de woning mede is gefinancierd door middel van een lening van de ouders van de man van EUR 15.882,31 (35.000 gulden). De rechtbank overweegt dat uit de mede door de man ondertekende verklaring van 17 augustus 1994 (productie 5 bij verweerschrift echtscheiding) de lening van EUR 15.882,31 gulden alsmede de door de vrouw gestelde besteding daarvan blijkt.
Partijen hebben niet aangegeven dat er op bovengenoemde leningen is afgelost zodat er met betrekking tot die leningen vanuit moet worden gegaan dat er geen sprake is van eventueel voor verrekening in aanmerking komende bedragen dan wel van vergoedingsrechten.
Met betrekking tot het (hypothecair) krediet 66.19.85.849 staat tussen partijen vast dat die rekening in de loop der tijd als lopende rekening is gebruikt. De rechtbank kan dan ook niet meer vaststellen dat er in verband met die rekening sprake is van voor verrekening in aanmerking komende bedragen.
4.2.3. De man heeft nog - weersproken door de vrouw - gesteld dat de aanschaf van het onroerend goed mede is gefinancierd door middel van privé gelden van de man zodat hij recht heeft op nominale vergoeding van die bedragen. Het zou daarbij gaan om gelden afkomstig van zijn bankrekening 661010017 bij Sparkasse waarop zoals tussen partijen vaststaat vlak voor het huwelijk een bedrag van DM 46.068,72 stond alsmede om geld bestaande uit door hem van zijn ouders ontvangen giften.
De rechtbank overweegt dat de man niet concreet heeft aangegeven laat staan onderbouwd om welk bedrag het dan zou gaan. Verder overweegt de rechtbank dat de man niet consistent is in zijn stellingen hieromtrent daar waar hij in het schrijven van 30 juli 2009 aangeeft dat ten behoeve van de aanschaf van het perceel een hypothecaire geldlening van 100.000 gulden is afgesloten en ter comparitie aangeeft dat de aankoop van de grond is voldaan uit de schenking van de ouders van de man van 100.000 gulden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de man op dit punt niet aan zijn stelplicht heeft voldaan en zal aan de niet onderbouwde stelling voorbij gaan.
4.2.4. Tevens heeft de man nog gesteld dat aflossingen die volgens hem hebben plaats gevonden ten aanzien van het krediet op rekening 66.62.33.721 in de verrekening dan wel verdeling van de woning dienen te worden betrokken.
De rechtbank overweegt dat tussen partijen vast staat dat de geldlening 66.62.33.721 is aangegaan ten behoeve van de aankoop van aandelen MITS Holding B.V., welke inmiddels gefailleerd is.
Genoemde aflossingen kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet in de verrekening dan wel verdeling van de woning worden betrokken vanwege het ontbreken van enige relatie van het aangaan van het krediet met de financiering van de woning.
4.2.5. Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat er op leningen aangegaan ten behoeve van de woning is afgelost dan wel dat ter financiering van het onroerend goed privémiddelen zijn aangewend.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat er met betrekking tot de woning slechts verdeling en niet ook verrekening of vergoedingsrechten aan de orde is.
4.2.6. Zoals uit de leveringsakte (productie 24 bij schrijven van 28 juli 2009) blijkt is het onroerend goed voor 99/100 eigendom van de vrouw en 1/100 eigendom van de man. De vrouw heeft aangegeven dat destijds voor die eigendomsverhouding is gekozen om de vrouw financiële zekerheid te geven aangezien de man over een onderneming beschikte. De woning is nog voor 1% op naam van de man gezet teneinde te garanderen dat de woning niet zonder zijn instemming kon worden verkocht. Volgens de man is voor genoemde eigendomsverhouding gekozen op advies van de notaris ter bescherming tegen zakelijke risico’s maar was het de bedoeling dat het huis aan beiden voor de helft toekwam.
De rechtbank overweegt dat de man die gestelde - door de vrouw weersproken - bedoeling op geen enkele wijze heeft onderbouwd, zodat de rechtbank aan die stelling voorbij zal gaan.
Derhalve dient bij de verdeling te worden uitgegaan van de eigendomsverhouding zoals die in de leveringsakte wordt vermeld.
4.2.7. De rechtbank zal overeenkomstig de zienswijze van partijen beslissen dat de woning verkocht dient te worden door (bemiddeling van) makelaar [de makelaar] tegen een door haar te bepalen marktconforme prijs. Partijen dienen hun medewerking aan de verkoop en levering te verlenen.
Met betrekking tot het te verdelen bedrag overweegt de rechtbank dat van de verkoopopbrengst de kosten en het restant van de hypothecaire geldlening 14.36.19.06 en het nog openstaande bedrag van de leningen van de ouders (inmiddels vader van de vrouw en moeder van de man) van partijen dienen te worden afgetrokken. Wat betreft het (hypothecair) krediet 66.19.85.849 kan niet zonder meer het nog openstaande bedrag worden afgetrokken aangezien die rekening in de loop der tijd als lopende rekening is gebruikt. De rechtbank zal het in verband met die lening af te trekken bedrag vast stellen op het bedrag van de oorspronkelijke lening, zijnde EUR 22.689,01. Het bedrag dat na vorenstaande aftrek resteert - door de rechtbank aangeduid met de letter Z - komt voor verdeling in aanmerking. Op grond van de eigendomsverhouding komt aan de vrouw 99/100 en aan de man 1/100 van Z toe.
4.2.8. Voor zover de leningen en de negatieve saldi van de kredieten niet uit de opbrengst van de woning kunnen worden voldaan zijn partijen in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft voor die (resterende) schulden aansprakelijk.
4.3. Krediet rekening 66.62.33.721
4.3.1. Deze lening is door partijen gezamenlijk aangegaan zodat beiden op grond van het bepaalde in artikel 2 van de huwelijkse voorwaarden in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft aansprakelijk zijn voor het debetbedrag.
4.3.2. Partijen hebben over een weer gesteld dat ieder de door hem of haar na 1 juli 2008 van de rekening opgenomen bedragen voor zijn of haar rekening dient te nemen.
De rechtbank kan uit de stukken het volgende reconstrueren. Door de vrouw is een bedrag van totaal EUR 15.600,00 in verband met het door de man niet betalen van de kinderalimentatie van totaal EUR 1.1019,25 per maand over 2009 opgenomen. De kinderalimentatie waar de vrouw recht op had over 2009 bedroeg 12 x EUR 1.010, 25 = EUR 12.231,00, zodat de vrouw het teveel opgenomen bedrag van EUR 3.369,00 voor haar rekening dient te nemen. De vrouw dient de helft van dat bedrag, zijnde EUR 1.684,50 aan de man te betalen.
Aangezien het betalen van de alimentatie een verplichting van de man betreft dient de man een bedrag van EUR 12.231,00 voor zijn rekening te nemen. De man dient aan de vrouw de helft van dat bedrag, zijnde EUR 6.115,50 te voldoen. De man heeft nog aangegeven dat hij de kinderalimentatie over de maanden januari en februari heeft voldaan. Echter de vrouw heeft door middel van overlegging van het bankafschrift van 13 februari 2009 (productie 5 bij schrijven van 1 april 2011) onderbouwd gesteld dat het door de man onder de noemer alimentatie overgemaakte bedrag van EUR 972,00 niet op rekening van de vrouw maar op de gezamenlijke rekening 66.19.85.849 is gestort. Derhalve kan met die storting in het kader van onderhavig krediet geen rekening worden gehouden.
Verder staat tussen partijen vast dat de vrouw nog een opname van EUR 5.388,92 voor haar rekening dient te nemen. De vrouw dient de helft van dat bedrag, zijnde EUR 2.694,46 aan de man te betalen.
Partijen dienen over en weer steeds de helft van de voor hun rekening komende bedragen aan de ander te voldoen aangezien de andere helft van het bedrag reeds door middel van verdeling van het resterende negatieve saldo bij helfte ten laste van de betrokkene komt.
4.3.3. De man heeft nog - weersproken door de vrouw - aangevoerd dat ter gelegenheid van de voorlopige voorzieningen zou zijn overeengekomen dat de vrouw de aan de woning verbonden lasten voor haar rekening zou nemen alsmede dat daarmee rekening is gehouden bij de vaststelling van de draagkracht van de man. Derhalve zou de vrouw de ter zake daarvan afgeschreven bedragen voor haar rekening moeten nemen.
De rechtbank overweegt dat de stelling van de man geen onderbouwing vindt in de door hem overgelegde pagina van het proces-verbaal van zitting (bijlage 1 bij schrijven van
22 januari 2011) nog daargelaten dat uit hetgeen ter zitting in het kader van de bespreking van mogelijke oplossingen naar voren komt niet zonder meer een toezegging voortvloeit. Tevens blijkt uit de beschikking van 24 december 2008 (productie 3 bij het schrijven van 1 april 2011) geenszins dat daarmede rekening zou zijn gehouden in het kader van de vaststelling van de draagkracht.
4.3.4. De man heeft nog aangevoerd dat op het krediet een bedrag van totaal
EUR 96.709,94 uit stortingen uit de praktijk van de man en schenkingen van de ouders van de man is afgelost. De man heeft niet aangegeven welke rechtsgevolgen aan zijn stelling zouden moeten worden verbonden. Tevens heeft de man ter onderbouwing volstaan met het overleggen van een stapel bankafschriften zonder enige nadere toelichting of aanduiding. Hoewel het niet de taak van de rechtbank is om uit de producties de stellingen van partijen te destilleren heeft de rechtbank desalniettemin ten faveure van partijen een blik op de bankafschriften geworpen. Voor zover de man bedoelt te stellen dat ter zake van de afgeloste bedragen sprake is van een vergoedingsrecht aan zijn zijde kan de rechtbank de man in zijn stelling niet volgen voor zover het inkomsten uit zijn praktijk betreft. Immers hooguit zouden die in aanmerking komen voor verrekening waarbij beide partijen dan recht zouden hebben op de helft van het te verrekenen bedrag, zodat verrekening effectief tot niets zou leiden nu de schuld bij helfte dient te worden gedeeld.
Verder komen uit de bankafschriften stortingen zonder nadere aanduiding naar voren waarvan niet duidelijk is van wie die stortingen afkomstig zijn, zodat niet valt in te zien op grond waarvan die tot een vergoedingsrecht van de man zouden moeten leiden. Verder blijkt nog van een tweetal stortingen van de ouders van de man op 4 oktober 2007 zonder nadere aanduiding en op 3 augustus 2006 met de aanduiding donatie. Zonder nadere toelichting die ontbreekt kunnen deze stortingen op de gemeenschappelijke rekening van partijen niet tot de conclusie leiden dat die alleen ten goede van man dienden te komen.
4.4. Concluderend zal de rechtbank bepalen dat partijen in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft aansprakelijk zijn voor de schuld. De man dient in verband met gedane opnamen aan de vrouw een bedrag van EUR 1.736,54 (EUR 6.115,50 minus EUR 1.684,50 minus EUR 2.694,46) te betalen.
4.5. Krediet 66.19.85.849
4.5.1. Deze lening is door partijen gezamenlijk aangegaan zodat beiden op grond van het bepaalde in artikel 2 van de huwelijkse voorwaarden in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft aansprakelijk zijn voor het debetbedrag.
4.5.2. Partijen hebben over een weer gesteld dat ieder de door hem of haar na 1 juli 2008 van de rekening opgenomen bedragen en op de rekening gedane stortingen voor zijn of haar rekening dient te nemen respectievelijk aan hem of haar ten goede dienen te komen.
Uit de stukken herleidt de rechtbank dat door de man na 1 juli 2008 op deze rekening totaal een bedrag van EUR 1.950,00 (2 x EUR 975,00) is gestort zodat de vrouw de helft van dat bedrag nog aan de man moet betalen. Tevens heeft de vrouw erkend dat de man recht heeft op de teruggave motorrijtuigenbelasting ten bedrag van EUR 342,00 welke op deze rekening is gestort. De vrouw dient de helft van dat bedrag aan de man te voldoen. Resteert door de vrouw aan de man te betalen een bedrag van EUR 1.146,00 (EUR 975,00 plus
EUR 171,00) .
Op hetgeen de vrouw met betrekking tot de maandelijkse inleg van EUR 50,00 ter zake van ‘Gulden Euro’ heeft aangevoerd zal de rechtbank hierna onder 4.7. ingaan.
4.6. Effectenrekening 66.19.85.849
4.6.1. Deze effectenrekening is gekoppeld aan een rekening-courant onder hetzelfde nummer. Partijen zijn het erover eens, dat de effecten worden verkocht en dat de opbrengst op rekening 66.62.33.721 wordt gestort. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
4.7. Beleggingsclub Gulden Euro
4.7.1. In het kader van de verrekening in verband met ‘Gulden Euro’ heeft de man een schrijven van de penningmeester overgelegd waaruit de waarde per 30 juni 2009 blijkt. De vrouw maakt aanspraak op de helft van dit bedrag. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat partijen met betrekking tot ‘Gulden Euro’ 1 juli 2009 als peildatum willen hanteren. De waarde per die datum bedraagt EUR 6.013,90 zodat de man aan de vrouw EUR 3.006,95 moet betalen.
4.7.2. De vrouw heeft onderbouwd (productie 8 bij 1 april 2011) aangevoerd dat vanaf
1 juli 2009 van de rekening 66.19.85.849 een bedrag van EUR 50,00 per maand is betaald ter zake van inleg ‘Gulden Euro’ op naam van de man. Aangezien de baten van de maandelijkse inleg die na de datum van 1 juli 2009 heeft plaats gevonden uitsluitend ten goede van de man komen, dient de man die maandelijkse inleg van EUR 50,00 voor zijn rekening te nemen. Aangezien de helft van die bedragen reeds voor rekening van de man komen in verband met de verdeling van het debetsaldo van genoemde rekening dient de man met ingang van 1 juli 2009 aan de vrouw de helft te betalen van bedragen die (maandelijks) ten behoeve van de inleg in de ‘Gulden Euro’ van de rekening zijn en in de toekomst nog zullen worden afgeschreven.
4.8.1. Deze polis is tot een einde gekomen wegens afloop van de contractsduur waardoor EUR 1.675,04 moest worden bijbetaald. Aangezien de polis op naam van de vrouw staat dient de vrouw dit bedrag ingevolge het bepaalde in artikel 2 van de huwelijkse voorwaarden voor haar rekening te nemen. Dit bedrag is afgeschreven van rekening 66.62.33.721, zodat de vrouw aan de man EUR 837,52 moet betalen (de andere helft komt reeds via de verdeling van het negatieve saldo van de betreffende rekening ten laste van de vrouw).
4.9.1. Partijen zijn het erover eens dat zij de aanslagen over 2007 en 2008 ieder voor de helft en met ingang van 2009 ieder de eigen belastingaanslagen in zijn geheel voor hun rekening nemen. Tevens zijn partijen het erover eens dat de vrouw aan de man nog een bedrag van EUR 236,81 ter zake van Steuerberater dient te betalen.
De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
4.10.1. Dit betreft een vordering van de Sparkasse ingevolge een zakelijke garantstelling door de man. Op grond van het bepaalde in artikel 2 van de huwelijkse voorwaarden komt die schuld voor rekening van de man. Het feit dat de man in overleg met de vrouw verweer tegen de vordering heeft gevoerd in plaats van over te gaan tot betaling vormt geen omstandigheid die afwijking van de huwelijkse voorwaarden rechtvaardigt.
4.11.1. Het betreft verzekeringspolissen 20671862 001 en 20671862 002 op naam van de man. De man heeft aangegeven dat deze polissen buiten de verrekening dienen te blijven. In dat verband heeft hij het volgende aangevoerd. De man is sinds 1 mei 1988 in Duitsland werkzaam. Op grond van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerde volksverzekeringen is hij als gevolg daarvan vanaf 1 mei 1988 niet meer verzekerd voor de AOW en de AWBZ. Hij had destijds kunnen kiezen voor een vrijwillige AOW-verzekering, hetgeen maximaal 10 jaar mogelijk is, maar dat was veel duurder dan een polis bij wijze van oudedagsvoorziening, voorziening bij arbeidsongeschiktheid en voor eventuele AWBZ-voorzieningen. De man heeft toen gekozen voor de AXA-polissen.
4.11.2. De vrouw heeft gesteld dat de polissen wel in de verrekening dienen te worden betrokken. Zij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat zij te zijner tijd weliswaar recht heeft op een volledige AOW uitkering maar dat zij tijdens het huwelijk een zeer bescheiden pensioen heeft opgebouwd. Tevens werken de door de man te betalen premies door in de berekening van de draagkracht van de man in verband met te betalen alimentatie.
4.11.3. De rechtbank overweegt het volgende. De door de man gestelde feiten en genoemde redenen voor het afsluiten van de polissen zijn door de vrouw niet betwist dan wel uitdrukkelijk erkend, zodat de rechtbank daarvan als vaststaand tussen partijen uit zal gaan. De volksverzekeringen zoals de AOW waarborgen een in beginsel voor iedere Nederlander gelijke uitkering onafhankelijk van de hoogte van de afgedragen premie of het verdiend inkomen met als bijzonderheid dat de uitkeringen onvervreemdbaar zijn en bij echtscheiding worden gescheiden en gedeeld in die zin dat de gescheiden echtgenoten, ongeacht hun voormalig huwelijksgoederenregime, elk hun eigen uitkering ontvangen. Hieruit volgt dat de aan die volksverzekeringen ontleende rechten moeten worden aangemerkt als zodanig aan de persoon van de rechthebbende verbonden dat zij buiten de verrekening vallen. Aangezien de uit de polissen voortvloeiende uitkeringen dienen ter vervanging van niet opgebouwde AOW en (eventueel) verstrekkingen op grond van de AWBZ is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien hiervan dezelfde redenering dient te worden gevolgd zodat de polissen buiten de verrekening vallen.
4.12. Falcon levenpolissen
4.12.1. Deze polissen betreffen een spaarplan voor de kinderen. De verzekering staat op naam van de man. De rechtbank zal bepalen dat de uit die verzekering voortkomende baten aan de kinderen van partijen ten goede dienen te komen.
4.13.1. Het Aegon spaarplan staat op naam van de kinderen zodat dit geen onderdeel van de verdeling of de verrekening vormt. De rechtbank zal het spaarplan buiten beschouwing laten.
4.14. Vergoeding gemaakte kosten
4.14.1. De man heeft in het schrijven van 6 september 2010 onder verwijzing naar de daarbij overgelegde productie 18 nog aangevoerd dat de vrouw aan de man nog een bedrag van EUR 972,20 dient te betalen ter zake van door hem ten behoeve van de vrouw voldane kosten. De rechtbank constateert dat genoemde productie aanschrijvingen tot betaling en acceptgiro’s bevat welke betrekking hebben op de periode maart tot en met juli 2009. Van enige betaling door de man is echter niet gebleken zodat de rechtbank het verzoek zal afwijzen.
4.14.2. De vrouw heeft (uiteindelijk) een bedrag van EUR 113,46 betaald in verband met de verzekering van de auto Opel Zafira in gebruik bij de man zodat de man dat bedrag aan de vrouw moet betalen.
4.15.1. De man heeft gesteld dat hij recht heeft op vergoeding van een bedrag van
EUR 46.068,42 zijnde het bedrag dat vlak voor het huwelijk op zijn rekening 66.10.16.238 bij Sparkasse in Duitsland stond. Partijen zijn het erover eens dat dit bedrag op grond van de huwelijkse voorwaarden aan de man als privégeld toekwam.
De rechtbank overweegt dat genoemd bedrag alleen nog aan de man zou toekomen indien dat bedrag nog aanwezig zou zijn. Echter wanneer dat bedrag niet meer aanwezig is zoals in het onderhavige geval - de bankrekening is in 1999 opgeheven - heeft de man alleen recht op betaling van (een deel van) dat bedrag door de vrouw voor zover dat bedrag (mede) ten behoeve van de vrouw zou zijn besteed. Echter de man heeft, anders dan dat het bedrag besteed zou zijn aan de woning hetgeen zoals hiervoor onder 4.2.3. overwogen niet is komen vast te staan, niet gesteld laat staan onderbouwd dat daarvan sprake is. Derhalve ontbreekt een rechtsgrond voor de gevraagde vergoeding.
4.15.2. Hetzelfde geldt voor het van mevrouw [S] ontvangen bedrag van
DM 20.000,00 nog daargelaten dat uit het overmaken van dat bedrag op de gezamenlijke rekening 661.016.238 bij Sparkasse (productie 8 bij schrijven van 23 juli 2009) niet valt te concluderen dat het hier een schenking aan alleen de man zou betreffen.
4.15.3. Hetzelfde geldt voor eventueel door de man van zijn ouders ontvangen giften. Tussen partijen staat nog wel vast dat de moeder van de man in 1994 de keuken ten bedrage van EUR 9.075,00 (20.000 gulden) heeft betaald. Nog daargelaten dat die keuken inmiddels als afgeschreven dient te worden beschouwd kan uit het enkele betalen van de keuken niet worden geconcludeerd dat deze betaling alleen ten gunste van de man diende te komen.
4.15.4. Concluderend zal de rechtbank het verzoek afwijzen.
4.16.1. De vrouw heeft onweersproken gesteld dat de waarde van de Opel Corsa in gebruik bij de vrouw nagenoeg gelijk is aan de waarde van de Opel Zafira in gebruik bij de man zodat ter zake daarvan niets verrekend hoeft te worden.
De rechtbank zal de Opel Corsa toedelen aan de vrouw en de Opel Zafira aan de man alsmede het bedrag ter zake van overbedeling op nihil stellen.
4.17.1. Allereerst overweegt de rechtbank dat de man de door hem gestelde eigendom van een aantal goederen niet heeft onderbouwd zodat de rechtbank ingevolge het bepaalde in artikel 6 van de huwelijkse voorwaarden uit zal gaan van gemeenschappelijke eigendom. Verder is de rechtbank van oordeel dat de goederen die bij de kinderen van partijen in gebruik zijn ten behoeve van hen aan de vrouw dienen te worden toebedeeld, aangezien de kinderen overwegend bij de vrouw verblijven.
4.17.2. De man en de vrouw hebben beiden voorstellen tot verdeling gedaan. Na het voorstel van de vrouw (productie 1 bij schrijven van 24 januari 2011) bestond er nog onenigheid over een aantal zaken. De man heeft op genoemd voorstel nog wat wijzigingen voorgesteld, waarop de vrouw heeft aangegeven (in het kader van het treffen van een regeling) akkoord te kunnen gaan met een aantal door de man voorgestelde wijzigingen.
De rechtbank acht de voorgestelde verdeling na mutatie conform de voorgestelde wijzigingen daarop gezien de hoeveelheid en aard van de goederen redelijk zodat de rechtbank de verdeling overeenkomstig zal vaststellen.
Dit betekent dat aan de man worden toebedeeld de goederen welke op genoemde productie 1 als aan hem toekomend staan vermeld. Verder zal de rechtbank aan de man toedelen de rode bank, de cd’s en de cassettes, het bronzen kunstwerk van mevrouw [K], de helft van de wijnvoorraad, de helft van de fototoestellen met toebehoren, de helft van de slaapzakken, de helft van de luchtbedden en weekendtassen, het zwembad onder voorwaarde dat na uitgraven het daardoor ontstane gat wordt opgevuld, de playstation, zijn studieboeken en vakliteratuur.
De overige goederen zullen aan de vrouw worden toebedeeld.
4.17.3. De man heeft nog aanspraak gemaakt op een bedrag van EUR 5.000,00 omdat de goederen in de periode dat partijen feitelijk gescheiden hebben geleefd in waarde zijn gedaald, terwijl hij niet de beschikking heeft gehad over die goederen.
Allereerst overweegt de rechtbank dat de man het gevorderde bedrag van EUR 5.000,00 op geen enkele wijze heeft onderbouwd zodat op grond daarvan al het verzoek dient te worden afgewezen. Verder overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat partijen niet eerder tot een (gedeeltelijke) verdeling van de roerende goederen hadden kunnen overgaan zodat de man mede debet is aan het tijdsverloop.
4.18.1. Aangezien partijen gewezen echtelieden zijn zal de rechtbank de proceskosten aldus compenseren, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.19. De rechter door wie de mondelinge behandeling is gehouden, heeft deze beschikking niet geven om organisatorische redenen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. bepaalt dat het onroerend goed van partijen staande en gelegen aan de [adres] te [plaats] zal worden verkocht door (bemiddeling van) makelaar [de makelaar] te [plaats] voor een door die makelaar te bepalen marktconforme prijs,
5.2. veroordeelt partijen tot het verlenen van hun medewerking aan de onder 5.1. genoemde verkoop inclusief levering,
5.3. deelt 99/100 van Z (zoals omschreven onder 4.2.7.) toe aan de vrouw en 1/100 van Z toe aan de man,
5.4. bepaalt dat partijen de schuld ING Bank 14.36.19.06, de schuld ING Bank 66.19.85.849, de schuld ING Bank 66.62.33.721, de schuld aan de (inmiddels) vader van de vrouw (oorspronkelijk EUR 22.689,01), de schuld aan de (inmiddels) moeder van de man (oorspronkelijk EUR 15.882,31) ieder voor de helft voor hun rekening nemen,
5.5. veroordeelt de man ter zake van de ING Bank rekening 66.62.33.721 tot betaling aan de vrouw van een bedrag van EUR 1.736,54,
5.6. veroordeelt de vrouw ter zake van de ING Bank rekening 66.19.85.849 tot betaling aan de man van een bedrag van EUR 1.146,00,
5.7. veroordeelt partijen tot verkoop en levering van de effecten op effectenrekening 66.19.85.849,
5.8. veroordeelt partijen tot het overmaken van de opbrengst van de onder 5.7. genoemde verkoop en levering op ING Bank rekening 66.62.33.721,
5.9. bepaalt dat de man de schuld aan Sparkasse Krefeld betrekking hebbende op een garantstelling voor zijn rekening neemt,
5.10. veroordeelt de vrouw ter zake van de Dexia polis tot betaling aan de man van een bedrag van EUR 837,52,
5.11. bepaalt dat de uit de Falcon Levenpolissen voortkomende baten aan de kinderen van partijen ten goede komen,
5.12. bepaalt dat partijen de belastingaanslagen over 2007 en 2008 ieder voor de helft en met ingang van 2009 ieder de eigen belastingaanslagen in zijn geheel voor hun rekening nemen,
5.13. veroordeelt de vrouw ter zake van Steuerberater tot betaling aan de man van een bedrag van EUR 236,81,
5.14. veroordeelt de man ter zake van de beleggingsclub Gulden Euro tot betaling aan de vrouw van een bedrag van EUR 3.006,95,
5.15. bepaalt dat de man de maandelijkse inleg voor de beleggingsclub Gulden Euro met ingang van 1 juli 2009 voor zijn rekening neemt,
5.16. veroordeelt de man tot betaling met ingang van 1 juli 2009 van de helft van de onder 5.14. bedoelde inleg voor zover het daarmee gepaard gaande bedrag van een gezamenlijke rekening van partijen is of zal worden voldaan,
5.17. veroordeelt de man ter zake van de verzekering met betrekking tot de Opel Zafira tot betaling aan de vrouw van een bedrag van EUR 113,46,
5.18. deelt aan de man toe de goederen die als voor hem bestemd op productie 1 bij schrijven van 24 januari 2011 staan vermeld alsmede de Opel Zafira alsmede de rode bank, de cd’s en de cassettes, het bronzen kunstwerk van mevrouw [K], de helft van de wijnvoorraad, de helft van de fototoestellen met toebehoren, de helft van de slaapzakken, de helft van de luchtbedden en weekendtassen, het zwembad onder voorwaarde dat na uitgraven het daardoor ontstane gat wordt opgevuld, de playstation, zijn studieboeken en vakliteratuur,
5.19. deelt aan de vrouw toe de goederen voor zover die niet onder 5.16. zijn vermeld,
5.20. verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.21. compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.22. wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.C.M. Bomans en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2011.?