ECLI:NL:RBROE:2011:BT2071

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
12 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 11/278
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.M.J.A. barones van Hövell tot Westerflier Dassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de hoogte van de proceskostenvergoeding voor taxatiewerkzaamheden

In deze zaak is in geschil de hoogte van de vergoeding van de kosten van een taxatierapport. De rechtbank Roermond heeft op 12 september 2011 uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Horst aan de Maas. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van 14 januari 2011, waarin de waarde van zijn onroerende zaak was vastgesteld op € 235.000,=, na een eerdere vaststelling van € 261.000,=. Eiser betwistte de hoogte van de proceskostenvergoeding die hem was toegekend in verband met de taxatiekosten. De rechtbank oordeelde dat het door de taxateur gehanteerde uurtarief van € 78,50 excl. BTW niet onredelijk was, ondanks het standpunt van verweerder dat een lager tarief van € 50,= incl. BTW redelijker zou zijn. De rechtbank overwoog dat de aard van de werkzaamheden en de inhoud van het taxatierapport bepalend zijn voor de hoogte van de vergoeding. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het de vergoeding van de taxatiekosten betreft en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 326,95 aan taxatiekosten en € 218,50 aan proceskosten, alsook het griffierecht van € 41,= aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 11 / 278
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2011 in de zaak tussen
[eiser] te Weert, eiser
(gemachtigde: mr. M.B.A.C. Hasselman),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Horst aan de Maas, verweerder
Procesverloop
Bij besluit van 31 maart 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ), de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres], te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2009 vastgesteld op € 261.000,= voor het tijdvak 1 januari 2010 tot 1 januari 2011.
Bij besluit van 14 januari 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder de waarde verlaagd tot een bedrag van € 235.000,=. In de uitspraak op bezwaar heeft verweerder eiser verder een vergoeding toegekend in verband met gemaakte proceskosten.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Beide partijen hebben de rechtbank schriftelijk toestemming gegeven om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:57 van de Awb de behandeling ter zitting achterwege te laten, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten en de uitspraak heeft bepaald op heden.
Geschil en beoordeling
1. De rechtbank dient te boordelen of het bestreden besluit van 14 januari 2011 op het punt van de proceskostenvergoeding, in het bijzonder ten aanzien van de vergoeding van de kosten van het taxatierapport, de rechterlijke toets kan doorstaan.
2. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder hem een te lage vergoeding heeft toegekend voor de door eiser in bezwaar gemaakte kosten in verband met het inschakelen van een taxateur. Aangezien er sprake is van werkzaamheden waarvoor specifieke kennis aanwezig moet zijn, is de vergoeding die door de taxateur wordt gevraagd van € 78,50,= excl. BTW redelijk, aldus eiser.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser verwezen naar jurisprudentie.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat een uurtarief van € 50,= incl. BTW voor de taxatiewerkzaamheden redelijk is. Verweerder heeft in dit verband eveneens verwezen naar jurisprudentie waaronder een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 23 maart 2011 (LJN: BQ0621) waarin is geoordeeld dat een vergoeding van € 50,= incl. BTW redelijk is aangezien de werkzaamheden die door de taxateur waren verricht, niet van wetenschappelijk of bijzondere aard zijn. Verweerder heeft voorts gesteld dat er voor taxatiewerkzaamheden weliswaar specialistische kennis is vereist, maar dit maakt niet dat de werkzaamheden wetenschappelijk of bijzondere aard zijn. Daarbij is van belang dat de taxatie van het onderhavige object een standaard taxatie betreft en wellicht achter het bureau is uit te voeren. Mocht het waarderen van het object wel bijzonder zijn, dan zal dat tot uitdrukking komen in de uren, aldus verweerder. Gelet op het voorgaande is het thans gehanteerde tarief in de beslissing op bezwaar van € 59,90,= incl. BTW niet te laag.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Awb worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende, voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
6. Ingevolge artikel 8:75 van de Awb is de rechtbank bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank, en van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
7. Voor zover hier van belang blijkt uit artikel 1, onder b, van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht (Bpb) dat een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb en artikel 8:75 van de Awb ook betrekking kan hebben op kosten die zijn gemaakt voor een deskundige die een verslag aan een van partijen heeft uitgebracht.
8. De rechtbank overweegt, onder verwijzing naar artikel 1, onder b, van het Bpb, dat niet in geschil is dat taxateur C.R. Bihari als deskundige in de zin van het Bpb is aan te merken, zodat de kosten voor het onderhavige taxatierapport voor vergoeding in aanmerking komen. Aangezien in het Besluit proceskostenvergoeding bestuursrecht geen bepaling is opgenomen omtrent tarieven, dient aansluiting te worden gezocht bij artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken waarin is bepaald dat voor werkzaamheden, waarvoor geen speciaal tarief is bepaald, geldt dat, naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzonde aard zijn, een tarief van ten hoogste
€ 81,23,= per uur wordt vergoed. Voor taxatiewerkzaamheden is geen speciaal tarief bepaald zoals hiervoor bedoeld.
9. Blijkens de overgelegde factuur van de taxateur heeft de taxateur € 78,50,= excl. BTW per uur in rekening gebracht. De rechtbank acht, gelet op de inhoud van het overgelegde taxatierapport en de aard van de verrichte werkzaamheden, dit tarief niet onredelijk.
Daar waar verweerder heeft betoogd dat het slechts een eenvoudige taxatie betreft van een appartement met berging en niet een taxatie van een bijzonder (bedrijfs)object, is de rechtbank van oordeel dat dit verschil tot uitdrukking zal komen in het aantal te declareren uren. Het aantal gedeclareerde uren is evenwel in het onderhavige geval niet in geschil. Gelet hierop komt aan eiser ter zake van de rapportage van de taxateur een vergoeding toe van 3,5 maal € 78,50,= zijnde € 274,75,= toe.
Dit bedrag moet nog worden verhoogd met de door eiser aan de geraadpleegde deskundige verschuldigde BTW van 19 % aangezien eiser deze niet kan verrekenen.
De rechtbank leidt uit een circulaire van de Minister van Justitie van 23 juli 2008 (kenmerk 5556755) af dat verhoging van het maximale uurtarief voor deskundigen zoals psychologen en psychiaters met de verschuldigde BTW mogelijk is en vermag niet in te zien dat die verhoging bij andere deskundigen niet zou kunnen. Het totale bedrag bedraagt op grond van het vorenstaande derhalve € 326,95,=.
10. Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank het bestreden besluit van
14 januari 2011 vernietigen, voor zover daarbij is geweigerd de door eiser gemaakte taxatiekosten te vergoeden. De rechtbank zal met gebruikmaking van haar bevoegdheid ex artikel 8:72, vierde lid, van de Awb bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel het bestreden besluit. Derhalve dient verweerder aan eiser te vergoeden een bedrag van € 326,95,= aan taxatiekosten die redelijkerwijze tijdens de bezwaarfase door eiser zijn gemaakt.
11. Op grond van het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb acht de rechtbank verder termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep, een en ander overeenkomstig de normen van het Bpb. Aan eiser is door een derde (mr. Hasselman) beroepsmatig rechtsbijstand verleend. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen van deze rechtsbijstandverlening wordt één punt (voor het beroepschrift), met een waarde van € 437,00,= toegekend. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op licht, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor 0,5. Verweerder zal dan ook ten aanzien van deze procedure worden veroordeeld in de proceskosten ad € 218,50,=.
12. Nu niet is gebleken van een toevoeging, dient het bedrag van de proceskosten aan eiser te worden betaald.
13. De rechtbank bepaalt verder dat verweerder aan eiser het door of namens hem betaalde griffierecht ad € 41,= dient te vergoeden.
14. Mitsdien wordt als volgt beslist.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 14 januari 2011, voor zover daarbij is geweigerd de door eiser redelijkerwijs gemaakte taxatiekosten te vergoeden en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser in de bezwaarfase ten bedrage van € 326,95,= (voor taxatiewerkzaamheden);
- veroordeelt verweerder in de kosten van beroepsprocedure bij de rechtbank, aan de zijde van eiser begroot op € 218,50,= (wegens kosten rechtsbijstand), te betalen aan eiser;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door of namens hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 41,= volledig vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M.J.A. barones van Hövell tot Westerflier Dassen, rechter, in aanwezigheid van S.A.J. Monnens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2011.
w.g. S.A.J. Monnens,
griffier w.g. mr. L.M.J.A. barones van Hövell tot Westerflier Dassen,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 12 september 2011.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.
Partijen kunnen ook beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Dit is echter alleen mogelijk indien de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.