ECLI:NL:RBROE:2012:4765

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
13 juli 2012
Publicatiedatum
28 september 2013
Zaaknummer
AWB 12 / 444
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • A.W.P. Letschert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen herziening en terugvordering kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 13 juli 2012 uitspraak gedaan in een beroep tegen de herziening en terugvordering van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst Toeslagen. Eiseres, een moeder die kinderopvangtoeslag had aangevraagd voor het jaar 2008, was het niet eens met de beslissing van de Belastingdienst om de definitieve berekening van de toeslag te verlagen en een bedrag terug te vorderen. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst ten onrechte had gesteld dat de betalingen voor de gastouderopvang uitsluitend in 2008 moesten plaatsvinden. De rechtbank wees erop dat de wet spreekt over 'te betalen kosten' en niet over 'betaalde kosten', en dat er geen wettelijke beperking is voor de termijn van betaling van de opvangkosten. Eiseres had de kosten voor de gastouderopvang wel degelijk gemaakt, ook al waren de betalingen pas in 2009 gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de Belastingdienst en herstelde de oorspronkelijke beslissing, waarbij rekening werd gehouden met de kosten van de gastouderopvang en de opvang in het kindercentrum. Tevens werd de Belastingdienst veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK Roermond

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12 / 444

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2012 in de zaak tussen

[Naam 1], te [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: H.J. van de Vijfeijke),
en

de Belastingdienst Toeslagen, kantoorhoudende te Utrecht, verweerder,

Procesverloop

Bij besluit van 31 mei 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder een beslissing genomen over de definitieve berekening van de kinderopvangtoeslag over het jaar 2008.
Bij besluit van 20 februari 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld
Op 15 maart 2012 heeft verweerder de berekening van de kinderopvangtoeslag 2008 herzien. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt. Op 25 april 2012 heeft verweerder het bezwaarschrift doorgestuurd naar de rechtbank.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2012. Eiseres is verschenen bij haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2].

Overwegingen

1.
Op 23 mei 2008 heeft eiseres bij verweerder een aanvraag kinderopvangtoeslag 2008 ingediend. Verweerder heeft eiseres bij wijze van voorschot over het berekeningsjaar 2008 € 11089,00 toegekend. Bij het primaire besluit heeft verweerder de kinderopvangtoeslag 2008 definitief vastgesteld op € 6898,00. Verweerder heeft tevens de over 2008 te veel toegekende voorschotten à € 4191,00 teruggevorderd. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
2.
In het besluit op bezwaar heeft verweerder het eerder ingenomen standpunt gehandhaafd. Uit onderzoek naar aanleiding van de door eiseres overgelegde bankafschriften en jaaropgaven heeft verweerder geconstateerd dat de betalingen inzake gastouderopvang 2008 door eiseres zijn voldaan in januari en oktober 2009. Omdat deze betalingen na het verstrijken van het berekeningsjaar zijn voldaan, heeft verweerder deze niet kunnen accepteren als betalingen ten behoeve van de kinderopvang in 2008. Met de overgelegde bewijsstukken heeft eiseres volgens verweerder niet aangetoond dat er daadwerkelijk kosten voor deze kinderopvang zijn gemaakt. Omdat eiseres geen geldige bewijzen van betaling heeft overgelegd, waaruit tevens blijkt dat de eigen bijdrage is betaald, is niet voldaan aan de voorwaarden voor toekenning van kinderopvangtoeslag. Dit betekent, zo stelt verweerder, dat eiseres geen recht heeft op kinderopvangtoeslag voor de genoten gastouderopvang in 2008 en dat de reeds ontvangen toeslag hiervoor dient te worden terugbetaald.
3.
Eiseres voert in beroep aan dat de oppaskosten over het jaar 2008 ten aanzien van de gastouder conform de gastouderovereenkomst zijn betaald, nadat zij de kinderopvangtoeslag had ontvangen. De toeslag is op 29 november 2008 toegekend en eind december 2008 uitbetaald. Hierna heeft eiseres de betalingen voor de kinderopvang gedaan. Verweerder gaat er volgens eiseres ten onrechte van uit dat er in 2008 geen sprake is van oppaskosten voor de gastouderopvang.
4.
Hierna heeft verweerder bij besluit van 15 maart 2012 de eerder definitief vastgestelde kinderopvangtoeslag herzien, waarbij rekening is gehouden met nieuwe gegevens. De kinderopvangtoeslag 2008 was eerder vastgesteld op € 6898,00 en is in het herziene besluit vastgesteld op € 3715,00. Eiseres dient € 3183,00 terug te betalen.
5.
Gelet op het bepaalde in de artikelen 6:18 en 6:19 van de Awb wordt het beroep van eiseres geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 15 maart 2012.
6.
De rechtbank overweegt dat verweerder het besluit van 20 februari 2012 heeft vervangen door het besluit van 15 maart 2012. Het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 20 februari 2012 dient vanwege het vervallen van het procesbelang niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.
Met betrekking tot het beroep, gericht tegen het besluit van 15 maart 2012, overweegt de rechtbank als volgt.
8.
Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko), zoals deze wet luidde ten tijde hier van belang en voor zover hier van belang, is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir), met uitzondering van artikel 49, van toepassing.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wko, voor zover hier van belang, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk, indien het betreft gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Wko, zoals dit gold ten tijde hier van belang, is de hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk van:
a. de draagkracht, en
b. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1° het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2° de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3° de soort kinderopvang.
Ingevolge artikel 52 van de Wko geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Awir, verstrekken een belanghebbende, een partner en een medebewoner de Belastingdienst/Toeslagen desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
9.
Uit artikel 18 van de Awir, gelezen in samenhang met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wko, volgt dat degene die kinderopvangtoeslag ontvangt, moet kunnen aantonen dat hij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt en wat de hoogte is van deze kosten.
10.
De rechtbank overweegt dat eiseres gebruik heeft gemaakt van kinderopvang door een gastouder en door Kindercentrum [*] te [plaatsnaam]. De opvangkosten van het Kindercentrum [*] staan niet ter discussie.
11.
Gelet op de overgelegde overeenkomst heeft de gastouderopvang plaatsgevonden met ingang van 1 juni 2008. Uit de gastouderovereenkomst tussen het Gastouderbureau [**] en de gastouder en de vraagouder, zijnde eiseres, blijkt onder meer dat de gastouder de oppasvergoeding maandelijks vooraf in rekening brengt bij de vraagouder, die de vergoeding per omgaande betaalt. Uit de overgelegde rekeningafschriften van eiseres en de gastouder blijkt dat het betalingsverkeer wordt geregeld door Gastouderbureau [**]. De kosten voor het gastouderbureau bedragen blijkens de overeenkomst maximaal € 100,00 per maand en komen voor rekening van de gastouder. Deze kosten worden maandelijks automatisch geïncasseerd bij de gastouder, waarvoor deze toestemming verleent door middel van het ondertekenen van de overeenkomst.
12.
De door eiseres overgelegde bankafschriften van eiseres en de gastouder laten zien dat de betalingen voor oppaskosten met betrekking tot de gastouderopvang over 2008, afgezien van het tijdstip van betaling, hebben plaatsgevonden op de wijze zoals die in de gastouderovereenkomst is voorzien. Uit de overgelegde bankafschriften blijkt dat de betalingen met betrekking tot de maanden juli tot en met december 2008 in januari 2009 hebben plaatsgevonden en dat de betaling met betrekking tot juni 2008 in oktober 2009 heeft plaatsgevonden. Gelet op het feit dat de toeslag over 2009 volgens eiseres eerst eind december 2009 is uitbetaald, hetgeen door verweerder ter zitting is bevestigd, acht de rechtbank de verklaring van eiseres dat zij daarom niet meer in 2008 tot betaling is overgaan maar direct in januari 2009, te weten 7 januari 2009, plausibel. Dat de betaling van de opvangkosten over juni 2008 pas in oktober 2009 heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank minder voor de hand liggend, maar is gelet op de uitleg van de gemachtigde van eiseres ter zitting dat er in de administratie iets fout was gegaan alsmede mede gelet op de situatie, waarin eiseres verkeerde, niet onbegrijpelijk te achten.
13.
Nu in artikel 5 van de Wko wordt gesproken over te betalen kosten en niet over betaalde kosten, noch anderszins een beperking is opgenomen met betrekking tot de termijn van betaling van de opvangkosten, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de betaling van de gastouderopvang over 2008 door eiseres uitsluitend in 2008 diende te geschieden.
14.
Gelet op het vorengaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres met de overgelegde rekeningafschriften niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de gastouder heeft betaald voor de oppaswerkzaamheden en daardoor kosten van kinderopvang in 2008 heeft gemaakt. De overgelegde rekeningafschriften laten, gespecificeerd naar maand, zien dat eiseres voor de gastouderopvang heeft betaald aan Gastouderbureau [**], en dat dit bureau hetzelfde bedrag op de rekening van de gastouder heeft overgemaakt en dat de kosten voor het gastouderbureau à € 100,00 per maand automatisch bij de gastouder zijn geïncasseerd. De rechtbank ziet hierin voldoende ondersteunende gegevens voor het oordeel dat eiseres over 2008 zelf kosten van kinderopvang heeft gemaakt
.
15.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt en het beroep gegrond dient te worden verklaard.
Tevens ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit van 31 mei 2011 te herroepen en te bepalen dat vanaf 1 juni 2008 kinderopvangtoeslag wordt toegekend waarbij rekening wordt gehouden met de kosten van de gastouderopvang en de opvang in het kindercentrum.
16.
Gelet op de gegrondverklaring van het beroep veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 874,00. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen worden twee punten toegekend. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op gemiddeld, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor 1.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep, gericht tegen het besluit van 20 februari 2012, niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep, gericht tegen het besluit van 15 maart 2012, gegrond en vernietigt het bestreden besluit van 15 maart 2012;
  • herroept het primaire besluit van 31 mei 2011 en bepaalt dat bij de berekening van de kinderopvangtoeslag met ingang van 1 juni 2008 rekening wordt gehouden met de kosten van gastouderopvang en de opvang in het kindercentrum;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 42,00 aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 874,00, te betalen aan eiseres;
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.P. Letschert, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.M. van Utteren-Hoving, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
13 juli 2012.
w.g. mr. M.M. van Utteren-Hoving,
griffier
w.g. mr. A.W.P. Letschert,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 13 juli 2012

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.