In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Roermond op 11 juli 2012 uitspraak gedaan in een zaak waarin de eiser, [eisende partij, gedaagde in verzet], een vordering heeft ingesteld tegen de gedaagde, [gedaagde partij, eiser in verzet], met betrekking tot een vaststellingsovereenkomst die op 28 januari 2008 was gesloten. De eiser vorderde terugbetaling van een geïnvesteerd bedrag van € 27.500.000,00, dat hij had overgemaakt naar een bankrekening van SPG Inc. in Basel, Zwitserland, en dat vervolgens was verdwenen. De gedaagde heeft zich in verzet gesteld tegen een eerder verstekvonnis van 22 september 2010, waarin hij was veroordeeld tot betaling aan de eiser.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de gedaagde zich beroept op vernietigbaarheid van de vaststellingsovereenkomst, omdat hij onder druk en bedreiging zou hebben getekend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het beroep op vernietiging niet kan slagen, omdat de gedaagde niet voldoende heeft onderbouwd dat hij door bedreiging is bewogen tot het sluiten van de overeenkomst. De rechtbank heeft ook overwogen dat de gedaagde niet eerder dan 10 augustus 2011 op vernietiging heeft geclaimd, waardoor de vordering mogelijk is verjaard.
De rechtbank heeft de vordering van de eiser toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 25.387.153,20, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 maart 2008. Daarnaast is de gedaagde in de proceskosten veroordeeld. De rechtbank heeft het eerdere verstekvonnis vernietigd en de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij de gedaagde de gelegenheid heeft gekregen om zijn verweer te voeren. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 juli 2012.