ECLI:NL:RBROE:2012:BV2264

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
19 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/22 R
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling ondanks eerdere toepassing binnen de termijn van tien jaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 19 januari 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) door verzoeker, die eerder in een schuldsaneringsregeling heeft gezeten. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in 2007 een schone lei heeft gekregen, maar dat hij sindsdien opnieuw in financiële problemen is geraakt door nieuwe schulden die niet aan hem zijn toe te rekenen. De rechtbank overweegt dat de wetgever met de nieuwe toegangsregeling tot de WSNP strenge toelatingsvoorwaarden heeft geformuleerd, maar dat er ook rekening moet worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van het geval. Verzoeker heeft aangetoond dat hij te goeder trouw heeft geprobeerd om met zijn schuldeisers tot een schikking te komen, maar dat dit niet is gelukt. De rechtbank concludeert dat verzoeker saneringsrijp is en dat de bijzondere omstandigheden in zijn geval rechtvaardigen dat hij wordt toegelaten tot de schuldsanering, ondanks het feit dat hij eerder binnen de tien jaar een schuldsaneringsregeling heeft gehad. De rechtbank spreekt de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uit en benoemt een rechter-commissaris en bewindvoerder. Tevens worden er maatregelen getroffen met betrekking tot de financiële situatie van verzoeker, waaronder het opheffen van beslag op zijn loon en het toekennen van een voorschot op het salaris van de bewindvoerder. Deze uitspraak benadrukt het belang van de toegankelijkheid van de schuldsaneringsregeling voor schuldenaren die oprecht en actief naar oplossingen hebben gezocht voor hun schuldenproblematiek.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
insolventienummer: 12/22 R
nummer verklaring: ROE0111100755
Vonnis van 19 januari 2012
in de zaak van
[verzoeker],
wonende: [adres], [woonplaats],
verzoeker.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Verzoeker heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
1.2. Verzoeker is gehoord ter terechtzitting van 19 januari 2012. Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd dat hij reeds eerder in een schuldsaneringsregeling heeft gezeten en dat deze schuldsaneringsregeling op 24 januari 2007 is beëindigd met een schone lei. De rechtbank heeft toentertijd bij het toekennen van de schone lei mede in aanmerking genomen dat verzoeker zeer slecht was begeleid door het bewindvoerderskantoor, waardoor nadien nog schulden bleken te bestaan. Het bestaan van deze schulden heeft ertoe geleid dat verzoeker niet daadwerkelijk met een schone lei is kunnen beginnen. De nieuwe – tijdens de schuldsanering ontstane – schulden dienden te worden voldaan aangezien zij niet onder de schone lei verklaring vielen, terwijl het inkomen van verzoeker niet voldoende was om deze schulden opnieuw op te vangen. Verzoeker is vervolgens opnieuw geconfronteerd met betalingsproblemen. Verzoeker heeft een tweejarige opleiding gevolgd tot beveiliger doch heeft deze opleiding nog niet kunnen afsluiten met een positieve examenuitslag. Zijn partner heeft full-time gewerkt doch is door een gewapende overval in conflict gekomen met haar werkgever – die meende dat zij meer had moeten doen om de overvaller te verwijderen – waardoor haar contract niet is verlengd. Zij staat op dit moment nog steeds onder behandeling van het Riagg en inmiddels wordt er omgezien naar een reintegratietraject. In 2010 is wederom beschermingsbewind aangevraagd en verkregen en dit maal verloopt dat redelijk goed. Verzoeker heeft een beroep gedaan op de hardheidsclausule van artikel 288 lid 3 Fw nu hij te goeder trouw is en oprecht en actief heeft getracht met de schuldeisers tot een schikking te komen, helaas tevergeefs. één schuldeiser heeft negatief gereageerd en de overige hebben, ondanks sommatie, niets laten horen.
1.3. De rechtbank oordeelt als volgt. Ingevolge artikel 288 lid 2 aanhef en onder d Fw moet een verzoek afgewezen worden indien minder dan tien jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, ten aanzien van de schuldenaar de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest, tenzij deze toepassing is beëindigd op grond van artikel 350, derde lid onder a of b Fw of op grond van artikel 350, derde lid onder d Fw, om redenen die de schuldenaar niet waren toe te rekenen.
1.4. Gebleken is dat verzoeker de wettelijke schuldsaneringsregeling op 24 januari 2007 is geëindigd met toekenning van de zogenoemde schone lei zodat in beginsel voornoemd artikel 288 lid 2 aanhef en onder d Fw van toepassing is. Op deze regel maakt de wetgever slechts enkele uitzonderingen. Eén daarvan verwijst naar artikel 350, lid 3 sub d Fw: wanneer de (eerdere) schuldsaneringsregeling tussentijds is beëindigd wegens het ontstaan of onbetaald laten van nieuwe, bovenmatige schulden om redenen die de schuldenaar niet kunnen worden toegerekend. De rechtbank is van oordeel dat artikel 288 lid 2 sub d Fw zich ook uitstrekt tot het geval dat het niet om een tussentijdse beëindiging, doch om een reguliere beëindiging van de schuldsaneringsregeling met toekenning van de schone lei gaat en er nadien bovenmatige nieuwe schulden zijn ontstaan die de schuldenaar niet zijn toe te rekenen.
1.5. De rechtbank komt daartoe op grond van het volgende. De in de wet van 24 mei 2007 (Stbl. 192) neergelegde nieuwe toegangsregeling tot de wettelijke schuldsaneringsregeling beoogt zoveel mogelijk het juiste midden te houden tussen twee uitgangspunten. Enerzijds is daar het uitgangspunt van het formuleren van strenge toelatingscondities, beheersing van de toenemende instroom en daarmee de toenemende werklast voor rechter en bewindvoerder. Anderzijds klemt juist bij economische tegenwind het sociaal-maatschappelijke belang dat de schuldsaneringsregeling ook daadwerkelijk bereikbaar moet blijven voor wie te goeder trouw is en oprecht en actief (maar tevergeefs) heeft geprobeerd met zijn schuldeisers tot een schikking te komen en voor wie aldus in een benarde schuldenpositie geen andere keuze overblijft dan een beroep op de rechter te doen. Voor deze groep schuldenaren is de schuldsaneringsregeling oorspronkelijk bedoeld en voor die groep wordt de toegang tot de regeling ook in het nieuwe stelsel niet belemmerd. Tot laatstbedoelde groep behoort verzoeker naar het oordeel van de rechtbank. Verzoeker heeft immers voldoende aannemelijk gemaakt dat het ontstaan van de schulden niet aan hem is te wijten, dat hij saneringsrijp is, dat hij actief en oprecht naar andere oplossingen heeft gezocht maar dat de schuldsaneringsregeling voor hem daadwerkelijk het laatste redmiddel is.
Hoewel de wetgever heeft beoogd met aanscherping van genoemde afwijzigingsgrond de toestroom tot de schuldsanering te beperken, moet ook rekening worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van het geval. Dit geldt temeer nu de wetgever de termijn van tien jaar vooral lijkt te koppelen aan de negatieve gronden voor tussentijdse beëindiging van artikel 350 lid 3 Fw, waaruit kan worden opgemaakt dat de betreffende saniet mogelijk nog niet saneringsrijp was en, indien zich wel de situatie voordoet dat hij saneringsrijp is, alsnog de mogelijkheid moet hebben om toegelaten te worden tot de schuldsanering. In onderhavig geval heeft verzoeker er blijk van gegeven de verplichtingen die de regeling met zich brengt te kunnen nakomen en derhalve saneringsrijp te zijn. Het gevaar van toelating van niet saneringsrijpe schuldenaren doet zich in dat geval dus niet voor. Gelet op voornoemde bijzondere omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verzoeker kan worden toegelaten tot de schuldsanering.
1.6. Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoeker verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met betaling van zijn schulden. Van een grond voor afwijzing van het verzoek is niet gebleken.
1.7. Het betreft een hoofdinsolventieprocedure (artikel 3, eerste lid, Insolventieverordening).
2. De beslissing
De rechtbank
2.1. spreekt de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum]1971 te [geboorteplaats] ([geboorteland]),
wonende: [adres], [woonplaats];
2.2. benoemt tot rechter-commissaris mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk,
en tot bewindvoerder A. Brekelmans,
correspondentieadres: Postbus 3023, 5902 RA Venlo;
2.3. geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen voor de duur van dertien maanden;
2.4. alle gelegde bijzondere beslagen ten tijde van dit vonnis op de aan verzoeker toekomend loon en/of uitkering(en) komen met onmiddellijke ingang te vervallen, in afwachting van nadere instructies zijdens de bewindvoerder;
2.5. kent, bij toereikend actief, gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling aan de bewindvoerder een voorschot op het salaris toe ter hoogte van het in het Besluit Salaris Bewindvoerder aangegeven minimum salaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.