ECLI:NL:RBROE:2012:BV8618
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - meervoudig
- Th.M. Schelfhout
- A.W.P. Letschert
- B.J. Zippelius
- Rechtspraak.nl
Bouwvergunningen en geurhinder in nieuwbouwproject nabij veehouderij
In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 8 maart 2012 uitspraak gedaan over de vrijstellingen en bouwvergunningen voor een nieuwbouwproject in de nabijheid van een veehouderij. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verweerder, het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Weert, voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de conclusie dat na de realisatie van het project een aanvaardbaar woon- en leefklimaat zal bestaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geurhinder acceptabel is, omdat de voorgrondbelasting de toegestane geurnorm niet overschrijdt en er geen sprake is van onaanvaardbare stankhinder door de veehouderijen in de omgeving. Dit oordeel is gebaseerd op de rapportages van Milieuadviesbureau BV, die de geurbelasting op de woningen heeft berekend en aangetoond dat deze onder de vastgestelde norm blijft.
De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak van 8 juli 2011 al vastgesteld dat de achtergrondbelasting onvoldoende in kaart was gebracht, wat leidde tot de mogelijkheid voor verweerder om de gebreken in het besluit te herstellen. Na aanvullend onderzoek heeft verweerder geconcludeerd dat de cumulatieve geurbelasting niet onaanvaardbaar is. De eisers, die bezwaar maakten tegen de besluiten, voerden aan dat de woningen binnen de geurcontour van 14,0 OUe/m3 liggen en dat de achtergrondbelasting verkeerd was berekend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de berekeningen van M&A correct zijn en dat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun stellingen.
De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd, maar de rechtsgevolgen van deze besluiten in stand gelaten, omdat de rechtbank van oordeel is dat de besluiten alsnog voldoende gemotiveerd zijn. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die zijn vastgesteld op € 1.092,50, en het griffierecht van € 894,00 dient door verweerder aan eisers te worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.